De nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren
(1697)–Anoniem Nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren– Auteursrechtvrij
[pagina 64]
| |
Op de Wyse: Als begint,
Celadon.
KOmt schoone herderin,
Mijn Lauro die ik min,
Komt treedet 'met my te Velde in
Want den dageraat
Seer liefelijk opstaet;
Komt liefste want het is te laet.
Beminde Celidon
k' En sie nog niet de son
Dat sy gedaalt is op ons bron ?
Want hier al in dit dal
De menschen slapen al
Laet nog gesloten onse stal.
Wel hoe schoon Laura maeght.
Gy zyt de son die draegt,
Want uwe schoonheyt myn behagt,
U glans die licht soo ver,
Schoonder als Jupiter,
Die schoone klare morgen ster,
Stilt Herder dit gepraat
En na u rust toe gaet
Ik bid u my dog slapen laet,
Want siet so haast Auroor
Daalt op het Hemels spoor,
Sal ik gaan met mijn schaapkens door
Neen lief gaen wy nu bey,
Want het is in de Mey,
Vergunt my d' eer dat ick u ley,
Want siet ach Lief ick sal,
Van dese groene dal,
Maken een kroon van bloemkens al
Ik weet wel soete vrint
Dat gy my seer bement ?
| |
[pagina 65]
| |
Darom ben ik tot u gesint:
Ik sal dan ras opstaan
Schieten mijn Kleerkens aan
En met mijn Schaapkens weyden gaan
Mijn uytverkooren Bruyt,
Die vreugt mijn hert ontsluyt,
Dat u bekoort mijn droef geluyt.
Kom, kom mijn laura kom
Mijn overschoone blom
Kiest my voor uwen Bruydegom.
Neen Herder t'is nog tijt
Het dient nog wat gevryt,
wel warom gy so hastig zijt ?
Neen Neen mijn lieve maat
Te hastig dat is quaat;
Darom versint met wijser raat.
Regeerster van mijn hert,
Vorstresse van mijn smart,
Ach dat u Ziel beweegt eens wert:
Gy zijt die my ontstelt,
d'Oorsaek is u schoon beelt
Dat Celidon van liefde queelt.
Herder stilt dit geklag,
Ik my wel spoeden mag,
Want het wort spaey al op den dagh:
Mijn vee dat siet al om
Dorstig na kruyt aan de bron.
Mijn Laura ik ga mee,
Ik bidd' u zijt te vree;
Want ik ga na de selve steet
Daar ik in 't Jeugdig dal
Mijn lieve Boexkens al
By uw' Schaapkens weyden sal.
Adjeu ik gae wat voor,
Mijn Schaepkens lopen door,
Sy sullen doolen in het spoor.
Ach lief stelt u gerust,
Ghy maeckt mijn hert vol lust,
| |
[pagina 66]
| |
Ach liefst Bruydt noch eens gekust.
|
|