Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Latijnse en Middelnederlandse ‘disputaties’
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Andere verklaringsgronden echter, zoals een juridisch-retorische rolverdeling onder invloed van de rechtspraak, zijn hier eveneens denkbaar. Opvallend is dan ook het voorbehoud van sommige auteurs dat de ‘scholastieke wending’ soms maar matig voorkomt en de voorzichtige karakterisering van dialogen met opponerende gesprekspartners als ‘verre uitloper’ van de Latijnse traditie.Ga naar voetnoot6 In deze bijdrage over de verhouding van Latijnse en Middelnederlandse cultuur willen we daarom een andere weg bewandelen dan de voorgaande, die culturele relaties vanuit bredere, hoog ontwikkelde kaders in feite top-down projecteert naar individuele auteurs of werken. De hier gekozen invalshoek laat zich omgekeerd als bottom-up karakteriseren en stelt lexicaal onderzoek in dienst van literatuuronderzoek. Meer bepaald focussen we op een vergelijkende woordanalyse van Latijns disputare en disputatio en hun Middelnederlandse equivalenten disputeren en disputacie (§ 2 en 3). Indien woorden en de begrippen die zij uitdrukken, inzicht kunnen verschaffen in de verhouding tussen Latijnse en volkstalige, c.q. Middelnederlandse, cultuur, dan geldt dit zeker voor deze kernbegrippen uit de basiswoordenschat van de Latijnse scholastieke onderwijstraditie. Zo'n lexicale benadering heeft bovendien het voordeel van een minder elitaristisch perspectief, doordat zij woordenschat ongeacht de herkomst van woorden als werkbasis neemt en daardoor een bredere spreiding van de vergelijkingspunten mogelijk maakt. Een toetsing hieraan van dialoogteksten waarin de termen disputacie en disputeren niet of slechts ondergeschikt voorkomen, complementeert verder de verkregen inzichten (§ 4). | |||||||||||||||||||||||||||||
2. Latijnse vindplaatsen2.1 Definiëring in woordenboekenWie zo een lexicale terreinverkenning in de Latijnse cultuur beoogt, heeft aan een historisch woordenboek als de Thesaurus Linguae Latinae een handzaam kompas. Het loodst de gebruiker doorheen een veelheid van vooral klassieke, bijbelse en vroegchristelijke vindplaatsen. Voor de lemma's disputare en disputatio zijn de hoofdbetekenissen getraceerd in twee parallel opgebouwde artikelen.Ga naar voetnoot7 Voor disputare luidt de betekenisomschrijving als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De structurering van deze betekenissen is bepaald door een gebruikelijke combinatie in diachronische woordenboeken van een logisch-semantisch ordeningsprincipe met een historisch (met andere woorden volgens ontstaansvolgorde). De ontwikkeling van deze betekenissen voltrok zich al in de oudheid, voorafgaand aan de overerving door de middeleeuwse latinitas, zodat we hier verder kunnen afzien van chronologische specificaties in de betekenisontwikkeling. Een eerste onderverdeling onderscheidt een semantisch specifiekere betekenis (I) ‘uitrekenen, berekenen’ van een algemenere betekenisgroep (II) die de betekenissen in twee gerelateerde subgroepen A en B categoriseert. In subgroep (A) hebben de toepassingen nog betrekking op een abstracte denkactiviteit als ‘overwegen’ en ‘twijfelen’, terwijl de tweede concretere subgroep (B) de verbale communicatie op de voorgrond stelt waarin deze denkactiviteit haar beslag krijgt. Kunnen we het hedendaagse gebruik van ‘disputeren’ en ‘disputatie’ gemakkelijk met deze laatste betekenissfeer verbinden, dan blijkt echter de verdeling van dominante betekenissen diachronisch gezien toch vaak anders of gediversifieerder. De meest algemene en frequentste toepassing die de Thesaurus vermeldt onder generatim, laat zich omschrijven als ‘argumenterenderwijs uiteenzetten, betogen, behandelen’ en impliceert dus niet in eerste instantie een betekenisaspect van communicatie tussen twee gesprekspartners. Dat geldt ook voor enige, nauw aansluitende, meer specifieke betekenissen die na deze algemene betekenis worden gegroepeerd, meer bepaald 2,a) ‘onderzoeken’ en 2,c) ‘al verklarend onderrichten’. Het betekenisaspect van wederzijdse communicatie, essentieel voor ons onderzoek naar dialoogteksten, wordt pas prominent bij 2,d) ‘over een onduidelijke zaak een gesprek voeren, iets in een samenspraak onderzoeken’, alsook in 2,f) ‘op dialectische wijze bespreken’ en 2,g) ‘redetwisten, debatteren’. Voor deze drie betekenissen is bovendien relevant dat de gedachte aan een oppositie tussen de gesprekspartners geen overkoepelend betekenisaspect is. Betekenis 2,d) en de meer gespecialiseerde, ‘dialectische’ betekenis 2,f) hebben gemeen dat ze een neutralere wijze van communiceren uitdrukken die de gesprekspartners veeleer verbindt in het gezamenlijk inzichtelijk maken van een onderwerp. Deze gespreksvoering blijft echter te onderscheiden, met een overgangsgebied, van de controverse of het debat (2,g) dat de gesprekspartners niet verbindt, maar confron- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||
teert in een strijd over twee of meer onverenigbare standpunten. De betekenisonderscheiding drukt hier een gewijzigde communicatiesituatie uit waarbij de notie van conflicterende visies en verbaal geuite onenigheid overheersend is geworden. Deze betekenisontwikkeling, geïllustreerd met een veelheid van vindplaatsen, beperkt zich niet tot het klassieke en vroegchristelijke tijdvak van de Thesaurus. Het beknoptere Mittellateinisches Wörterbuch trekt de lijnen die de Thesaurus schetst voor de middeleeuwse latinitas verder door.Ga naar voetnoot8 In een structuur die aansluit bij de betekenissen 2,d,f en g) uit de Thesaurus biedt het lemma disputatio de volgende ordening van vindplaatsen:
Met dit betekenisoverzicht beschikken we over een lexicaal referentiekader dat de Latijnse disputatietraditie en de associatie met Middelnederlandse dialogen op een gestructureerde wijze inzichtelijk kan maken. Woordbetekenissen zijn immers generaliseringen op basis van individuele, maar voldoende verwante zaken, en stellen taalgebruikers in staat de werkelijkheid te ordenen en communiceerbaar te maken. Zo beschouwd blijkt men met disputare en disputatio in de betekenissen die wederzijdse communicatie betreffen vooral taalhandelingen aan te duiden die het stellen van vragen en het geven van antwoorden over een inhoudelijk complexe kwestie gemeen hebben. Ten aanzien van aspecten zoals de wijze waarop en het doel waarmee vraag en antwoord hun beslag krijgen, kan men echter onderscheidingen vaststellen die zich volgens de hierboven vermelde betekenissen laten groeperen. We richten ons eerst op de betekenis de re ambigua colloqui, ‘een gesprek voeren over een kwestie’ (Thesaurus II, B, 2, d)), respectievelijk, substantivisch, colloquium (Mittellateinisches Wörterbuch 2, f). | |||||||||||||||||||||||||||||
2.2 De re ambigua colloquiDe communicatiesituaties waarop deze betekenis van toepassing is, blijken de vorm aan te nemen van een scala met overgangen. Aan de ene zijde van de schaal bevinden zich gesprekken die er zich toe beperken een ingewikkelde kwestie door een louter informatieve vraag of vragen inzichtelijk te maken. Worden bovendien vragen gesteld die antwoorden op hun juistheid willen toetsen, dan vindt alvast een verschuiving plaats in de richting van het andere schaaluiteinde. Aan deze andere zijde komen evaluerende replieken en expliciete tegenwerpingen voor en neemt de gespreksvoering de vorm aan van een discussie. Ondanks de verschillende verschijningsvormen staat centraal dat de gespreksvoering een vraagstuk behandelt en inzicht biedt. Voorbeelden uit de disputatietraditie van het middeleeuwse onderwijs illustreren dit. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Aan het schaaluiteinde van ‘vraag en antwoord’ documenteren pedagogische vraaggesprekken een elementaire toepassing van disputatio en disputare die men volgens het huidige woordgebruik van ‘disputeren’ niet in eerste instantie verwacht. Al in de Karolingische periode past Alcuinus beide termen toe op de gespreksvoering van dialogen die de praktijk van het middeleeuwse Latijnonderwijs weerspiegelen, zoals in De grammatica.Ga naar voetnoot9 Een scholier stelt er louter informerende vragen aan een medestudent onder toezicht van een magister die de gegeven antwoorden aanvult. Ook religieuze onderwerpen maakte men zich op deze wijze eigen. Zo laat de twaalfde-eeuwse monnik Ailred van Rievaulx in De anima een van zijn dialoogpersonages terugverwijzen naar een onderwijssituatie in zijn jeugd met een wederzijdse ondervraging tussen jonge leeftijdgenoten en naar het daarbij voorgeschreven antwoord op de vraag hoe God overal kon zijn. Eveneens op dit basisniveau, mogelijk catechetisch, verschaft converseren door vraag en antwoord inzicht in een kwestie, en laat zich dit aanduiden als disputare: cum olim puer cum pueris disputarem.Ga naar voetnoot10 Conversatie op Latijnse scholen biedt echter van in een vroeg leerstadium ruimte voor inhoudelijke kritiek. Zo vernemen we uit Latijnse vertaalzinnetjes in een Engels, vijftiende-eeuws handschrift dat scholieren in (grammaticale) schoolgesprekken met medestudenten of met de magister zowel ‘in oppositie als antwoord moesten voorzien’.Ga naar voetnoot11 Zo'n geleidelijk grotere rol voor inhoudelijke kritiek mag men tevens aannemen voor de disputaties die het schoolreglement van Troyes (1436) voorschrijft. Hoewel de jongeren de mogelijkheid tot conversatie moeten krijgen, onderstrepen deze schoolregels vooral voor de meer gevorderden het voeren van gesprekken dat zij in verband met de lessen omschrijven als disputare de lectionibus.Ga naar voetnoot12 Illustreert dit materiaal hoe conversaties op schoolniveau complexere onderwerpen dialogerenderwijs inzichtelijk moeten maken, dan kan dit proces zich ten slotte ook aan het schaaluiteinde van de ‘discussie’ voltrekken. Het Mittellateinisches Wörterbuch geeft hiervoor enkele vindplaatsen bij disputatio, 2,f,α). Aan deze zijde van de schaal verwijst onze algemene betekenis de re ambigua colloqui, respectievelijk colloquium naar volwassen, erudiete discussie. Deze kan, zoals in de Ciceroniaanse dialogen, mogelijke alternatieve zienswijzen kenbaar maken en naast elkaar plaatsen, of door de kracht van argumenten en replieken een gesprekspartner tot bijstelling of wijziging van zijn opvattingen bewegen. | |||||||||||||||||||||||||||||
2.3 Dialectica arte disserereIn vergelijking met de voorgaande algemene toepassing van disputare en disputatio is ongetwijfeld de betekenis dialectica arte disserere, ofschoon meer gespecialiseerd, cul- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||
tuurhistorisch beter bekend. Het Mittellateinisches Wörterbuch omschrijft deze in het artikel disputare (2,b) als im dialektischen Gespräch erörtern of het converseren dat zich voegt naar de wetten van het correcte, logische argumenteren, zoals die werden uitgewerkt door de dialectica of logica. De wijze van converseren werd echter zowel inhoudelijk als formeel sterk beïnvloed door de aanzienlijke ontwikkelingen op dit vlak, die ook tot uiting komen in de wisselende invulling van het begrip dialectica. Al in de klassieke traditie van Plato's dialogen en Aristoteles' Topica vertoont het begrip een aanzienlijke ontwikkeling.Ga naar voetnoot13 In de middeleeuwen vat men dialectica vooral op als de leer van het logisch argumenteren en wel in tweeërlei toepassingsbereik.Ga naar voetnoot14 In zijn meest brede zin beslaat de term het hele gebied van de logica. In beperktere opvatting en aansluitend bij de opvatting van Aristoteles duidt de term binnen de logica het specifiekere gebied aan van de argumentatieleer voor redeneringen vanuit waarschijnlijke premissen. Deze worden onderscheiden van de ‘demonstratieve’ argumentaties waarvan de premissen geen waarschijnlijke maar noodzakelijke waarheden zijn. In de klassieke en middeleeuwse toepassingen die onder deze betekenis vallen, zijn de gesprekspartners behalve door de dialectische methode bovendien verbonden door een gemeenschappelijk doel dat zich laat omschrijven als wetenschappelijke verrijking. Concreet kan dit gedeelde streven variëren van loutere training in het wetenschappelijk argumenteren en wetenschappelijk onderbouwde kennisoverdracht tot kennisuitbreiding door nieuw wetenschappelijk onderzoek.Ga naar voetnoot15 In de regel is er meer dat de gesprekspartners verbindt dan dat hen verdeelt, ook al wordt bij wetenschappelijke discussie uit de aard der zaak frequent geopponeerd of is de mogelijkheid daartoe zelfs systematisch voorzien. Tegenwerpingen, evaluerende replieken en de rol van een opponent staan hier vooral in functie van de gezamenlijke exploratie van een wetenschappelijk probleem. Waar dit doel op de achtergrond raakt, komt men echter, via een overgangsgebied, terecht op het terrein van de controverse. Deze betekenis van het gesprek op dialectisch gefundeerde, wetenschappelijke grondslag levert tevens de vindplaatsen waarmee volkstalige dialogen in verband worden gebracht. Hoewel de middeleeuwse disputatio vooral in haar universitaire vorm is bestudeerd, weten we dat studenten reeds voor hun academische opleiding in de logica en het dialectisch discussiëren werden geïnitieerd. Informatief is het relaas van de biograaf van Becket over publieke disputaties van Londense scholieren omstreeks 1170-1180. Sommige studenten beheersen (basis) procédés van de dialectica (disputant scholares, quidam demonstrative, dialectice alii) en gebruiken syllogismen.Ga naar voetnoot16 Voor onze contreien wees R.R. Post erop dat leerlingen zich de begrippen van de logica in het vijfde jaar van de Latijnse school begonnen eigen te maken.Ga naar voetnoot17 | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Dankzij schoolcurricula weten we dat vanaf de dertiende eeuw de Summulae logicales van Petrus Hispanus de basisstof voor deze initiatie leverden.Ga naar voetnoot18 Op grond van het logische begrippenapparaat uit dit boek en zijn redeneermethoden konden de verst gevorderden zich beginnen te bekwamen in het dialectisch spreken. Zo voorziet het curriculum van de Latijnse school te Ulm (omstreeks 1500) de volgende richtlijn voor deze groep die zich onderscheidt van die mitlen schuler die nog de grammatica bespreken: Zu summer zit so gond die logici zesamen in ein lection vnd disputierent vnd arguierent jn logica vnd physica wider die questiones vnd sophismata den respondentibus des tags dar uor bevolhen.Ga naar voetnoot19
In dezelfde toepassingssfeer gebruikt Jan Fongers de term disputare in zijn De puerorum disciplina et recta educatione liber van 1586 (Inter sese cum disputant doctiores). Hij tekent daarbij aan dat men na drie overtredingen tegen de voorschriften van de logica overwonnen wordt verklaard.Ga naar voetnoot20 Komt disputare in zijn gespecialiseerde betekenis hier nog voor in het kader van voorbereidingen op het wetenschappelijk onderwijs, dan biedt vooral de universitaire traditie een veelheid aan vindplaatsen. Aan de Artes-faculteit kan men globaal twee disputatietypes onderscheiden.Ga naar voetnoot21 Afkomstig uit verschillende tradities onderscheiden zij zich naar hun vorm, hoewel ook wederzijdse beïnvloeding plaatsvond. De ontwikkeling van het oudste type, dat teruggaat op de Aristotelische disputeerwijze, mondt in de dertiende eeuw uit in de Obligationes, waarbij de opponens de respondens ertoe tracht te bewegen om proposities te accepteren die in tegenspraak zijn met de stelling die hij dient te verdedigen. De opponerende rolverdeling dient hier vooral het testen, onderwijzen en oefenen van regels over logische redenering en gevolgtrekking. Het tweede type, de scholastieke disputatie, heeft zich later ontwikkeld, maar zou de ‘klassieke’ onderzoeks- en onderwijsmethode worden aan de middeleeuwse universiteiten. Zij opereert in tegenstelling tot de eerste disputatievorm niet vanuit een vooraf ingenomen stelling, maar stelt, aanvankelijk naar aanleiding van een tekst, een vraagstuk aan de orde dat vaak interne tegenstrijdigheden of tegenstrijdige interpretaties betreft. Haar doelstelling om de waarheid te bepalen of te onderwijzen realiseert ze door logische, veelal syllogistische argumentatie en wel volgens het volgende stramien.Ga naar voetnoot22 In een rolverdeling van veelal drie of meer personen formuleren zij die als respondens en opponens optreden na de vraag argumentaties pro en contra, waarna de magister als derde partij zijn onderbouwde determinatie geeft en de argumenten weerlegt die voor andere oplossingen in de discussie waren ingebracht. Te- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||
recht merkt Weijers op dat tegenspraak wel een wezenlijk technisch deel vormde van deze scholastieke disputaties, maar dat begrip en inzicht in een probleem toch het gemeenschappelijke doel waren. | |||||||||||||||||||||||||||||
2.4 Litigare, disceptareVoor onze studie naar de verhouding tussen de Latijnse disputatiecultuur en de volkstalige dialogen is ten slotte nog de hiervoor vermelde, derde woordenboekbetekenis relevant, die de Thesaurus omschrijft als: litigare, disceptare; het Mittellateinisches Wörterbuch geeft voor deze betekenis als vertalingen: ‘streiten’ en ‘über eine Streitsache verhandeln’, ‘debattieren’, ‘plädieren’ en voor het substantief disputatio ‘Auseinandersetzung’, ‘(Streit-)Gespräch’, ‘Kontroverse’, ‘Disput’. Beide woordenboeken signaleren hier terecht betekenisverschil. In tegenstelling tot de twee vorige betekenissen is het aspect van de oppositie tussen de gesprekspartners geheel op de voorgrond getreden. Het ‘conflict’ tussen hen of de onverenigbaarheid van hun meningen is betekenisbepalend geworden. Niet voor niets situeert de Thesaurus hier de voorzetselverbindingen disputare contra en disputare adversus. Evenals de twee vorige betekenissen laat zich deze toepassing met het onderwijsmilieu verbinden. Terugblikkend op zijn studietijd in Zwolle herinnert zich Johannes Busch (1399-1479) hoe hij daar ‘vaak met twee of drie docenten die in Parijs de graad van magister artium hadden behaald, debatteerde, stellig overtuigd dat zij zich vergisten en hij gelijk had’ (nam duos aut tres artium magistros Parisienses habuimus, cum quibus sepe disputans putabam eos errare et me verum habere).Ga naar voetnoot23 In dit intellectuele milieu mogen we ervan uitgaan dat het redetwisten plaatsvond volgens de principes en wetten van de logica die we al aantroffen in de vorige, gespecialiseerde betekenis. Semantisch is zij daarvan echter beslist te scheiden, ofschoon, zoals de gebruikelijke lexicografische formulering dan luidt, niet altijd even duidelijk te onderscheiden. Debet daaraan zijn vaak vaagheid in de zinscontext in combinatie met gemeenschappelijke betekeniskenmerken. Heel wat makkelijker valt deze onderscheiding te maken waar het redetwisten gebeurt op een algemene of retorische grondslag (zie verder nog § 3.2 hierna), zoals in het strijdgedicht. In het Latijnse onderwijs diende dit teksttype voor dichtoefeningen, bijvoorbeeld in twistgesprekken tussen winter en zomer.Ga naar voetnoot24 Ook teksten die niet uit dit schoolmilieu komen, duiden met de termen disputare en disputatio een debatvorm aan op retorische basis, zo bijvoorbeeld de Disputacio inter cor et oculum.Ga naar voetnoot25 In deze redetwist over de schuld van hart en oog bij het zondigen van de mens heeft het disputeren (dum sic uterque disputat) betrekking op een retorische wijze van argumenteren en repliceren, die voor rechtszaken al werd beschreven in Cicero's De inventione en de Rhetorica ad Herennium.Ga naar voetnoot26 | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||
3. Middelnederlandse vindplaatsenDoor een cultuur op te delen in woorden als kleinste betekenisdragers en daarbinnen betekenisstructuren verder te beschrijven, kan een lexicale benadering binnen kort bestek een globaal, maar gediversifieerd beeld geven van aspecten van deze cultuur. Zoals de vorige paragraaf liet zien, vervullen socio-culturele gegevens binnen deze ordening een essentiële rol. Koppelen we nu Middelnederlandse vindplaatsen aan het hiervoor verkregen beeld, dan laat ons dat op zijn beurt toe om het continuüm te toetsen dat men traditioneel veronderstelt tussen de middeleeuwse Latijnse onderwijscultuur en Middelnederlandse dialogen. In tweeërlei opzicht is dit een verrijking tegenover de huidige grote Middelnederlandse lexicografische naslagwerken. Zowel het Middelnederlandsch woordenboek als het Vroegmiddelnederlands woordenboek richten zich voor de relevante betekenissen van disputeren en disputacie vooral op algemeen-talige informatie en beperkte definities op synoniemniveau, waarbij de socio-culturele component weinig of niet in beeld komt. Tevens eindigt het perspectief van de tweetaligheid voor beide lemma's in de vaststelling van de etymologische afhankelijkheid tegenover het Latijn.Ga naar voetnoot27 In hoeverre nu sluiten bij de geschetste Latijnse betekenissen de Middelnederlandse dialoogteksten aan die zichzelf disputacie noemen of die de gespreksvoering aanduiden als disputeren? Dat beide termen in het Middelnederlands en in de periode daarna ondubbelzinnig voorkomen in toepassing op de academische dialectische discussie, is voor deze vraagstelling een vaststelling van ondergeschikt belang.Ga naar voetnoot28 Eerst is inzicht nodig in de polysemie die disputacie en disputeren met hun Latijnse equivalenten gemeen blijken te hebben.Ga naar voetnoot29 Vindplaatsen voor het woordmateriaal zijn daarbij zowel overgeleverd in de teksten zelf als in de titels waaronder zij al in de middeleeuwen circuleerden. Deze laatste categorie blijft voor onze lexicale invalshoek beslist waardevol, zelfs al zou men kunnen opperen dat titels vaak later door kopiisten zijn toegevoegd. Men mag er immers van uitgaan dat ook deze middeleeuwse taalgebruikers de bij conventie min of meer vastliggende betekenissen respecteerden. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||
3.1 De re ambigua colloquiEen getuige die uitvoerige informatie verschaft, is Jan de Weerts' Een dispitacie van Rogiere ende van Janne uit de veertiende eeuw.Ga naar voetnoot30 Het Comburgse handschrift vermeldt deze titel op fol. 218 voa, maar in de tekst zelf is de woordkeuze voor het dialoogsgewijs spreken identiek: Wanen comt, lieve Jan de Weert,
Dat ghi spreken an mi begheert,
Die niet ne can van clergyen?
Hets wonder wat ghi up mi heert:
Die vele om leeren heeft verteert,
Mach dispiterens plyen,
Waer soudic berecht hebben gheleert,
Vp sulc vraghen als ghi mi sceert,
Die clerc zijt in surgyen?
Of men hu tYpre kent ende eert,
Hout hu daer, ic bem ghekeert.
Der dispitacien ontvlien
Sal ic, macht mi ghescien. (vs. 27-39)
Tekstgegevens leren ons het volgende over de aard van de gespreksvoering. Jan de Weert concipieerde zijn Wapene Rogier in navolging van Maerlants succesvolle Wapene Martijn. Volgens het middeleeuwse kunstprincipe van creatie vanuit de traditie bepalen eigen inventiviteit en accenten de precieze plaats tegenover de brontekst. Maerlant opteerde in zijn Wapene Martijn voor een meer horizontale rolverdeling tussen de gesprekspartners met halverwege een rolwisseling tussen vraagsteller en antwoorder, een niet onbekend procédé in de dialoogliteratuur.Ga naar voetnoot31 Jan de Weert daarentegen vormt de rolverdeling om tot een verticale verhouding tussen meester en leerling.Ga naar voetnoot32 Op de openingsvraag na zijn het de opeenvolgende vragen om kennisoverdracht van ‘de leerling’ die de voortgang van het gesprek dragen. Na de openingsvraag met een tijdsklacht waaiert de Wapene Rogier uit tot een gebalanceerd betoog over zondigheid, Goddelijke genade en door de Natuur bepaald determinisme. Niet alleen de stofbehandeling, maar ook de argumentatie blijkt toegesneden op het begripsniveau van de leek met veraanschouwelijkende analogieën zoals vergelijkingen en verwijzingen naar historische exempla.Ga naar voetnoot33 Deze laatste golden in de middeleeuwse argumentatieleer als retorisch en vooral geschikt voor minder geschoold publiek, in tegenstelling tot syllogismen en inductie als typische redeneervormen voor de dialectica.Ga naar voetnoot34 De vraag- en antwoordsequensen die zich beperken tot het verschaffen van infor- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||
matie over een complex onderwerp, zonder opvoering van meningsverschillen en zonder logische begrippen of deductieve, scholastieke redeneermethodes, typeren de gespreksvoering waarnaar de Wapene Rogier met disputeren en disputacie verwijst. De betekenis ervan stemt overeen met de eerste die hiervoor bij disputare en disputatio werd gedefinieerd als de re ambigua colloqui, respectievelijk colloquium, of het dialogerenderwijs inzichtelijk maken van een complexe problematiek. Door het ontbreken van tegengestelde meningen situeert zich deze vindplaats nog aan de ‘vraag en antwoord’-zijde van het daar genoemde scala. Terloopse vermaningen als scolier ruut en Selden pleghet goet scolier/ Alsoe voert te ghane suggereren een plaats in de nabijheid van de hiervoor vermelde Latijnse, educatieve of examinerende vraaggesprekken tussen schoolmagister en leerling. De vraag rijst of een dergelijke toepassing van disputeren en disputacie misschien typerend is voor teksten afkomstig van onderlegde auteurs uit een intellectuele middenklasse. Het antwoord op deze vraag is ontkennend, zo blijkt uit de Tafel van den kersten ghelove van Dirc van Delft. Als academicus met een doctorstitel moet deze auteur uitstekend getraind zijn geweest in de scholastieke discussietechnieken die de gespecialiseerde betekenissen van disputare en disputatio aanduiden. Ook hij echter gebruikt actief de niet-gespecialiseerde toepassing van disputeren die het vragenderwijs converseren over inzicht vergende onderwerpen aanduidt. Zo kondigt zijn Tafel voor het twintigste hoofdstuk van het Somerstuc een dialoog aan met een soortgelijke verticale of hiërarchische rolverdeling als in de Wapene Rogier: een scoen disputacien twisken een meester ende enen iongher.Ga naar voetnoot35 Het gespreksverloop voltrekt zich zonder enige vorm van discussie, laat staan controverse, volgens een vraag- en antwoordstramien. Daarin stemt de dialoog overeen met zijn twaalfde-eeuwse Latijnse bron, het Elucidarium, waar een discipulus (theologische) vragen aan zijn magister voorlegt.Ga naar voetnoot36 Kwalificeert Dirc met de term disputacie zijn dialoog als een tekst die behoort tot de groep colloquia of samenspraken over inzicht vergende onderwerpen, dan vraagt het slot ervan nog enige aandacht. Aan het einde bedankt de leerling met de woorden: Meister, ghebenedijt sijn dijn woorden dijns
Monts, die mi wel dertich questien hebt berecht (r. 345)
In Jan de Weerts Wapene Rogier komen berecht en berechten eveneens frequent voor.Ga naar voetnoot37 In de vakliteratuur zijn deze termen in direct verband gezien met het scholastieke disputeren, meer bepaald als aanduiding voor de determinatio die de magister na de argumentaties van respondenten en opponenten als afsluitende wetenschappelijke opinie formuleert.Ga naar voetnoot38 Vindplaatsen als de voorgaande illustreren dat de band van berechten en berecht met de scholastiek allerminst noodzakelijk is, maar zich minstens evenzeer aandient voor de algemene ‘conversatie’-betekenis van disputeren, waarbij deze termen dus zoveel betekenen als ‘iemand goed informeren of goed onderricht worden over iets’. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De voorgaande toepassing van disputacie en berechten in de Tafel van den kersten ghelove is niet incidenteel. In hoofdstuk 47 van het Somerstuc verhaalt Dirc hoe de koningin van Saba de wijze Salomon op de proef stelt met moeilijke vragen en raadsels.Ga naar voetnoot39 Het relaas van dit gesprek omvat zeven vragen met hun antwoorden en wordt, analoog met de vorige vindplaats en zijn vergelijkbare gespreksstructuur, in de kapittelbeschrijving aangekondigd als: ende van horen disputacien veel nobels dincs. Opnieuw duikt na de vraag- en antwoordsequensen de term berecht op: ghien dinc en was die coninc en hadde haer daer of berecht. In de lijn van de verwachting heeft deze niet-gespecialiseerde betekenis van disputeren en disputacie een algemeen toepassingsbereik. De vragenderwijs gevoerde gesprekken waarnaar beide woorden verwijzen, betreffen niet alleen kennisonderwerpen en raadsels, maar ook levensbeschouwelijke kwesties. Illustratief is de volgende tekst met een memento-morithema. Handschrift C 803.010 (Cambridge, Mass., Harvard College Library) uit 1501 kondigt wervend aan: Hier beghint een schone dusputacie als van den bitteren doot en van dat leven.Ga naar voetnoot40 Het gesprek betreft een samenspraak tussen een jongeling en de dood, die door vraag en antwoord tot inzicht voert zonder discussie over standpunten. Na enig zoeken naar ontsnappingsmogelijkheden treedt een keerpunt op waarna de jongeling de dood leert zien als degene die de zondaar rechtvaardig straft en voor de deugdzame de hemelpoort opent. Argumentationeel is hier een argumentum ab effectis aan de orde dat wil overtuigen vanuit de werking en gevolgen van een handelwijze.Ga naar voetnoot41 Een dergelijke argumentatie die morele inkeer en gedragswijziging beoogt, sluit aan bij de emotionele beïnvloeding en overredingskracht van de retorica in plaats van bij de dialectica met haar logische gevolgtrekkingen. Komt de betekenis die voor het Latijn werd gedefinieerd als de re ambigua colloqui ook in het Middelnederlands ruim voor, dan kan men de voorgaande vindplaatsen beschouwen als een specifieke toepassing. Deze laat zich nader parafraseren als: over een kwestie of kennis vergend onderwerp, vaak vragenderwijs, converseren om dit inzichtelijk te maken of te onderzoeken; een (vraag)gesprek voeren, een samenspraak houden ter toelichting of tot onderzoek van zekere kwestie. Zoals we hiervoor echter al signaleerden voor het Latijn, zal men binnen de betekenis de re ambigua colloqui eveneens voor de Middelnederlandse vindplaatsen soms rekening moeten houden met gesprekssituaties waarin de andere gesprekspartner een eigen standpunt inbrengt. Illustratief is Een disputacie van de veertiende-eeuwse sprookspreker Willem van Hildegaersberch.Ga naar voetnoot42 Willems samenspraak vraagt naar een verklaring van de overheersende hebzucht in de wereld. De gesprekspartner van Willem wordt weliswaar met meester aangesproken, maar deze aanspreking impliceert niet de verticale, hiërarchische rolverdeling van de hiervoor aangehaalde dialogen. Integendeel ontwikkelen beiden aanvankelijk enigszins competitief een eigen opvatting, waarna een meningsovereenstemming volgt: Meester, nu ghi twaer bekint, / Nu dorren wy hebben gheen contraer (vs. 106-107). Willems dialoog illustreert de ‘discussie’-zijde van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||
het scala toepassingen die aansluiten bij de betekenis colloqui / colloquium. Als definitie kunnen we hier voorstellen: over en weer argumenteren in een gedachtewisseling om standpunten te evalueren en inzicht te verwerven; discussiëren. In dit geval gaat het om een auteur die elders in zijn oeuvre aangeeft dat hij het Latijn niet beheerst.Ga naar voetnoot43 Verwantschap met de dialectische toepassing van disputeren die we hiervoor juist in verband met het Latijnse onderwijs aantroffen, hoeven we bijgevolg niet te verwachten; wel een diplomatieke tijdsklacht die constructief de weg tot verbetering openhoudt. | |||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Litigare, disceptareTreffen we de Middelnederlandse dialogen die zich met het scholastieke disputeren laten verbinden dan mogelijk aan bij de betekenis litigare, disceptare, waar het conflict tussen onverenigbare visies op de voorgrond staat? We kunnen deze betekenis preciseren als ‘argumenteren en repliceren om de juistheid van de eigen opvattingen te betogen tegenover die van de tegenpartij; redetwisten, debatteren’. In dat geval dient zich vooral het genre van de ‘strijdgesprekken’ aan dat wel vaker in het perspectief van de scholastiek is geplaatst. Nadere aandacht verdient hier onder meer Boendales disputacie tusschen den poorter ende des ridders zone uit 1325-1330.Ga naar voetnoot44 Het vroegvijftiende-eeuwse Hulthemse handschrift heeft vervolgens overgeleverd: Ene dispitacie tusschen enen clerc ende sinen meester en Ene dispitacie tusschen den sone ende den vader.Ga naar voetnoot45 Laat zich hier de wijze van disputeren typeren in termen van de dialectica? Hiervoor althans bij de betekenisomschrijvingen van disputare en disputatio bleek dit de typische techniek van het scholastieke disputeren. Enige theoretische reflectie uit de middeleeuwse argumentatieleer kan ons bepaalde verhoudingen verduidelijken. Al sinds de oudheid en vroegchristelijke tijd worden de domeinen van dialectica en retorica hoofdzakelijk afgebakend aan de hand van een drietal criteria.Ga naar voetnoot46 De abstracte, algemene en theoretische quaestio infinita of thesis is het onderwerp van de dialectica. De quaestio finita (hypothesis) daarentegen gaat over een probleem verbonden aan specifieke circumstantiae en betreft bepaalde personen, plaatsen, tijden, handelingen of zaken; zij behoort tot het terrein van de retorica.Ga naar voetnoot47 Het dialectische discours vervolgens wisselt tussen de sprekers, terwijl het retorische, gedacht vanuit de redevoering, ononderbroken is. Een derde criterium is ten slotte dat bij een dialectisch discours opponent en beoordelende instantie samenvallen, en het retorisch discours behalve een opponent bovendien een rechter heeft. Zo bezien voldoen de drie genoemde strijdgesprekken wel aan het tweede criterium van de dialectica, maar niet aan het eerste en het derde. Betreft de thesis namelijk een algemeen, onbepaald vraagstuk zonder beperkende circumstantiae, dan worden de genoemde strijdvragen juist wel gevoerd in termen van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||
concrete omstandigheden zoals persoon, tijd en plaats. De morele vraag die de disputatie tussen poorter en ridderzoon in de Lekenspiegel centraal stelt, betreft het toenmalige leven van de stedelingen en de plattelandsbewoners. Dergelijke limiteringen in onder meer tijd en ruimte specificeren de vraagstelling. De uitspraak over dit conflict, waarin enige klerken de morele toestand vergelijkenderwijs beoordelen vanuit specifieke tijdscategorieën als ‘vroeger’ en ‘nu’, continueert dit concrete perspectief. In de twee andere debatten krijgt het probleem eveneens een particulier karakter door de uitwerking in termen van concrete circumstantiae. In het twistgesprek in het Hulthemse handschrift over de vraag wat het meeste vreugde schenkt, de wijn of de vrouw, sluit de argumentatie aan bij de verschillende leeftijdsfases van vader en zoon. In de Hulthemse disputatie over het grotere belang van geld of van geluk, behandelen meester en klerk hun vraag als een probleem verbonden aan omstandigheden van plaats (op zee, aan het hof), tijd en situatie (oorlog, gevangenschap), praktisch nut (handel). Door de vraagstelling of uitwerking ervan gebeurt het disputeren in deze drie strijdgesprekken dan ook veeleer binnen de invloedssfeer van de retorica dan van de dialectica. Ook wat betreft de beoordelende instantie passen deze drie strijdgedichten beter bij een retorisch discours. Er worden namelijk groepen (zoals maatschappelijke klassen bij de poorter en de ridderzoon, leeftijdscategorieën zoals de vader en de zoon), of personificaties die zeker gedachtegoed belichamen, tegenover elkaar geplaatst. Dergelijke bredere typering werkt determinerend en bindt de argumentatie die de gesprekspartners kunnen voeren aan de idee of groep die ze vertegenwoordigen. In vergelijking hiermee vergt het derde criterium van de dialectica van de partijen een meer objectieve evaluatie van de wederzijdse argumentaties, waarbij de dialectica haar functie realiseert die de Latijnse cultuur traditioneel omschrijft als het ‘onderscheiden van het ware en het onware’. De rol die voor de gesprekspartners in strijdgesprekken daarentegen is weggelegd, is door de belangenbehartiging en hun aard als ‘type’ vooral deze van woordvoerder of pleitbezorger. De disputatie in de Lekenspiegel tussen poorter en ridderzoon vertoont bovendien het typische rollenpatroon van het retorische discours volgens het derde criterium: waar in de dialectica in principe twee gesprekspartners volstaan die elkaars argumentaties beoordelen en door logisch redeneren concessies afdwingen, veronderstelt de retorica behalve de tegenstander veelal een derde instantie die het conflict beslecht. In de Lekenspiegel vervullen drie geleerde klerken deze rol. Vergelijkt men voornoemde strijdgedichten met de drie klassieke redetypes of genera causarum van het retorische spreken, namelijk het juridische betoog (genus iudiciale), de beraadslagende, raadgevende rede (genus deliberativum), en de rede die prijst of terechtwijst (genus demonstrativum), dan horen onze strijdgedichten tot de invloedssfeer van de laatste categorie. In de disputatie tussen poorter en ridderzoon (Lekenspiegel III, 26) worden argumenten voor lofprijzingen ontleend aan attributen van personen en handelingen die de retorica van oudsher voor het demonstratieve genus onderscheidt, bijvoorbeeld de levenswijze (beroepsbezigheid, aard van het leven thuis), de materiële toestand en verder de interesses waarop men zich richt.Ga naar voetnoot48 Zo ba- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||
seert de poorter zijn lof onder meer op zijn materiële welstand, comfort, rust en de stedelijke handel. Ook de repliek hiertegen is retorisch en berust op de argumentatie van de mate die de Rhetorica ad Herennium onderscheidt wanneer men ‘buitensporig verlangen naar eer, geld en dergelijke afkeurt’ en ‘aangeeft hoeveel voldoende is’.Ga naar voetnoot49 Voor de bewoner van het platteland, aldus de ridderzoon, volstaat namelijk wat hij voor zijn levensonderhoud nodig heeft en bovendien staat hij eerbiedig een tiende af van wat God schenkt. Nog een andere retorische tactiek heeft de ridderzoon goed begrepen. Puttend uit het reservoir van de klassieke oudheid stelt het dertiende-eeuwse Livre dou Tresor in zijn bloemlezing uit de retoriek: ‘door de persoon van je tegenstrever kan je welwillendheid verwerven door hem gehaat, onpopulair of geminacht te maken bij de toehoorders’.Ga naar voetnoot50 Overeenkomstig plaatst de ridderzoon de poorter volop in een negatief daglicht door diens lofprijzingen te associëren met hebzucht, ledigheid, hoogmoed en vraatzucht (vs. 83-144). In de twee disputacies uit het Hulthemse handschrift, waar slechts twee debatterende personages hun standpunt bepleiten zonder tussenkomst van een onafhankelijke derde partij, blijft de argumentatie eveneens retorisch, zonder de kritische evaluatie die men in een dialectisch discours mag verwachten. Het voornaamste argument dat in de disputatie tussen vader en zoon het pleit beslecht ten voordele van de vrouwen, is de onvergelijkbare verdienste van Maria die als Moeder Gods schepper en schepping opnieuw verzoende. Het argument berust dus op een verbinding van de voortreffelijkheid van een voorgangster en de door sekse met haar verwante groep. Dergelijke betoogwijze treffen we ook aan in Lausbergs catalogus van loci in het demonstratieve spreken, meer bepaald bij de argumenteerwijze die lof voor personen baseert op categorieën die in de tijd aan hen voorafgingen (herkomst, een roemrijke prestatie enzovoort).Ga naar voetnoot51 De voor de hand liggende vraag naar de correctheid van de generalisering ontbreekt daarentegen: straalt de lof van één onovertrefbare vrouw af op de hele groep? In een dialectisch discours zouden disputanten zich aan dit vraagstuk moeilijk kunnen onttrekken.Ga naar voetnoot52 De tegenargumentatie van de vader dat de wijn superieur is om zijn onmisbare rol in de mis en de transsubstantiatie, strookt op haar beurt met een argumentatiewijze van het genus demonstrativum om stoffelijke zaken te prijzen op grond van hun nut of toepassing.Ga naar voetnoot53 Zo'n retorische tactiek is gebruikelijk in literaire strijdgesprekken.Ga naar voetnoot54 In plaats van een onderzoeksmethode is deze dialoog een | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||
retorisch procédé waarvan de charme ligt in een speelse presentatie van religieus gedachtegoed, overeenkomstig een type vraagstelling dat het apocrief-bijbelse Ezra III (3-4) al honoreerde.Ga naar voetnoot55 Deze vaststelling omtrent de dialoog als retorisch procédé geldt tevens voor het debat tussen klerk en meester over de lof van het geld en het geluk. Van de vier traditionele manieren die de retorica aanbeveelt om tegen een argument te opponeren, passen de disputanten in feite de tactiek toe die een argument countert door er een even sterk tegenargument tegenover te plaatsen.Ga naar voetnoot56 Tegenover een situatie waarin geluk meer baat dan geld, plaatst de tegenpartij telkens een situatie waarin het omgekeerde geldt. Logisch leidt zo'n wederzijdse opstapeling van gelijkwaardige en eindeloos varieerbare argumenten niet tot bewijsvoering en conclusie zoals in de dialectica, maar eerder tot een patstelling. Andermaal is de dialoog een retorisch middel om een al vaststaand inzicht over te dragen. De meester formuleert dit, wanneer hij geld en geluk beschouwt in een religieus perspectief, waar geluk zich laat herdefiniëren als de genade Gods die tot deugdzaamheid inspireert en de hemelse zaligheid mogelijk maakt, terwijl geld het risico inhoudt van hebzucht en verlies van het zielenheil. In de drie voorgaande polemieken laat disputacie zich verbinden met de betekenis litigare, disceptare ‘debatteren, redetwisten’ en ligt de aangeduide taalhandeling op het terrein van wat de Latijnse cultuur het genus demonstrativum noemt, het lofprijzend en afkeurend spreken. Het toepassingsbereik van deze betekenis is evenwel ruimer dan het genus demonstrativum en omvat mede het juridische deelgebied van het retorische spreken, het genus iudiciale. In de Disputacie van onser vrouwen ende van den heilighen cruce is disputacie van toepassing op een discours dat vooral in het eigenlijke openingsgesprek een duidelijke juridische inslag vertoont.Ga naar voetnoot57 Uitlatingen als Es dit recht, Di ordineerde die rechte wet en Dits onrecht laten daarover weinig twijfel bestaan. Maria formuleert haar aanklacht op de volgende juridische grond: haar zoon Christus, onschuldig aan de misdaden op grond waarvan misdadigers hun leven verbeuren, is haar door het kruis onrechtmatig ontnomen (vs. 14-65). Klassieke juridische traktaten kunnen de retorische lading preciseren die de term disputacie hier aanduidt. Gerechtelijke controverses, aldus Cicero in De inventione, betreffen in de regel de volgende drie basisvragen: de vraag of de daad door de gedaagde is uitgevoerd, vervolgens, bij overeenstemming daarover, de benoeming ervan en ten slotte de aard van de handeling als rechtvaardig of onrechtmatig, nuttig of onnuttig enzovoort.Ga naar voetnoot58 In de disputacie tussen Maria en het kruis betreft de controverse de aard van de handeling: was deze onrechtmatig of niet? Binnen deze derde categorie kan de verdediging, aldus De inventione, stellen dat de handeling op zich terecht was, of zij zal bij laakbare daden juist | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||
buiten de zaak vallende omstandigheden als pleitgrond vergen.Ga naar voetnoot59 De verdediging van het kruis blijkt van het eerste of ‘absolute’ type. Het kruis erkent tegenover Maria grif dat die vrucht... u toebehoort en dat Christus onschuldig is, maar rechtvaardigt zijn handelen vanuit de christelijke verlossingsleer door zich te beroepen op het doel van de kruisdood: het herstel van Adams zondeval (vs. 73-117). In zijn slotpleidooi stelt het kruis zonder voorbehoud: In dijns kints doot es tleven al (vs. 157). De voorgaande vindplaatsen maken duidelijk hoe de litigare, disceptare-betekenis zich laat verbinden met Middelnederlandse disputaties die we kunnen typeren aan de hand van de klassieke retorische redesoorten. Binnen de litigare, disceptare-betekenis hebben deze genera echter niet het monopolie. Dirc van Delfts Tafel van den kersten ghelove gebruikt disputacie in nog algemener verband. Met name het Somerstuc behandelt een geloofsdispuut onder de titel vander disputacien twisschen den paeus Silvester ende den Joden.Ga naar voetnoot60 Van scholastiek disputeren en redeneren is echter geen sprake.Ga naar voetnoot61 Zowel de Joden als Silvester gebruiken bijbelpassages als gezagsargumenten, waarbij vanuit christelijke hoek de zaken zo worden voorgesteld dat zij het ‘natuurlijke’ christelijke gelijk en het ongelijk van de Joden aantonen. In die zin hanteert de Silvesterdisputatie, evenals de disputen hiervoor, de dialoog retorisch om een bij voorbaat vaststaande leer te verkondigen. De afstand tegenover het scholastieke disputeren geldt evenzeer voor een geloofsdispuut uit een Berlijns handschrift, opgenomen als nr. 13 in Axters' lijst, waarvan het opschrift luidt: Dit is die disputatie van S. Catharina (Fol. Germ. 1033, fol. 204-206).Ga naar voetnoot62 Tegenstrijdigheden aangehaald door de heidense meesters worden hier niet vanuit logisch sluitende redeneringen geopponeerd, maar op retorische wijze met verklaringen op basis van de christelijke geloofsbelijdenis, dogmatische inzichten en mirakelen. Een bekende disputatie die we bij de algemene, niet-dialectische toepassing van de litigare, disceptare-betekenis nog kort aan de orde stellen, is bewaard in het vroegvijftiende-eeuwse handschrift Wiesbaden 3004 B 10. Het betreft een ‘anti-hiërarchische’ tweespraak over het thema van der kerken claghe, met als aankondiging: Nu hoert. Een disputacie tusschen hem tweeen.Ga naar voetnoot63 Als personages figureren een kloosterlinge en een priester van oerdenen. De associatie van de eerste, tevens woordvoerster van de (mogelijk vrouwelijke) auteur, met de ongeleerden, en haar uitvallen naar de geschoolde geestelijken, plaatsen de dialoog buiten het gebied van de scholastieke dialectica. Het debat betreft een vraagstelling gekoppeld aan specifieke omstandigheden of circumstantiae, namelijk de zedelijke toestand van de toenmalige Kerk. Verder blijven de personages door hun typering gebonden aan de onveranderlijke zienswijze die past binnen hun rol. De standpunten die de priester als woordvoerder voor de clericale hiërarchie vertolkt, vormen een contrasterende achtergrond voor de dominerende spreekbeur- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ten waarin de kloosterlinge haar kritiek ventileert. Ook vanuit dit hoofdpersonage bekeken, geldt de dialoog als een middel om de auteursvisie te etaleren en niet als een dialectische, heuristische methode die ware inzichten wil achterhalen. | |||||||||||||||||||||||||||||
3.3 Dialectica arte disserereOpvallend afwezig in ons overzicht zijn echter vooralsnog dialogen waarin de gespreksvoering beantwoordt aan wat de Thesaurus definieert als dialectica arte disserere (II, B, 2, f) en in het Mittellateinisches Wörterbuch wordt omschreven als im dialektischen Gespräch erörtern. Toch laat zich in Axters' lijst alvast een korte tekst aanwijzen (nr. 11). Een laat handschrift van 1639 uit de Berlijnse Staatsbibliotheek (fol. Germ. 1033) bevat samen met ander middeleeuws werk een tweespraak met als opschrift: Hie(r) begint de disputatie die S. Augustinus hatte mit sinen sohn Adeodatus (fol. 206 voa).Ga naar voetnoot64 De tekst stamt uit de Nederrijnse grenszone tussen het Nederlandse en Duitse taalgebied. Hij is geïdentificeerd als een vertaling van het begin van Augustinus' De quantitate animae (circa 388). Een korte proloog en epiloog zijn toegevoegd. Tekstvergelijking leert dat de vertaler doorgaans nauw aansluit bij zijn brontekst, naast enige kleine bekortingen waar dit de gedachtegang niet stoort. Beslaat de vertaling slechts een vijftal folio's, dan beschikken we hiermee niettemin over een deel van een filosofische dialoog waarvoor het Augustinus-onderzoek de invloed van de klassieke dialectica al aanwees.Ga naar voetnoot65 Ook het vertaalde deel in het Berlijnse handschrift illustreert hoe de dialectische gespreksvoering zich stapsgewijs voltrekt in zorgvuldige argumentatie. Aan de grondslag daarvan liggen redeneringen over het bestaan van entiteiten zonder ruimtelijke dimensies zoals de ziel, en weerleggingen van foutieve materialistische vooronderstellingen.Ga naar voetnoot66 In een gezamenlijk streven om standpunten te toetsen en uit te diepen wat gevolgtrekking en begrip in de weg staat, dragen beide gesprekspartners bij tot de voortgang van het denkproces. Als vertaalde, filosofische dialoog met een klassieke origine blijft de positie van deze tekst evenwel apart. | |||||||||||||||||||||||||||||
4. Verdere complementeringTotnogtoe hebben we vanuit een lexicale invalshoek gepeild naar relaties tussen Middelnederlandse dialogen en de Latijnse disputatiecultuur. Dergelijk lexicaal gefundeerd onderzoek doet echter logischerwijs de vraag rijzen hoe teksten waarin de geanalyseerde termen niet of slechts ondergeschikt voorkomen, zich tot de verkregen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||
inzichten verhouden. In het licht daarvan gaat deze laatste paragraaf daarom voornamelijk in op de nog niet besproken dialogen uit de inventaris van Axters.Ga naar voetnoot67 In hoeverre laten zich de vastgestelde lijnen doortrekken? Tekenend is alvast dat de teksten die Axters het ‘nauwst verwant’ achtte met de scholastiek, Maerlants Martijn-gedichten, bij nader inzien niet altijd even stevige pijlers voor deze zienswijze bleken.Ga naar voetnoot68 Tegen de toegekende status van quaestio de quolibet werden voor de Wapene Martijn vroeger al de nodige bezwaren aangehaald.Ga naar voetnoot69 Hoewel steevast een beargumenteerd antwoord wordt gegeven, voltrekt zich de gespreksvoering op een algemeen betogende of informerende wijze die zich, overeenkomstig de traditie van de leerdialoog waartoe de tekst behoort, vooral situeert op het niveau van de algemene conversatiebetekenis de re ambigua colloqui. Misschien is de vijfde vraag nog het meest verwant met de scholastiek, behalve om het distinguo dat Axters signaleerde, mogelijk ook om de denktrant.Ga naar voetnoot70 Voor het overige echter verloopt de gespreksvoering in de Wapene Martijn volgens een algemeen conversatiepatroon dat door vraag en antwoord inzicht verschaft in problemen of kennis vergende onderwerpen. Dat geldt eveneens voor twee andere teksten die in navolging van Maerlants Wapene Martijn ontstonden: de Vierde Martijn uit 1299 en de vroegveertiende-eeuwse Jans Teesteye van Jan van Boendale.Ga naar voetnoot71 De eerste voltrekt zich als een vraaggesprek zonder oppositie tussen samensprekende vrienden, terwijl de tweede een beperkte mate van meningsverschil tussen de gesprekspartners introduceert.Ga naar voetnoot72 De korte Verkeerde Martijn vervolgens parodieert ironisch het gesprek van Maerlants eerste Martijn-gedicht.Ga naar voetnoot73 De voorgaande drie navolgingen stellen vooral de toenmalige moreel-religieuze toestand centraal.Ga naar voetnoot74 Sommige vraaggesprekken van het type de re ambigua colloqui richten zich sterker op religieuze, catechetische of algemeen-ethische instructie. Een van de bekendste titels in Axters' inventaris is uiteraard Maerlants Derde Martijn, waar het gesprek bestaat uit een drietal vragen over Gods Drievuldigheid en de antwoorden daarop met instructie op het niveau van de theologisch niet geschoolde leek.Ga naar voetnoot75 Gezien het onderwerp uit bezorgdheid om heterodoxe opvattingen traditioneel als delicaat gold, gebeurt dat zonder verdere tegenwerpingen van de vraagsteller of enige dialectische uiteenzetting. Een breed spectrum van onderwerpen daarentegen met vooral geloofs- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||
waarheden komt aan bod in de Middelnederlandse Lucidarius-versies.Ga naar voetnoot76 Evenals in de disputacie van Dirc van Delft die op het Elucidarium teruggaat (zie § 3. 1), worden reeksen vragen aan een meester gesteld met het oog op kennisoverdracht en morele instructie, zonder verdere kritische reflectie of discussie.Ga naar voetnoot77 Zij handhaven daarmee de basisstructuur van hun brontekst, het Elucidarium, waarvan de eenvoudige dialoogvorm sterk doet denken aan onze schoolgerelateerde disputare-vindplaatsen in de elementaire vraag-antwoord-toepassingen. In de proloog wijst de Latijnse auteur namelijk het onderwijs-milieu aan als kader van waaruit hij, mogelijk literair-topisch,Ga naar voetnoot78 het ontstaan van zijn werk wil verklaren. Zo wilde hij met zijn antwoorden ingaan op de wens van (mede-) leerlingen die hem meermaals verzochten om hun iets toe te lichten.Ga naar voetnoot79 Gelijkaardige eenvoudige vraag-antwoordsequensen vinden we in de rolverdeling van Der jongen vraecht der meester vj punten hoe een mensce sekerlic mach sterven.Ga naar voetnoot80 Hier onderricht de meester na verzoek opsommenderwijs in zes punten over zowel het deugdzame sterven als over de biecht.Ga naar voetnoot81 Drie andere religieus instruerende dialogen uit Axters' inventaris vertonen binnen de converserende vraaggesprekken nog een typische rolverdeling met een zeer hiërarchische verhouding tussen de gesprekspartners (bijvoorbeeld een auctoritas, een allegorisch personage) waardoor de gespreksvoering een sterk verticaal-doctrinair karakter krijgt.Ga naar voetnoot82 Het betreft meer bepaald Sinte Austijn vraghede Onsen Here eene questie, Een jongher vraghede Sinte Austijne ende seide: Meester, wat es die ziele en de fragmenten van een samenspraak tusschen de schriftuere en eenen jongelinck. Vaak impliceert een dergelijke hiërarchische rolverdeling de afwezigheid van tegenwerpingen of discussie, waardoor de gespreksvoering op het scala van de betekenis de re ambigua colloqui zich weer aan de ‘vraag en antwoord’-zijde situeert. Een meer algemeen-ethische thematiek ten slotte die converserenderwijs in vraag en antwoord wordt belicht, komt aan bod in Een ionghelijnc vraechde sijn meister Meester leer mi hoe ic wiselic leven sal.Ga naar voetnoot83 Naast de moreel-ethische en religieus-catechetische instructie wordt nog de wereldlijke liefde behandeld in questien. Nergens komen zij echter voor in scholastieke zin als de gebruikelijke quaestio dubitabilis met een minstens tweezijdig beredeneerde belichting volgens het vraagstramien utrum ... an. Telkens weer, zoals bijvoorbeeld in Van der Feesten een proper dinc, is de vorm deze van een vraaggesprek waarbij de vraagsteller aan de antwoorder het gewenste inzicht ontlokt totdat de informatieoverdracht haar beslag heeft gekregen. In Van der Feesten gebeurt dit op een inhoudelijk uitvoerige en gestructureerde wijze; kleinschaliger vraaggesprekken over de liefdesthematiek zijn: Dit sijn de seven bande die Venus den minnere sande en het Conincspel.Ga naar voetnoot84 | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In sommige dialogen daarentegen profileert de gespreksvoering zich door de oppositie tussen de gesprekspartners en hun conflicterende standpunten als disceptare, litigare. Een deel van deze literaire debatten in Axters' dialogenlijst sluit aan bij een wijze van spreken die de retorica tot het ‘deliberatieve’ type rekent dat een bepaalde handelwijze bespreekt of bepleit. De gevoerde argumentatie is algemeen of retorisch. Een van de meest bekende Middelnederlandse vertegenwoordigers is wellicht Maerlants Tweede Martijn over de vraag wie van twee vrouwen men in een bepaalde dilemmatische situatie zou redden.Ga naar voetnoot85 De kwestie wordt in sterke mate beargumenteerd met historische exempla. Niet alleen zijn exempla een concrete en bevattelijke argumentatievorm die de retorica adviseert om te overtuigen en te beïnvloeden, ook de tegenargumentatie volgt een retorisch voorschrift. Zo stemt de strekking van Jacobs weerlegging Mesdaden, die den wisen messchien, / Salmen niet in exemple tien, overeen met de mededeling in de Rhetorica ad Herennium om geen voorbeelden te nemen die in zedelijk of ander opzicht ondermijnd kunnen worden door de tegenpartij.Ga naar voetnoot86 Een literaire redetwist die eveneens ruimer gebruik maakt van een exemplificatio is de dialoog tussen Redene en de broesche mensche. Verwijzing naar het lot van beroemde historische figuren doet de mens die van een deugdzame levenswandel moet worden overtuigd, uiteindelijk overstag gaan met de woorden: Ic lide verwonnen. Ga naar voetnoot87 Verder nog debatteren twee sprooksprekers in Deen gheselle calengiert den anderen die wandelinge over de vraag of het beter is rondzwervend of op een vaste plaats het sprekersvak uit te oefenen.Ga naar voetnoot88 In Van scalc ende clerc ontstaat het twistgesprek uit een tegengestelde mening over de toelaatbaarheid van gevlei en opportunisme jegens de machtigen der aarde.Ga naar voetnoot89 Beide laatste teksten maken, evenals hiervoor de disputacie tusschen den poorter ende des ridders zone (§ 3.2), gebruik van argumenten als persoonlijk gewin en eigen positie, en begeven zich daarmee op het terrein van de concrete circumstantiae en het retorische discours. Niet van het deliberatieve type, maar gericht op een schuldvraag zoals de hiervoor aangehaalde Disputatio inter cor et oculum, is ten slotte Vander zielen ende van den lichame.Ga naar voetnoot90 Evenals bij deze Latijnse tekst is het doorschuiven van de schuldlast inzet van de redetwist. Het voorgaande overzicht illustreert hoe de gespreksvoering in de dialogen uit Axters' lijst vooral verwant blijkt met deze van teksten die hun discours aanduiden als disputacie en disputeren in de zin van de re ambigua colloqui of (algemeen/retorisch) litigare, disceptare. Ook teksten buiten deze inventaris, die zoals Axters expliciet vermeldt, geen aanspraak maakt op volledigheid, bevestigen het grote aandeel van instructieve vraaggesprekken met een eenvoudige vraag-antwoordstructuur.Ga naar voetnoot91 Van andere vormen van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gespreksvoering zijn tot nu toe maar heel weinig voorbeelden aan te wijzen. Eveneens buiten de lijst van Axters wijzen we in dit verband afsluitend op een dialoog waarvan de gespreksvoering zich bevindt op het niveau van het dialectische spreken. Het betreft dan, evenals in het geval van Augustinus' De quantitate animae, een vertaalde tekst met een aparte status, namelijk de Vertroosting van de Wijsbegeerte van Boëthius uit circa 520, die in het Middelnederlands meermaals wordt gedrukt of gekopieerd in de vijftiende eeuw en in de Gentse vertaling (1485) zelfs een apart scholastiek commentaar krijgt.Ga naar voetnoot92 Deze tekst sluit evenals Augustinus' tekst aan bij de klassieke wijsgerige methode om vragender- en redenerenderwijs een probleem door dialectische disputatie tot klaarheid te brengen, deels zoals in de ‘Socratische’ dialogen.Ga naar voetnoot93 | |||||||||||||||||||||||||||||
5. SlotIn deze bijdrage hebben we de Middelnederlandse woorden disputacie en disputeren, voorzover die de dialoogtekst zelf of zijn gespreksvoering aanduiden, vergeleken met de lading die disputatio en disputare in de Latijnse intellectuele cultuur dekken. De resultaten steunen niet de visie in de vakliteratuur die volkstalige dialogen vaak binnen de invloedssfeer van de Latijnse scholastieke disputatio plaatst. Toch betekent dit niet dat men de gedachte aan een continuüm voor dit teksttype met de latinitas terzijde moet schuiven. De besproken voorbeelden maken namelijk duidelijk dat middeleeuwse taalgebruikers die naar Middelnederlandse dialoogteksten en hun gespreksvoering verwezen met disputeren en disputacie, vaak een ander beeld voor ogen stond dan het perspectief waarin de literatuurgeschiedenis deze teksten later plaatste. In de literatuurstudie is de focus vaker scherpgesteld op cultureel verder afgelegen begripsonderscheidingen als de middeleeuwse scholastieke quaestio en quaestio disputata, terwijl dichterbij gelegen categorieën als het brede toepassingsbereik van disputare / disputatio en disputeren / disputacie buiten het beeld vielen. Overeenkomsten met de Latijnse disputatiecultuur konden we vooral situeren op het niveau van de colloqui-betekenis en in de sfeer van het litigare, disceptare. De achterliggende denkwijzen en redeneerpatronen lieten zich typeren als algemeen of eerder retorisch dan dialectisch van aard. Dat de besproken teksten in tijd en herkomst divers zijn, wijst op een algemene tendens in de toenmalige taal en cultuur. Teksten waarin de termen disputacie / disputeren niet of slechts ondergeschikt voorkomen, bevestigen deze sterke aanwezigheid van de colloqui- en litigare, disceptare-types. Ook de dialectische gespreksvoering komt voor, hoewel nog maar weinig voorbeelden bekend zijn. Mogelijk kan toekomstig onder- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zoek deze component verder uitbouwen, temeer daar de lijst dialogen ondanks de verdienstelijke verzameling van Axters en enige toevoegingen in deze bijdrage, nog verdere aanvulling behoeft. Indien overigens het continuüm zich daarbij vooral uitbreidt naar de niet-dialectische branches binnen de latinitas, dan zou dit de studie van dialoogteksten niet minder boeiend maken. Er zou zelfs meer waardering mogelijk zijn, indien men dergelijke teksten niet beschouwde vanuit het elitaristische perspectief van dialectica en scholastiek, geschetst bij de aanvang van deze studie, dat gemakkelijk leidt tot een beeld van gesunkenes Kulturgut in de volkstaal. | |||||||||||||||||||||||||||||
SummaryMedieval dialogues in the vernacular are often studied as components of the range of influence created by the Latin environment of academic disputational discourse. Yet this assumption is typically based on rather general correspondences. The present article contributes to our understanding of the continuum between the Latinitas and Middle Dutch dialogues through a ‘bottom-up’ (rather than a ‘top-down’) method, based on a lexical analysis of the Latin words disputare and disputatio and their Middle Dutch counterparts disputeren and disputacie. In contrast to what has often been assumed, the medieval understanding of a dialogue or its discourse as disputacie or disputeren often differed from their Latin equivalents. The prevalent general meaning of the word is defined in Latin dictionaries as de re ambigua colloqui / colloquium and litigare, disceptare. The course of reasoning is general or rhetorical, and lacks the dialectical cast of disputare and disputatio in the specialized sense of dialectica arte disserere. There is some evidence of this type of disputation, but so far it is based on only a few Middle Dutch translations from late antiquity. Research on Middle Dutch dialogues without the words disputeren and disputacie confirms the previously mentioned tendencies.
Adres van de auteur: Instituut voor Nederlandse Lexicologie Postbus 9515 NL-Leiden 2300 RA kinable@inl.nl | |||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||
|
|