Een nieuw lied. Van een requisitionair(ca. 1795-1819)–Anoniem Nieuw lied. Van een requisitionair, Een– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 2] [p. 2] Een nieuw lied. Van de verliefde boerin. Op een aangenaame Wys. 1. Zo lang als ik was een Boerin, Moest ik veele kwelling lyden. 'k Was jong ik liep met 't hart vol min Maar niemand kwam naar myn te vryden, Myn Moeder was een aardig Wyf, Zy keef en knorden nagt en dagen Zy deden my een rok aan 't lyf, Geheele oude moden dragen. 2. Terwyl ik zonder Vryjer zat, Met minneziekte was bevangen, Ik aan myn Moeder teder hadt, 'k Ontdekte haar myn hartverlangen, 'k Ging dienen in de Stad van Gent, Myn hart sprong op al van verlan, Haast was ik voor Juffrouw bekent Om dat ik kon de Modes dragen, 3. 'k Kleeden my als een mooije Pop 'k Weet dat 'k de Jongmans kan bekoren, Ik zette een Mutsje op myn kop; Met heel nette Plooitjes van vooren En alleby myn ooren bloot, waarin zy Rangen Klokken zagen, Myn blydschap die was zeker groot Om dat ik kon de Modes dragen. 4. Een kort jakje met een strook 'er om De mouwen gelyk als mamelukken, Een lange zwarte Rok daarop, Doet de Jongmans van liefde jukken witte Kousen met roode Schoen, Met lint en strikje omgeslager, Nu heb ik Vryers al genoeg, Om dat ik kan de Modes dragen. 5. Daar is nog iets dat ik niet kan, En dat beroofd myn Jonge zinnen, Ik heb wel Vryjers maar geen man, Ik zou liever trouwen als te minnen want een Meisje in haar jonkheid, Kan ligtelyk een voet ontslagen, Al is de vreugt in 't graf geleid, Men doet myn al de Modes dragen. EYNDE. Vorige