Wasiana op, hij werd bestuurslid van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas en redactie-secretaris van de Annalen. En ondertussen publiceerde hij gewaardeerde bijdragen in talrijke heemkundige, geschiedkundige en algemeen-culturele bundels en tijdschriften. Hij bouwde een innige vriendschap op met dr. Jozef Goossenaerts en werd door deze Vlaamse voorvechter op het Reynaertpad gejaagd. Vóór alles werd Jozef de Wilde vossejager. Sinds 1953 speurde hij onophoudelijk, bezeten door die schalkse vos. Ondertussen verhuisde hij als pastoor naar Semmerzake en in 1959 naar Lembeke. In 1976 keerde hij naar Sint-Niklaas terug om er te ‘rusten’. Die rust betrof alleen het pastorale werk. Bijna vijftig jaar had hij het beste van zichzelf gegeven aan eenvoudige parochianen in kleine Oostvlaamse dorpsparochies en in een volkse stadswijk.
Pas in 1989 wilde hij zijn bevindingen definitief voorleggen en publiceerde hij wat hijzelf als zijn levenswerk beschouwde Van den vos Reynaerde ontsluierd. Dankbaar voor de kansen, fier over zijn prestatie, bewust dat zijn hoge ouderdom het moment van afscheid niet kon tegenhouden, schreef hij zijn resultaten neer. En hoewel de titel van het boek een zekere zelfbewustheid uitstraalt, was De Wilde een bescheiden man. In vele avondlijke gesprekken leerde ik een integer man kennen, groot in eenvoud, iemand die het leven had aanvaard zoals het kwam, maar tevens iemand die opstandig kon worden om wat de mensen elkaar aandoen.
De Wilde was een gastvrij, beminnelijk en gul man. Hij apprecieerde tekenen van bevestiging van en waardering voor zijn werk, zo de lof voor zijn historisch werk, de De Potter- en Broeckaertprijs die hij kreeg voor zijn uitgebreid historisch oeuvre, de tentoonstelling in de stadsbibliotheek die aan hem gewijd werd en de publikatie van een portret in de tentoonstellingscatalogus en in Tiecelijn. Hij was immers ‘maar’ een ‘simpele boerepaster’ die zich zonder vorming en diploma's met de wetenschappers meette.
Over zijn Reynaertstudie was hij niet volledig tevreden. Hij droomde van een grootser werk, een commentaar. Hij piekerde en werkte onverdroten verder, zichzelf uitputtend, de laatste krachten bundelend tot in zijn laatste levensdagen. De oude boom heeft zijn verplanting uit de Sint-Niklase Broederstraat niet lang overleefd, nauwelijks één jaar. De banden waren doorgesneden. Hij miste er de oude vrienden, de kleine bezoekjes, de diepgaande gesprekken, de bezoeken aan de Oudheidkundige kring en voorzitter Van der Gucht en vooral zijn grote boekenkast. Toch heeft hij in de Zeelse Kapellestraat nog gelukkige dagen beleefd.
Met Jozef de Wilde verliest het Waasland na Herman Heyse weerom een Reynaertmonument. De Wildes Reynaertwerk belichtten we eerder dit jaar in een Tiecelijn-portret (1993, p. 13-16). Of de resultaten van De Wildes historisch-geografisch georiënteerde Reynaertstudie staande zullen blijven in de kritiek, weten we niet. Wat in elk geval als een rots zal blijven staan, is zijn historisch werk. De amateur in hem oversteeg daarin zichzelf en groeide uit tot een kenner, een man die sprak met gezag. Wat ook zal blijven is het beeld van die lieve, oude, beminnelijke en gepassioneerde man bij wie wij zo menig uur sleten.
[Rik VAN DAELE]