Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2000
(2000)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| ||||||||||||
Engelina Johanna van de Broecke-De Man
| ||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||
1946 tot 1966 was ze lid van Provinciale Staten van Zeeland. In die periode werd ze vice-voorzitter van de Zeeuwse Culturele Raad. Vele jaren was ze bestuurslid van de Nationale Vrouwenraad. Eind 1977, op negenenzeventigjarige leeftijd, trad ze aan als secretaris van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek. Ze oogstte met haar werk grote waardering. In 1964 eerde de stad Aardenburg haar met het ereburgerschap; ze werd ridder in de orde van Oranje Nassau. Op 5 maart 1974 viel haar de Zeeuwse culturele prijs voor Kunsten en Wetenschappen ten deel, in 1982 werd ze lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en in 1988 ontving ze uit handen van Prins Bernhard een Zilveren Anjer. Op 1 juli 1996 werd ze erelid van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek. Op 19 augustus 1992, ze was toen vierennegentig, verruilde ze haar appartement aan de Boulevard De Ruyter te Vlissingen voor het verzorgingshuis Swerff-Rust in Middelburg, waar ze op 16 september 1998 overleed. Mevrouw van de Broecke zal ongetwijfeld voor het lidmaatschap van de Maatschappij zijn voorgedragen wegens haar verdiensten voor het Zeeuwse dialectonderzoek, maar in haar jonge jaren had ze zich ook op het literaire pad begeven en schreef ze voordrachten en toneelstukken. In haar papieren, die bewaard worden in het Zeeuws Documentatiecentrum te Middelburg, heb ik één gedicht van haar hand aangetroffen, ‘Aan H.M. Koningin Wilhelmina. Toen zij op 13 Maart 1945 voor 't eerst weer Nederlandse bodem betrad in het totaal verwoeste Eede, gemeente Aardenburg in West Zeeuws Vlaanderen’. Als voordrachtskunstenares trad ze op in het hele land, meestal onder auspiciën van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Omstreeks 1931 liet ze een prospectus drukken waarin ze haar voordrachtsdiensten aanbood. Op het titelblad noemt ze zichzelf ‘Declamatrice’ en ‘Spreekster van het Hoofdbestuur van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen’.Ga naar eind2 Het Zeeuwse dialectonderzoek pakte ze met grote voortvarendheid aan. Haar appartement werd het centrum, via correspondentie en liever nog per telefoon onderhield ze contact met tal van medewerkers in heel Zeeland. Er kwam weer een jaarlijkse Dialectendag, met lezingen en voordrachten. Daar was zij de centrale figuur en beroemd werd ‘de tas’, waarin iedereen zijn bijdragen kon deponeren. In een interview naar aanleiding van de verlening van de Zilveren Anjer merkte ze op: ‘ik zie deze onderscheiding als een nationale erkenning voor de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek, waar ik dan secretaresse, contactpunt en werk- | ||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||
paard van ben.’ Ook Prins Bernhard noemde bij de prijsuitreiking haar werk op het terrein van de Zeeuwse dialecten heel belangrijk: ‘Uw recente boeken hebben een forse impuls aan de dialektstudie gegeven.’ Op het Paleis was ze overigens geen onbekende, want Prinses Juliana herinnerde haar zich als iemand om wie ‘het waait [...] letterlijk en figuurlijk’.Ga naar eind3 De eerste druk van het WZD verscheen in afleveringen tussen 1959 en 1964. Toen al was de Vereeniging begonnen met het verzamelen van aanvullingen en correcties. Deze werkzaamheden werden door mevrouw van de Broecke voortgezet en vernieuwd. In dat kader startte ze een reeks ‘Regioboeken’, monografieën van de verschillende Zeeuwse eilanden en delen, waarin de woordenschat in een ideologische ordening werd gepresenteerd en waarin in de vorm van verhalen en gedichten een en ander werd verteld over de geschiedenis van het betrokken gebied. Dat alles verlucht met foto's en tekeningen. Ze ging daarbij heel pragmatisch te werk. Voor het eerste deel maakte ze gebruik van een uitgebreide alfabetische woordenlijst van West-Zeeuws-Vlaanderen; deze werd omgewerkt en aangevuld. Voor de volgende delen wist ze zich verzekerd van een hele reeks medeauteurs, kenners van de betreffende streek, die allen bereid waren haar opzet en methode te volgen. Tussen 1978 en 1988 verschenen acht delen. Het verschijnen van het negende en laatste deel heeft zie niet meer mogen meemaken.Ga naar eind4 De regioboeken werden zeer populair, ze sloten prachtig aan bij nieuwe ontwikkelingen in de wereld van de dialecten, waarin de dialectsprekers zich van passieve informanten tot actieve beschouwers ontwikkelden, een gevolg van een aantal factoren, waaronder de toegenomen welvaart en vrije tijd, gekoppeld aan beter en meer onderwijs voor grotere groepen, de belangrijkste zijn. Een grote steun en hulp bij haar dialectologisch en lexicografisch werk was dr. Nienke Bakker, die na haar pensionering als redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal in Vlissingen was gaan wonen. Mevrouw van de Broecke heeft de Zeeuwse dialectologie nieuw leven ingeblazen en weer elan gegeven. Dat ze de wind mee had en daarbij voor een niet onbelangrijk deel kon voortbouwen op het werk van haar voorgangster en de inspanningen van haar medebestuursleden wist ze, maar ze vergat het soms al te gemakkelijk. Steeds meer wilde zij de centrale figuur zijn en het eigenlijke secretariaatswerk moest door anderen gedaan worden; daarvoor voelde ze zich te groot en was haar ‘wetenschappelijk’ werk te belangrijk. Binnen de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek ontstond allengs de eigenaardige toestand dat er naast een secretariaat in | ||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||
Vlissingen een secretaris in Biervliet zat, die in goed bestuurlijk overleg het feitelijke secretariaatswerk deed. Om uit deze impasse te geraken, maakte het bestuur van Vlissingen een ‘onderzoekssecretariaat’. Mevrouw van de Broecke was zeer geliefd bij de leden en werd door het bestuur geacht en gevreesd. De verlening van het erelidmaatschap in 1996 kan men zien als een tactische poging om orde op zaken te stellen binnen de Vereeniging en een einde te maken aan het dubbele secretariaat en de daaruit voortvloeiende spanningen, maar zij was zeker ook een welgemeend bewijs van de achting die men mevrouw van de Broecke toedroeg, een onderstreping van haar grote verdienste voor de Zeeuwse dialectologie.
j.j. berns | ||||||||||||
Voornaamste geschriftenEen deel van haar letterkundige werken wordt bewaard in het Zeeuws Documentatiecentrum. Nauwkeurige bibliografische gegevens als jaar en plaats van uitgave zijn in veel gevallen niet meer te achterhalen.
| ||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||
|
|