Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2002-2003
(2004)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| ||||||||
Levensberichten | ||||||||
[pagina 109]
| ||||||||
Franklin Jan Aart Broeze
| ||||||||
[pagina 110]
| ||||||||
Schöffer, die zelf in de late jaren vijftig aan de University of Western Australia had gedoceerd, had Broeze aldaar een aanstelling als tutor gekregen (in 1972 omgezet in een lecturership). De vondst van wrakken van Nederlandse Oost-Indiëvaarders op de West-Australische kust had aldaar belangstelling voor de scheepvaartgeschiedenis gewekt en dat maakte Broeze tot de uitverkoren kandidaat voor een betreffend tutorship. Zelf volgde ik kort daarop in het kielzog van Broeze, want ik ging een jaar een Australische docent in diens sabbatical leave vervangen. Ik kende Frank als doctoraalstudent zeegeschiedenis en gedurende mijn verblijf met mijn gezin in Nedlands (Perth) verdiepten zich onze vriendschap en wetenschappelijke contacten, die naderhand altijd in stand zijn gebleven in een vaste veertiendaagse briefwisseling. Het Australische universitaire onderwijssysteem was anders dan het Nederlandse. Broeze pakte het vlot op. Hij zette zich voor de volle honderd procent in voor zijn studenten. Hij heeft daarvoor voortdurend waardering geoogst. In 1977 reeds werd hij tot senior lecturer (associate professor) bevorderd. Op vele terreinen van de geschiedenis raakte hij thuis, van de Rise of the West tot Imperial Britain, Germany's Grasp for World Power en America and the Wider World (1890-1917) toe. Bestuurlijke functies in het universitair bestel schuwde hij niet. Broezes wetenschappelijke produktie kwam snel op gang. Zijn onderzoeksbelangstelling verbreedde zich spoedig, maar bleef altijd op het terrein van de maritieme geschiedenis. Die belangstelling voor de scheepvaart is zeker gestimuleerd in vele gesprekken met zijn oom ir. K. van der Pols, een broer van zijn moeder en directeur van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij. Franks eerste publicatie kwam voort uit een werkcollegeonderzoek in Leiden, samen met een school- en studievriend, naar de aanleg van Den Helder en Nieuwediep rondom 1780-1800.Ga naar eindnoot1 Zijn doctoraalscriptie richtte zich op de Nederlandse koopvaardij in de eerste helft van de negentiende eeuw. Daar vloeide een aantal artikelen uit voort, die voor een deel nog in het Nederlands waren geschreven. Zijn moedertaal werd in geschrifte op den duur vrijwel geheel door het Engels vervangen, soms ook door het Duits. Broeze was in woord en geschrift in feite viertalig, met inbegrip van het Frans. De bedrijfseconomische zijde van de scheepvaart belichtte hij al in 1973 en 1975 in twee artikelen in de toch wel prestigieuze Economie History Review.Ga naar eindnoot2 Het was duidelijk dat een doctorstitel niet kon uitblijven. In 1978 promoveerde hij in Leiden op een studie naar de Nederlandse scheepvaart op Indië omstreeks 1840. Schöffer | ||||||||
[pagina 111]
| ||||||||
en ik waren zijn beide promotores. Voor mij was Frank mijn eerste promovendus. Hij was in deze jaren ook nauw betrokken bij deel drie en vier van de Maritieme Geschiedenis der Nederlanden (Bussum 1977-1978), zowel als deelredacteur als auteur. Samen met de oud-reder Jhr. H.A. Reuchlin bereidde hij naar materie totaal nieuwe bijdragen voor over de Nederlandse en Belgische rederij en handelsvaart in de jaren 1850 (1870) tot omstreeks 1970. Met zijn dissertatie sloot Broeze op een enkele uitzondering na zijn publicaties over de Nederlandse scheepvaart af. De gedachte aan een terugkeer naar Nederland gaf hij in 1978-1979 op. Een sollicitatie naar de leerstoel Economische en Sociale geschiedenis in Nijmegen in het najaar van 1978 had niet het beoogde resultaat, evenmin als een verkenning van de mogelijkheden bij de nieuwe studie Maatschappijgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hij richtte zich nu volledig op zijn plaats in West-Australië. Hij behield wel zijn Nederlandse paspoort en werd geen Australiër. De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde verkoos hem in 1978 tot lid; in 1973 had de knaw hem tot correspondent benoemd. In lokale en nationale kranten begon Broeze geregeld commentaar op actuele zaken te geven en op den duur werd hij een min of meer bekende persoonlijkheid. Het Australische accent nam hij volledig over. De geboorte van zoon Carsten in 1984 bezegelde Broezes integratie in de Australische samenleving, waarin Ulli van begin af aan ook een plaats had gevonden als restauratrice in de Fremantle-afdeling van het Western Australian Museum in Perth. Broeze stortte zich in deze periode rondom 1980 op de Australische betrokkenheid bij de zeevaart. Samen met enkele anderen had hij al in 1978 de Australian Association for Maritime History opgericht en hij was tot 1985 redacteur van het Association's tijdschrift The Great Circle. Van 1983 tot 1988 was hij voorzitter. Aanvankelijk bestudeerde hij de relatie van Australië met Groot-Brittannië, vooral in de figuur van Robert Brooks (1790-1882), een koopman-reder, die omstreeks 1840 een van de grootste Britse handelaren met Australië was en daartoe een eigen vloot van tien koopvaardijschepen bezat. In 1978 schreef hij een eerste keer over deze grote ondernemer, die hij aan de vergetelheid heeft ontrukt. Een uitvoerige biografie kwam ten slotte in boekvorm in 1993 van de pers. Brooks, zo schreef hij mij eens, was een goede vriend van hem geworden. Al zijn interesses in de geschiedenis vond hij in Brooks bijeen: scheepvaart, handel, geld, bankwezen, investeringen en migratie. | ||||||||
[pagina 112]
| ||||||||
Samen met collega's publiceerde hij omstreeks 1980 in regionale tijdschriften over West-Australië in het jaar 1838 (vijftig jaar na de stichting van Australië) en de periode erna. Broeze schreef graag. Altijd werd het een goed gestructureerde verhandeling met eerst een uiteenzetting hoe de tekst was opgebouwd en waarom op deze wijze. Een conclusie waarin het onderwerp nog eens in een wijder perspectief werd geplaatst en met aanzetten voor verdere ideeën sloot elke verhandeling af. Zijn notenapparaat toonde altijd een variëteit aan soorten bronnen: brieven, contemporaine krantenartikelen, scheeps- en douanelijsten en een telkens verrassende keuze aan boeken. Frank was enorm belezen. Kort waren zijn artikelen bijna nooit. Het onderzoek naar de West-Australische betrokkenheid bij de zeevaart bracht Broeze tot een nadere kennismaking met de Indische Oceaan en daarmee vooral met India en de Perzische Golf. Zijn eerste kennismaking met India vormden de duizenden Indiërs op Britse schepen, de ‘muscles of empire’ zoals hij ze beeldend aanduidde. In 1981 schreef hij over hen en vele jaren later keerde hij in het kader van ‘unionism’ op dit thema terug.Ga naar eindnoot3 Als men de verschuivingen en verbredingen van Broezes onderwerpen van studie nader analyseert, dan doemt het beeld op van een web, dat dus volgens een planning is opgebouwd. De cirkels worden steeds groter, maar zitten door de dwarsverbindingen nauw aan elkaar vast. Frank wilde graag met verschillende thema's en geografische gebieden tegelijk bezig zijn, zodat de resultaten van het onderzoek elkaar konden verrijken en op uiteenlopende tijdstippen konden verschijnen. Hij had een welomlijnde onderzoeksstrategie. Daarin paste in de jaren tachtig een nadruk op de geschiedenis van zeehavens, met name van die gelegen rondom de Indische Oceaan. Naast Dr. Gordon Jackson in Glasgow was hij een van de eersten die aan ‘Port history’ de volle aandacht gaf. Hij voorzag deze invalshoek ook van een theoretisch kader. Hij stimuleerde in dit verband niet alleen Australische collega's, maar ook - en dat was nieuw - collega's uit landen als Sri lanka, Jemen, Hawaii en Japan. Zijn inspanningen resulteerden in twee fraaie boeken met hun bijdragen over havensteden aan de Indische Oceaan en in Oost-Azië. Ze verschenen in 1989 en 1997. Gelet op de achtergrond van de verschillende schrijvers zijn beide boeken produkten van multi-disciplinaire samenwerking. Daar hield Broeze van. Inzichten uit de economische, geografische en politieke wetenschappen verwerkte hij zelf volop in zijn eigen historisch onderzoek. Tussen alle bedrijven door verzorgde hij in 1988 een beschrijving van Hawaii zoals het in | ||||||||
[pagina 113]
| ||||||||
1828 door een Nederlandse koopvaardijschipper was waargenomen. In de jaren tachtig werd nog een nieuwe cirkel wat betreft tijd en geografie geweven. Het ging ditmaal om Duitsland en de vroege twintigste eeuw. Twee onderzoeksbeurzen van de Alexander von Humboldt Stiftung in 1982-1983 en 1987-1988 stelden hem in staat gedurende wat langere tijd in Hamburg onderzoek te doen. In 1999 kreeg hij nogmaals zo'n beurs. Aan deze Hanzestad verpandden Frank en Ulli hun hart. Zij verkregen daar ook een vast pied à terre, niet alleen voor verder onderzoek maar ook om van het leven in een wereldstad te genieten. Zoals steeds het geval was geweest, had Broeze zijn kennis over Duitsland en zijn scheepvaart opgebouwd in desbetreffende hoorcolleges en daarbij behorende tutorials. Dat gebeurde evenzo in de jaren negentig met de geschiedenis van het Midden-Oosten na 1945. Artikelen over de havens van Kuweit en Dubai vloeiden onmiddellijk daaruit voort. Met Duitsland duurde het wat langer, maar de vier studies in de vorm van artikelen over de grote Hamburgse scheepsmagnaat Albert Ballin rondom 1900-1914 zijn fascinerend en baanbrekend. De rivaliteit tussen de grote rederijen in Hamburg en Bremen vormt het begin. Daarna volgen de wedloop om de snelste passagiersverbindingen over de Atlantische Oceaan tussen Britse, Amerikaanse, Franse en Duitse rederijen, de prestigieuze en politiek-geladen overnamegevechten, conference-afspraken en ook de Hamburgse controle over onze eigen Holland Amerika Lijn. Met smaak kon Frank vertellen over de moeilijkheden die hij telkens weer ondervond om onbelemmerde toegang tot de archieven van de Hamburg Amerika Linie te verkrijgen. Pas na de akkoorden over schadevergoeding inzake de Tweede-Wereldoorlogtijd werden die belemmeringen opgeheven. Postuum verscheen nog van Franks hand een verhandeling over Anneliese Sparbier, een Duitse vrouw die er in de nazi-tijd ondanks veel tegenwerking in slaagde allerlei zeevaartdiploma's te behalen en in de oorlogsjaren te varen.Ga naar eindnoot4 Frank was een sociaal persoon. Hij nam graag actief deel aan conferenties binnen Australië en daarbuiten. Hij verliet zijn continent altijd wel een of twee keer per jaar. Hij was een vaste deelnemer aan de bijeenkomsten van de International Commission for Maritime History (icmh), van de International Maritime Economic History Association (imeha) en van diverse andere gezelschappen. In de discussies zette hij vaak op indringende en uitvoerige wijze de toon. Menig nieuw congresthema kwam uit zijn koker. Hij had altijd ideeën en suggesties. Niet iedereen stelde zijn optreden op prijs. Zo verhinderde de Belg Charles Verlinden op het Internatio- | ||||||||
[pagina 114]
| ||||||||
naal Congres voor Geschiedwetenschappen te Stuttgart in 1985 dat Frank hem als president van de icmh opvolgde. Op het volgende congres te Madrid in 1990 werd Frank natuurlijk toch president. In het verband van de imeha was hij van 1989 af lid van de redactieraad van het nieuwe International Journal for Maritime History en van 1995 tot 2000 vice-president. Enkele malen belegde hij grote internationale congressen in Perth. Het is de imeha die ervoor heeft gezorgd dat Franks laatste grote project over de komst van de container in de zeescheepvaart en de gevolgen daarvan in boekvorm is uitgegeven. Het manuscript had Frank zelf nog voltooid. Met deze innoverende studie heeft hij als het ware zijn gang door de geschiedenis van het einde van de achttiende eeuw tot het recente verleden volbracht. De University of Western Australia heeft hem na een eerdere mislukte sollicitatie de erkenning gegeven die hij naar zijn eigen overtuiging ten volle verdiende. Hij werd in 1995 tot hoogleraar benoemd. Indrukwekkend zijn in de sollicitatiebrieven de opgaves van activiteiten op een breed front, van adviseur van musea en geschiedenisleraren in het middelbaar onderwijs tot begeleider van Ph. D.'s. In zijn betrekkelijk korte leven heeft hij meer gedaan dan wat van een normaal mensenleven kan worden verwacht. Zijn plaats in de scheepvaartgeschiedenis in het algemeen heeft hij nog eens bevestigd door zijn containerboek, in de Nederlandse geschiedenis door zijn indringende studies over de Nederlandse koopvaardij in de negentiende eeuw en in Australië door zijn opzienbarende boek Island Nation uit 1998. In deze studie dwingt hij de Australische lezer de zee niet alleen als beschermer van het land te bekijken, maar ook onder ogen te zien hoe de zee fundamentele ontwikkelingen in de geschiedenis van zijn continent heeft bepaald. Eveneens schetst hij hoe de zee ook de kunst en de literatuur heeft beïnvloed. De pers kon enige tijd niet om dit boek heen. Broezes bezoeken aan Nederland waren na het overlijden van zijn ouders wat minder frequent geworden. In 1999 was hij voor het laatst in ons land wegens de dood van zijn zuster Marjan. De uren toen met hem en Ulli bij een hotel in Beekbergen doorgebracht behoren tot mijn dierbaarste herinneringen aan hem. Hij had toen reeds enkele operaties ondergaan, maar daarna sloeg zijn ziekte langzaam verder en nu fataal toe. Tot het einde toe bleef hij geboeid door nieuwe vergezichten, zoals een studie van de Pacific, maar dan eens niet vanuit een Europa-centrische invalshoek. Hij was ook nog één van de initiatiefnemers en redacteuren voor een | ||||||||
[pagina 115]
| ||||||||
bundel bij mijn afscheid van Leiden en hij schreef er een bijdrage voor.Ga naar eindnoot5 Gezeten in een rolstoel, verzorgde hij een week voor zijn overlijden nog een seminar voor zijn geschiedenisafdeling.
jaap r. bruijn | ||||||||
Voornaamste geschriften
| ||||||||
[pagina 116]
| ||||||||
|
|