Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2004-2005
(2006)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Correcties op het levensbericht in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 2000-2001, door Rob van AltenaErnst van Altena, in de eerste plaats vertaler van de dichter en avonturier François Villon, heeft bij zijn leven in ongeveer vijfentwintig kranteninterviews steeds weer volgehouden dat hij al heel jong op de bonnefooi naar Parijs was getogen, daar enkele jaren als jazzmusicus had geleefd, Boris Vian, Juliette Gréco, Georges Brassens en wie al niet gekend had en met of zonder orkest heel Frankrijk was doorgetrokken: ‘ik, die Villon ben gewéést.’ Tot de interviewers behoorden toch ook Ab Visser, Rico Bulthuis, Wim Zaal en Adriaan Venema, maar blijkbaar heeft zowat alleen de interviewer Guus Luijters het verzinsel doorzien en het niet opgenomen in zijn levensbericht van Ernst van Altena in het Jaarboek van de Maatschappij de Nederlandse Letterkunde van 2000-2001. Om daarvoor in de plaats dan toch weer andere verzinsels een plaats te gunnen in zijn biografie. Die gaan weliswaar niet over leven en dood zoals bij Friedrich Weinreb, Tara Singh Varma of Boudewijn Büch, maar zijn daarom niet minder een staaltje van pseudologia fantastica, die onbeheersbare drang om verzonnen belevenissen als waar gebeurd voor te stellen. Een sterk verhaal vertelt iedereen wel eens maar bij pseudologia fantastica construeert de verteller stukken van zijn biografie. Geliefde rollen zijn oorlogsheld of avonturier. Dat Ernst van Altena's grootvader niet in de zomer van 1943, maar op 13 november van dat jaar overleden is, wijst al op een losse omgang met feiten, maar frappanter is hoe het hoofd van de lagere school in 1946 Ernsts mogelijkheden beoordeelde. Zij zag in hem ‘zo grote tegenstrijdigheden’ dat zij ondanks zijn aanleg geen volledige middelbare school adviseerde maar eerst een driejarige hbs, om daarna beter te kunnen beoordelen of hij stabiel genoeg was om ook een volledige middelbare school te doorlopen. Mede gehandicapt doordat er voor hem (en zijn twee broers) thuis geen plekje was om rustig te leren, deed Ernst vier jaar over die driejarige hbs. Over doorleren werd thuis toen niet meer gesproken. Dat hij al van 1948 af (als vijftienjarig wonderkind) als jazzklarinettist zou hebben gewerkt is | |
[pagina 110]
| |
pseudologia: hij bespeelde toen zelfs nog geen instrument. In het Nederlands Jazz Archief komt zijn naam alleen voor in de jaren 1952-1954 en in dat eerste jaar dan nog alleen als bestuurslid van twee jazzclubs. Daarna heeft hij alleen zo'n anderhalf jaar meegespeeld in amateur-jazzbandjes met af en toe een betaald optreden. Voor de kost zat hij na zijn schooltijd eerst een jaar in Amsterdam op kantoor om daarna assistent te worden bij zijn vader (die een éénmansinstallatiebedrijfje had) en vervolgens bij de filmer Lou van Gasteren. Vanaf begin 1955 had Ernst van Altena zijn draai gevonden als meteen succesvol en goed betaald reclametekstschrijver. Ook later verdiende hij met dit werk een deel van zijn inkomen. De korte jazztijd was voorbij en na kennismaking met een wat oudere, doortastende en uitgesproken francofiele vrouw, met wie hij een paar jaar later getrouwd is en die veel voor zijn loopbaan heeft betekend, begon hij in 1955 (en niet eerder) met het vertalen van Franse chansons: van Brassens, Béart, Bécaud. In 1962 leidde dat tot het vertalen, in opdracht, van tientallen liedjes van Jacques Brel. Guus Luijters schrijft in zijn levensbericht (p. 41): ‘Dat hij nooit van Brel kon loskomen, irriteerde Van Altena een beetje. In een interview ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag [in 1998] zei hij daarover tegen mij: “Waarom toch altijd weer Brel? Als je de teksten van Georges Brassens tegen het licht houdt, blijken die klassiek, dan zie je de hele Franse literatuur. De liedjes van Brel zijn vaak in elkaar geflanst [...] Fransen kunnen het soms maar nauwelijks volgen. [...]”’ Hoezo irritatie? Tegenover anderen stelde Ernst immers juist Jacques Brel weer bovenaan: ‘Brassens, Prévert en Brel dat zijn de drie pijlers waar het chanson vleesgeworden poëzie mee geworden is. Brel is voor mij toch de grootste. Hij had een duidelijk derde element: naast zijn fantastische teksten en muziek leverde hij een briljante podiumprestatie.’ (Ernst van Altena in M. Elfers, Brel. Amsterdam, 1998.) Ernst van Altena heeft veel voor het auteursrecht gedaan maar hij heeft ook - zoals bekend - met Jacques Brel een contract afgesloten dat hemzelf in Nederland het auteursrecht verleende over alle vertalingen van liedjes van Brel, ook wanneer die vertalingen helemaal niet door hemzelf maar door derden (Ivo de Wijs, Willem Wilmink, Lennaert Nijgh, Peer Wittenbols enz.) gemaakt waren. De onverkwikkelijke laatste jaren van Ernsts eerste huwelijk (1964-1967) zijn door hem weinig gewijzigd beschreven in zijn enige romans Een tussen twee (1973) en Een gewone schoft (1974). | |
[pagina 111]
| |
Ook dat hij ooit voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen geweest zou zijn, zoals in het levensbericht staat, is pseudologia. Wel vier maanden penningmeester, tot december 1977, toen hij die functie weer neerlegde. Kort daarvoor had hij ook zijn directeurschap van het auteursrechtenbureau seba neergelegd na een intensieve protestactie van zestien schrijvers die hem onder andere verweten er ondertussen een eigen auteursbureautje op na te houden. De seba-geschiedenis is door Hans Keuls beschreven in de sleutelroman De fabriek (twee delen), Amsterdam 1981, die nog in datzelfde jaar ook als serie voor de televisie is gebracht en waarin ‘Jan van Gorkom’ de persoon van Ernst van Altena voorstelt. Daarna wierp Ernst zich vooral op het vertalen van boeken. ‘Een gemiddelde romanvertaling [kost] drie à vier maanden werk’ (zijn inleiding bij de opening van het Schrijvershuis op 12 november 1975), of ook: ‘Boekuitgaven, ik ben vroeg begonnen. Rond mijn twintigste. Ik ben nu 57. Stel je doet er vier per jaar. Dan kom je alleen al op 160 boeken.’ (Interview in de Provinciale Zeeuwse Courant, 12 april 1991.) Vier per jaar? Waarom die atypische bescheidenheid? De catalogus van de Koninklijke Bibliotheek vermeldt immers voor Ernst van Altena's actiefste jaren, 1985-1995, in totaal omtrent 150 door hem vertaalde of (soms) samengestelde boeken. Als wij voor het gemak van de berekening de ongeveer 50 dunnere kinderboekjes maar even buiten beschouwing laten, net als het onbekende aantal Belgische uitgaven en de niet in druk verschenen toneelvertalingen, dan blijven er toch nog ongeveer honderd boeken in elf jaar tijds: negen fikse boekuitgaven per jaar oftewel zoiets als één boek per vijf weken en dat dag in dag uit, meer dan een decennium lang. Ernst zelf (‘vier per jaar’) hield zo'n productie voor één persoon blijkbaar voor onmogelijk. Net als trouwens elke andere vertaler aan wie ik deze vraag heb voorgelegd (en ik ben er zelf ook een). Overigens: naast deze megaproductie van op zijn naam staande vertalingen was Ernst van Altena ook nog actief in besturen en commissies, vaste regisseur van de amateurtoneelvereniging Landsmeer en af en toe van beroepstoneel en cabaret en maakte hij nog wel eens een radioprogramma. Wie door naamsbekendheid en bewezen acquisitie al te veel vertaalwerk aantrekt, moet bij de uitvoering daarvan toch wel bijna van discrete hulp gebruik gemaakt hebben. | |
[pagina 112]
| |
Deze correcties op een levensbericht gaan over biografische gegevens en niet over de merites van Ernst van Altena's vertalingen. Al komen veel critici ook daarbij weer bij grote tegenstrijdigheden uit. Frans de Haan schreef in De Volkskrant van 7 juli 2000 over Ernst van Altena's werk: ‘[...] prachtige dingen die je doen dagdromen over een Van Altena met wat meer geduld en zelfkritiek: aan talent ontbrak het hem zeker niet.’
Guus Luijters heeft geen bezwaar tegen deze correcties op zijn levensbericht van mijn broer. Hij is, naar zijn woorden, te goeder trouw uitgegaan van mededelingen waarop kritische controle normaal alleen kan geschieden in het kader van een biografie. |
|