hem de kans een definitieve streep onder zijn gereformeerde opvoeding te zetten.
Nuis droeg aan Tirade niet alleen essays en literair-kritische stukken bij, maar ook poëzie. Daarmee nam hij een eigen plaats in onder de zogenaamde Tirade-dichters, een onder meer uit Jan Emmens, Rutger Kopland en Judith Herzberg bestaand gezelschap dat onderdak genoot bij uitgever Van Oorschot.
Na zijn doctoraal examen verbleef Nuis twee jaar op Jamaica, waar hij in het kader van ontwikkelingswerk sociologisch onderzoek deed. Na terugkeer in 1960 werd hij opgeroepen voor militaire dienst en opgeleid tot officier-administrateur. Eenmaal bevorderd tot vaandrig werd hij uitgezonden naar Nieuw-Guinea, op dat moment nog een Nederlandse kolonie, maar fel betwist door de Indonesische regering onder leiding van president Sukarno. Hij zou van zijn ervaringen verslag doen in De balenkraai.
In 1962 trad hij als wetenschappelijk medewerker in dienst bij het polemologisch instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Twee jaar later ging hij die betrekking combineren met een soortgelijke aanstelling aan de Universiteit van Amsterdam, en weer twee jaar later werd hij voor een aantal uren in de week aangesteld als docent Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 1969 beëindigde hij deze drie dienstverbanden om hoofdredacteur te worden van uitgeverij Het Spectrum. Daar nam hij in 1974 zijn ontslag.
Op zoek naar andere bezigheden nam Nuis in 1974 contact op met de redactie van de Haagse Post. Het was hem opgevallen dat dit weekblad weinig structurele aandacht aan literatuur besteedde; hij wilde daar wel in voorzien. In zijn hoedanigheid van vaste hp-criticus leverde Nuis meer dan vijf jaar een wekelijkse bespreking. Een selectie daaruit werd bijeengebracht in de bundel Boeken.
Intussen was hij vanaf het eerste uur betrokken bij de door Hans Gruyters en Hans van Mierlo opgerichte politieke partij D(emocraten) 66. Het was publiek geheim dat hij meer dan eens optrad als Van Mierlo's speechwriter. Maar daartoe beperkte zijn inbreng zich niet. Van 1972 tot 1979 maakte hij deel uit van het partijbestuur en van 1978 tot 1981 vertegenwoordigde hij D'66 in de Provinciale Staten van Gelderland. Vervolgens was hij lid van de Tweede Kamer (1981-'82), de Eerste Kamer (1983-'86) en opnieuw de Tweede Kamer (1986-1994). Daarnaast vervulde hij diverse andere partijfuncties.