Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2011-2012
(2013)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| ||||||
Levensberichten | ||||||
[pagina 19]
| ||||||
Hendrik ten Boom
| ||||||
[pagina 20]
| ||||||
mede zijn studierichting. Het tijdsgewricht, 1943, was uitermate ongunstig voor een geregelde studie. Het lukte Ten Boom dan ook niet om na de oorlog zijn theologische studiën aan de Rijksuniversiteit van Utrecht met een doctoraal examen af te sluiten. Op advies van prof. dr. S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel kon hij in 1947/48 wel een semester op een college in Virginia (u.s.a.) doorbrengen, waar hij zich in de kloostergeschiedenis verdiepte. In 1952 trouwde Ten Boom de predikantsdochter Joke Spijkerboer. Met haar vertrok hij naar West-Duitsland en daar werkte hij aanvankelijk onder auspiciën van de Wereldraad van Kerken in het vluchtelingenkamp Espelkamp. Daarna diende hij twee Duitse Evangelische Gemeenten in de omgeving van de steden Siegen en Mönchengladbach. Het echtpaar Ten Boom kreeg vier kinderen en met het oog op hun scholing en verdere opleiding besloot Ten Boom in Nederland te gaan werken. In 1966 nam hij het beroep aan naar de streekgemeente Maas en Waal, een gebied waar het protestantisme een minderheid vormde, zeker in het dorp Wamel, waar de pastorie stond. Als weinig dogmatisch predikant lagen bij de bescheiden en soms haast verlegen Ten Boom de grootste gaven in zijn pastorale werkzaamheden en betoonde hij zich een man, die goed naar mensen kon luisteren. In Wamel diende zich onverwacht een bijzondere belevenis aan, toen een kerkeraadslid hem een kast toonde gevuld met de archiefbescheiden van de gemeente, documenten die ten dele zelfs dateerden van voor de reformatie. De latent aanwezige belangstelling voor geschiedenis werd aangewakkerd, toen Ten Boom zich op het pad van het archiefonderzoek en archiefbeheer begaf. Om als archivaris toegerust te worden volgde hij eerst de cursus 1969/1970 van de Rijks Archiefschool, die opleidde tot het diploma middelbaar archiefambtenaar. Dat kostte hem weinig moeite en de wens om van beroep te veranderen werd sterker. Om tot de opleiding tot hoger archiefambtenaar toegelaten te worden was een doctoraal examen vereist. Dat verwierf hij aan de Gemeente Universiteit Amsterdam met in het vakkenpaket onder andere kerkgeschiedenis en oud-vaderlands recht. Hij meldde zich opnieuw bij de Rijks Archiefschool, studiejaar 1973-1974 en behaalde het gewenste diploma. Hij had daarbij het geluk op het gemeentearchief van Rotterdam, dat toen geleid werd door de zeer verdienstelijke gemeentearchivaris drs. R.A.D. Renting, al in het najaar van 1973 een aanstelling als wetenschappelijk ambtenaar te krijgen. Dat betekende defnitief het einde van zijn predikantschap en het | ||||||
[pagina 21]
| ||||||
echtpaar Ten Boom verliet het landelijke Wamel voor de stad Rotterdam. In Rotterdam werd Ten Boom in het diepe gegooid. Hij kreeg de opdracht de inventarisatie van het belangrijke oude stadsarchief tot 1813, dat de auteur dezes voor 75% voltooid had, af te ronden. Dat betekende het begin van onze vruchtbare samenwerking. Menigmaal reisde hij naar Deventer af, waar ik gemeentearchivaris was geworden, om over de afronding van dit werk te spreken. Zijn gave om het belang van archieven in hun historische context en in hun soms weinig logische wordingsge-schiedenis te schetsen, is in het bijzonder tot uitdrukking gekomen in de ruim dertig pagina's tellende inleiding waarmee hij de uitgave van de tweedelige inventaris van het Rotterdamse stadsarchief verrijkte en die geheel alleen zijn arbeid is.Ga naar voetnoot1. Met enige regelmaat publiceerde Ten Boom in het Rotterdams Jaarboekje, zoals hij in zijn Gelderse tijd ook artikelen geschreven had voor de ‘Bijdragen en Mededelingen’ van de historische vereniging Gelre en voor het Nederlands Archief van Kerkgeschiedenis. Hoe waardevol zijn artikelen ook waren, altijd gegrondvest op gedegen archiefonderzoek, het magnum opus van Ten Boom werd zijn dissertatie ‘De Reformatie in Rotterdam 1530-1585’. Een handelseditie van het proefschrift verscheen in 1987 in de prestigieuze Hollandse Historische Reeks.Ga naar voetnoot2. Voor de promotie was Ten Boom teruggekeerd naar de Utrechtse Universiteit met prof. dr. O.J. de Jong als promotor en de Leidse prof. dr. J.J. Woltjer als co-promotor, beiden bij uitstek kenners van de zestiende eeuw en het rafelige verloop van de reformatie in de Nederlandse gewesten. Het jaarverslag van de mnl 1985/86 meldde zijn benoeming tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Inmiddels was Ten Boom docent geworden aan de Rijks Archiefschool, waar hij de studenten voor het middelbaar archiefexamen inwijdde in de institutionele geschiedenis van de Nederlandse kerken vanaf de zestiende eeuw, ook toen al voor velen een onontwarbare kluwen van stromingen en kerkgenootschappen. Ook trad hij toe tot de Commissie voor de Archieven van de Nederlands Hervormde Kerk, waar hij in de jaren van mijn voorzitterschap zitting had van 1987 tot 1995. Onder zijn begeleiding kwam de door mevrouw drs. A. Fris bewerkte, lang verwachte nieuwe toegang op het belangrijke zogenaamd Oud-Synodaal Archief tot stand.Ga naar voetnoot3. Belangrijk was het voor hem, dat in de jaren na 1985 de vereniging van Duitse kerkelijke archivarissen congressen organiseerde, waar al voor de Wende Oost-Europese collega's aan deel mochten nemen. Voor een archivaris die predikant over de Nederlandse grenzen heen was ge- | ||||||
[pagina 22]
| ||||||
weest een stimulerende ervaring. Tijdens gesprekken met Nederlandse collega's op die bijeenkomsten werd de idee geboren van een Nederlandse vereniging voor liefhebbers en beoefenaars van kerkgeschiedenis. In de kringen van de mede door hem opgerichte ‘Vereniging voor Kerkgeschiedenis’, waarvan hij in 1989 de eerste voorzitter werd, voelde Ten Boom zich wellicht het meest thuis. Hier kon hij zijn kennis en gaven als predikant én als archivaris samen benutten. De jonge vereniging maakte een opmerkelijke start, door te beginnen met een reeks publicaties, veelal de neerslag van congressen. Tien jaar later kwam er een tijdschrift bij. Het onderwerp van de in 1992 als vierde bundel verschenen publicatie onder de titel ‘Utrechters Entre-Deux’ lag helemaal in zijn lijn: de overgang van de zestiende naar de zeventiende eeuw, tevens de overgang van het Katholicisme naar een veelkleurige godsdienstkaart, tevens het tijdvak waarin een ieder zich af moest vragen waarom hij bij de oude religie bleef of waarom hij voor het protestantisme koos met alle culturele en maatschappelijke gevolgen van dien.Ga naar voetnoot4. Overigens had de kerk niet alleen zijn historische belangstelling. Als gewoon gemeentelid bezocht hij met zijn vrouw in de Rotterdamse jaren trouw de diensten in Laurenskerk. Vanuit die kring werd zonodig ook weer graag een beroep gedaan op zijn historische kennis.
Predikant, historicus-archivaris, verenigingsman, het gaf Ten Boom een rijk leven, waarin hij met zijn regelmatige en fijne handschrift een rijke wetenschappelijke erfenis heeft nagelaten. Zoals zijn handschrift zo was ook de helderheid van wat hij schreef. Toen de gezondheid van zijn vrouw en van hem rond de eeuwwisseling wat terug liep, besloten Henk en Joke Ten Boom Rotterdam te verwisselen voor een beschuttere vorm van wonen in Wageningen. Nog steeds probeerde hij te schrijven of onderzoek te doen. Nog in 2012 verscheen er postuum een artikel in het Tijdschrift van de Vereniging voor Kerkgeschiedenis, dat een bewerking was van een eerdere bijdrage in het Rotterdams Jaarboekje.Ga naar voetnoot5. Zijn aandacht verplaatste zich ook naar de geschiedenis van zijn familie en naar zijn grootvader de predikant Van der Plasssche, waarbij het hem ontgoochelde, dat de door hem als kind zo bewonderde figuur na bestudering zijn aureool verloor. Beide studies resulteerden in opstellen alleen bestemd voor zijn kinderen en kleinkinderen. In het najaar van 2011 verzwakte Ten Boom en op 11 december overleed hij in zijn slaap. Na een dienst door zijn zoon ds. Wessel ten Boom in | ||||||
[pagina 23]
| ||||||
de dorpskerk van Wamel vond op 15 december aansluitend zijn begrafenis plaats op het kerkhof aldaar, dat zoals vroeger gebruikelijk nog rond de kerk gesitueerd is.
Henk ten Boom was een bescheiden en zachte man, een vriend voor velen met wie hij samenwerkte in zijn lange leven; en met zijn eruditie een sieraad van het Nederlandse archiefwezen.
bernard woelderink Met dank aan ds. W.H. ten Boom
| ||||||
[pagina 24]
| ||||||
Voornaamste geschriften
|
‘De vestiging van de Gereformeerde Kerk in het Land van Maas en Waal en de aangrenzende dorpen in het Rijk van Nijmegen in het begin van de 17de eeuw’, in: Nederlands Archief van Kerkgeschiedenis, nieuwe serie 50, 1969/1970, p. 197-229. |
‘De Diakonie der Gereformeerde Kerk te Tiel’, in: Nederlands Archief van Kerkgeschiedenis, nieuwe serie 55, 1974/75, p. 32-69. |
‘Clarekamp te Wamel. Een Gelders Klooster van de Tweede Orde van St. Franciscus (Clarissen) van ca. 1445-1574’, in: Bijdragen en Mededelingen van de vereniging Gelre, lxix, 1967/77, p. 1-6. |
‘Een onderzoek naar de lotgevallen van de vicarieën in het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen’, in: Bijdragen en mededelingen van de vereniging ‘Gelre’, lxviii, 1974/75, p. 151-174. |
‘De eerste secretarissen van Rotterdam; gegevens over ambt, werkzaamheden en personen tot circa 1530’, in: Rotterdams Jaarboekje, 1979, p. 151-155. |
- voetnoot1.
- H. ten Boom en B. Woelderink, Inventaris van het oud archief van de stad Rotterdam, 2 delen, Rotterdam 1976.
- voetnoot2.
- H. ten Boom, De Reformatie in Rotterdam, 1530-1585, Hollandse Historische Reeks 7, 1987.
- voetnoot3.
- A. Fris, Inventaris van de archieven behorend tot het ‘Oud Synodaal Archief’ van de Nederlandse Hervormde Kerk, 1566-1816, Hilversum 1991.
- voetnoot4.
- Utrechters Entre-Deux. Stad en Sticht in de eeuw van de Reformatie, vierde verzameling Bijdragen van de Vereniging voor Nederlandse kerkgeschiedenis, Delft 1992.
- voetnoot5.
- H. ten Boom, ‘Phylacterion, een geheime broederschap ter bestrijding van het rooms-Katholicisme’, Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis, 15 (2012), af. 1, p. 5-11. Een bewerking van zijn artikel in Rotterdams Jaarboekje, 1992, p. 175-191.