| |
| |
| |
Levensberichten
| |
| |
Gerhard J.D. Aalders H. Wzn.
Rotterdam 26 november 1914 - Baarn 17 oktober 1987
Gerhard Aalders werd op 26 november 1914 geboren te Rotterdam. Hij bezocht er na de lagere school drie jaar lang het Marnix-gymnasium en verhuisde toen naar Den Haag, waar hij, op het Christelijk Gymnasium aldaar, op 24 juni 1933, het einddiploma gymnasium A behaalde. Aalders stamde uit een gereformeerde familie. Zijn grootvader was predikant, zijn vader onderwijzer. Aalders is het gereformeerde geloof zijn leven lang trouw gebleven. Op 21 september 1933 schreef Gerhard Aalders zich in als student klassieke talen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Vooral de hoogleraren R.H. Woltjer en A. Sizoo oefenden daar invloed op hem uit. Zowel het kandidaats- als het doctoraalexamen legde hij af met lof.
De Tweede Wereldoorlog, die hem nog zoveel nadeel zou berokkenen, wierp intussen zijn schaduwen vooruit. Nog voor hij zijn doctoraalexamen had kunnen doen, in 1939, werd hij gemobiliseerd en opgenomen in het Nederlandse leger. In mei 1940 heeft hij daadwerkelijk aan gevechten in Zuid-Holland deelgenomen. Na zijn doctoraal, dat hij later in 1940 deed, vlotte het niet erg met de verwerving van een goede betrekking: in die tijd bestond een groot overschot aan leraren Grieks en Latijn. Een enkele maal kon Aalders een kleine tijdelijke betrekking vervullen, op zijn oude school in Den Haag. Hij gebruikte zijn tijd overigens goed: in 1943 had hij zijn proefschrift klaar. De titel ervan is Het derde boek van Plato's Leges, deel I, Prolegomena. Amsterdam: Paris, 1943. Deel ii, dat handelde over de tekst van boek iii van Plato's Leges, was eigenlijk ook al gereed, maar is nooit verschenen. Wegens papiertekort kon het in de zomer van 1943 niet snel gedrukt worden, maar het bestuur van de Vrije Universiteit wilde toch dat Aalders dan maar op deel i zou promoveren, want sluiting van de vu op last van de Duitsers hing al in de lucht. Aalders kon toen, in juli 1943, niet onmiddellijk naar zijn huis terug: het leek erop dat de Duitse bezetters oud-militairen als hem zouden gaan inrekenen. Deze bui dreef echter over en Aalders kon dan toch in september 1943 een goede leraarsbetrekking aanvaarden aan het Willem Lodewijk-gymnasium in Groningen. Op 14 augustus 1943 verhuisde hij naar deze stad. In het vroege najaar van 1944 ging het echter definitief mis: Aalders moest onderduiken, voordat de Duitsers hem zouden oppakken, en verloor daardoor op 1 januari 1945 zijn betrekking.
| |
| |
Na de bevrijding, in mei 1945, zat het hem niet meteen mee; pas op 15 oktober had hij weer een baan als leraar, aan het Baarns Lyceum. Hij was inmiddels op 18 juli 1945 in het huwelijk getreden. De beroepsperspectieven waren echter van korte duur, want op 1 juli 1946 moest hij deze functie al weer opgeven. De krijgsdienst riep opnieuw. Hij werd vanaf december 1946 in Engeland opgeleid tot reserve-officier en vertrok vervolgens naar Indonesië, waar hij tot eind 1949 verbleef. Een van zijn taken daar was schade opnemen in desa's die door oorlogsgeweld getroffen waren. Geen ongevaarlijk werk, want sluipschutters beschouwden zo'n eenzame jeep, met een chauffeur-oppasser en een officier erin, als een gemakkelijke prooi. Zijn verblijf in Indië heeft hem niet van de studie afgehouden, hij bleef zich verdiepen in de werken van Plato. Reeds in 1953 was hij in staat een gedegen artikel te publiceren over moderne benaderingen van Plato's ouderdomswerk, de Leges. In januari 1950 teruggekeerd in Nederland, werd Aalders opnieuw leraar Grieks en Latijn, eerst voor een korte periode te Haarlem en vervolgens, voor meerdere jaren, aan twee scholen in Zuid-Holland, het Christelijk Lyceum te Dordrecht en het Groen van Prinsterer-lyceum te Vlaardingen. Hij vestigde zich met zijn gezin in Dordrecht (1950-1956).
In 1953 braken andere tijden aan. Aalders werd uitgenodigd tot een lectoraat aan de Vrije Universiteit, dat de halve werktijd besloeg. Hij gaf daarom een van zijn halve leraarsbanen, die in Dordrecht, op. In Vlaardingen bleef hij tot 22 maart 1955. Op 2 oktober 1953 aanvaardde Aalders officieel zijn nieuwe ambt, met het uitspreken van een openbare les over ‘Totalitaire tendenzen in het oude Hellas’. In 1955 werd van het deeltijdse lectoraat een volledige betrekking gemaakt en in 1957 werd het gevolgd door een voltijds professoraat in de oude geschiedenis en de staatkundige instellingen van de Grieken en Romeinen. Zijn inaugurele oratie, getiteld ‘Mensen als wij, en toch anders’, hield hij op 4 oktober 1957.
Het gezin (man, vrouw en vier kinderen) vestigde zich in 1956 in Badhoevedorp. Daar is Aalders niet altijd gebleven. Tegen het einde van zijn actieve loopbaan is hij naar Huizen verhuisd en als emeritus heeft hij enige jaren in Baarn gewoond. In 1981 is Aalders met emeritaat gegaan, in 1987 is hij overleden.
Als universitair docent viel Aalders op door een grondige voorbereiding; hij las veel, verwerkte de laatste wetenschappelijke resultaten in zijn colle- | |
| |
ges, en schreef zijn dictaten helemaal uit, in precieze en verzorgde taal. Citaten uit Griekse en Latijnse werken liet hij op stencil zetten en uitdelen aan zijn studenten, zodat dezen in staat zouden zijn hem te controleren. Niemand hoefde klakkeloos iets van hem aan te nemen, hij hield ervan met tekstpassages aan te tonen wat hij naar voren bracht. Als beoordelaar was hij consequent en rechtvaardig, maar niet bepaald zoetsappig. Tentamens bij hem waren overigens een genoegen voor studenten die graag eens wilden doorpraten over zaken die ze geleerd hadden. Hij nam studenten in elk opzicht serieus en hij had een niet aflatende, maar geenszins opdringerige belangstelling voor zijn leerlingen. Altijd was het mogelijk hem iets voor te leggen, tot laat in de avond toe, en altijd zocht hij dan alles met grote snelheid tot op de bodem uit. Demagogisch talent was Aalders vreemd; hij zou niet snel zalen met bevlogen proza in vervoering brengen.
Vijf promovendi hebben daadwerkelijk bij Aalders hun promotie afgerond: ondergetekende als eerste, in januari 1974, en vervolgens A. Dirkzwager, G.K. van Andel, J.N. Bremmer en G.H. Kramer. Twee van zijn leerlingen zijn evenals hij hoogleraar geworden: Bremmer (godsdienstgeschiedenis, ru Groningen) en schrijver dezes (oude geschiedenis, ku Nijmegen).
Twintig jaar lang, tot 1976 toe, had Aalders naast zijn hoofdbetrekking ook een nevenbaan, een docentschap oude geschiedenis aan de avondopleiding m.o. geschiedenis van de Vrije Leergangen. Deze opleiding werd aanvankelijk vooral bezocht door onderwijzers, die een akte geschiedenis wilden halen en naar het middelbaar onderwijs wilden verhuizen. Later begon de m.o.-studie meer belangstellenden te trekken, die geen ander doel hadden dan hun kennis van het verleden te vergroten. Dit type onderwijs heeft Aalders, zoals ook anderen, gedwongen les te geven over de gehele oude geschiedenis, van het oude Egypte tot aan het einde van het Romeinse rijk. Uiterst nuttig voor een hoogleraar die zowel Griekse als Romeinse geschiedenis moet doceren en bovendien geacht wordt iets te weten van het oude Nabije Oosten.
De lijst van Aalders' publicaties omvat 92 titels en laat zien welk een brede oriëntatie deze uitstekende, nauwkeurig werkende vakgeleerde bezat. Er staan stukken bij over het archaïsche en klassieke Griekenland, over politieke theorieën uit de wereld van het Hellenisme en over de Romeinse keizertijd. Een accent valt op antieke, met name Griekse, politieke theo- | |
| |
rieën en verschijnselen, zoals reeds blijkt uit de titels van zijn dissertatie, openbare les en inaugurele oratie. Zijn belangrijkste publicaties uit latere jaren liggen eveneens op dit terrein. In 1968 verscheen bij Hakkert in Amsterdam Die Theorie der gemischten Verfassung en in 1982 Plutarch's Political Thought, als deel 116 in de reeks Verhandelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afdeling Letterkunde, Nieuwe Reeks. In een serie met regelmaat verschijnende artikelen heeft Aalders zich beziggehouden met Plato's brieven, Plato's politieke activiteiten op Sicilië (in 388, 367 en 361 v. Chr.), het politieke denken in de periode van het Hellenisme (336-30 v. Chr.), het begrip polis in de antieke Griekse wereld, gelijkheid en ongelijkheid in antieke politieke denkrichtingen, en Griekse godsdienstige opvattingen. Hij heeft belangrijke studies gepubliceerd over religieuze tolerantie in de klassieke oudheid, over de afgunst der goden als thema in de Griekse literatuur en over de Griekse godsdienst in het werk van Herodotus. In zijn latere jaren kreeg Aalders meer belangstelling voor de geschiedenis en cultuur van de Grieken in de periode van de Romeinse overheersing, specifiek voor politieke opvattingen in de werken van enige belangrijke Griekse auteurs uit de Romeinse keizertijd, Plutarchus en Cassius Dio. Zijn afscheidscollege, gegeven op 17 oktober 1981, droeg de titel ‘Echt Grieks’ en ging over de Tweede Sofistiek, een belangrijke stroming in de literatuur en het culturele leven van de Grieken in de tweede en derde eeuw n. Chr.
Aalders heeft veel recensies geschreven, onder meer in twee Nederlandse periodieken, het Tijdschrift voor Geschiedenis en Mnemosyne, en in het gerenommeerde Duitse recensietijdschrift Gnomon. Met regelmaat werd hij uitgenodigd voor spreekbeurten op wetenschappelijke conferenties en congressen. Hij heeft onder meer meegedaan aan een colloquium over Pseudepigrapha in de Fondation Hardt, een in Genève gevestigd centrum voor klassieke studies. Zijn bijdrage was getiteld ‘Political Thought and Political Programs in the Platonic Epistles’ en is in verder uitgewerkte vorm gepubliceerd in de congresacta, in Pseudepigrapha I. Entretiens sur l'Antiquité Classique xviii. Genève 1972. Goede herinneringen had hij aan wereldcongressen van de Fédération des Associations des Etudes Classiques (fiaec).
In al deze wetenschappelijke producten ligt de nadruk op een precieze, afgewogen interpretatie van antieke literaire teksten, wat overigens niet wil zeggen dat andere bronnen verwaarloosd werden. Aalders had een grondige kennis van Griekse inscripties en papyri, om maar iets te noe- | |
| |
men. Hij heeft jarenlang met groot genoegen deelgenomen aan de avondbijeenkomsten die wijlen prof. dr. P.J. Sijpesteijn aan de Universiteit van Amsterdam organiseerde over Griekse papyrusteksten. Bovendien was Aalders doordrongen van de groeiende betekenis van archeologische vondsten voor de beoefening van de oude geschiedenis. Als hij nog een nieuwe editie gemaakt zou hebben van zijn inleidende werkje De oude geschiedenis en haar bronnen, dan zou hij daarin zeker een veel ruimere plaats voor archeologische vondstobjecten en opgravingen ingeruimd hebben. Deze publicatie is in het begin van Aalders' hoogleraarschap ontstaan als syllabus voor eerstejaars classici en historici en is in 1974 in Groningen in boekvorm verschenen.
In zijn wetenschapsbeoefening ging Aalders empirisch te werk. Hij liet zich niet leiden door a priori-standpunten of theoretische noties die bij voorbaat als zoeklicht en leidraad aangenomen worden. Wel wilde hij, in zijn keuze van onderwerpen, graag aansluiten bij moderne eigentijdse discussies over staats- en maatschappijvormen, maar hij heeft nooit moderne begrippen uit zulke theorievorming als een raster op antiek bronmateriaal gelegd. Hij was absoluut wars van elke vorm van hineininterpretieren en spotte af en toe met collega's die hijgerig achter de laatste mode in de filosofie of het relevantiedenken aanholden. Op analoge wijze was hij eveneens een verklaard tegenstander van het vooraf bepalen dan onderzoekprofielen en zwaartepunten. Voor hem stond, binnen het terrein van de geesteswetenschappen, de wetenschappelijke vrijheid van het begaafde en geïnteresseerde individu voorop. Daaruit zouden op dit gebied goede wetenschappelijke resultaten voortvloeien, niet uit de gedwongen productie van middelmatige personen, die op het geld van voorkeursprofielen en zwaartepunten afkomen.
Aalders heeft loyaal, integer en met inzet van veel tijd meegewerkt in allerlei bestuurlijke en organisatorische taken en functies binnen de Vrije Universiteit, in het bijzonder in de Faculteit der Letteren. Hij heeft eveneens meegewerkt in allerlei nationale verbanden. Met name moet hier zijn lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen genoemd worden. Hij zag niets in de democratisering die zich aan de Nederlandse universiteiten voltrok in de jaren zeventig. Hij beschouwde deze als een politieke vergissing en een tijdelijke modegril. Daarmee wil niet gezegd zijn, dat hij een politieke conservatief of zelfs reactionair was. Integendeel; hij had een afschuw van de zogenaamd christelijke, maar in wezen conservatief-liberale en fantasieloze politiek die Colijn in de jaren
| |
| |
dertig gevoerd had, en baseerde daarop gematigde, maar duidelijk sociaal gerichte opvattingen.
l. de blois
| |
Voornaamste geschriften
Het derde boek van Plato's Leges, deel I, Prolegomena. (Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam.) Amsterdam 1943. |
‘People like ourselves, yet different’, in Free University Quarterly 6, 2 (1959), p. 1-20. |
‘The Tolerance of Polytheism in Classical Antiquity and its Limits’, in Free University Quarterly 9, 4 (1965) p. 1-20. |
Die Theorie der gemischten Verfassung im Altertum. Amsterdam 1968. |
‘The Authenticity of the Eighth Platonic Epistle Reconsidered’, in Mnemosyne iv, 22 (1969) p. 233-257. |
‘Political Thought and Political Programs in the Platonic Epistles’, in Pseudepigrapha I. Entretiens sur l'Antiquité Classique xviii. Genève 1972, p. 147-187. |
‘De Oud-Griekse voorstelling van de afgunst der godheid’, in Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afdeling Letterkunde, Nieuwe Reeks 38, 2 (1975) p. 47-65. |
‘The Hellenistic Concept of the Enviousness of Fate’, in: M.J. Vermaseren (ed.), Studies in Hellenistic Religions. Leiden 1979, p. 1-8. |
‘Political Thought in Plutarch's Convivium Septem Sapientium’, in Mnemosyne iv, 30 (1977), p. 28-39. |
Plutarch's Political Thought. Verhandelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afdeling Letterkunde, Nieuwe Reeks 116. Amsterdam 1982. |
‘City-State and World Power in Hellenistic Political Thought’, in Actes du VIIe congrès de la Fédération Internationale des Associations des Etudes Classiques I. Boedapest 1983, p. 293-301. |
‘Equality and Inequality of Man in Ancient Thought,’ in Commentarii Humanarum Litterarum 75 (1984), p. 55-71. |
‘Cassius Dio and the Greek World’, in Mnemosyne iv, 39 (1986), p. 282-304. |
|
|