paalde plaats, als patrocinium of anderszins, voor hem het uitgangspunt van een onderzoek. Hij poogde dan na te gaan vanwaar en langs welke weg deze heilige daar was terechtgekomen. Dergelijk onderzoek naar de verspreiding van de cultus van een heilige is lastig en vereist veel ervaring en invoelingsvermogen. De bronnen (heiligenlevens, heiligenkalenders, reliekenlijsten, soms ook klokopschriften) zijn schaars en lang niet altijd betrouwbaar. Niet zelden moet men gegevens uit later tijd gebruiken om eerdere situaties te ontwarren. Men dient goed thuis te zijn in de middeleeuwse liturgie en chronologie. Daarnaast, zo benadrukte hij steeds, kan het inslaan van zijwegen soms leiden tot oplossing van de gerezen problemen. Inventiviteit van de onderzoeker is dus een eerste vereiste. Van Buijtenen, die zijn werk wel vergeleek met het onderzoek van een detective, bezat die in hoge mate.
Het spreekt vanzelf dat dergelijk onderzoek, dat kan leiden tot onvermoed nieuw perspectief op kwesties uit bijvoorbeeld de politieke en economische geschiedenis, niet altijd leidt tot harde conclusies. De resultaten zijn vaak hypothetisch. Van Buijtenen is zich daar goed van bewust geweest. Hij benadrukte ook steeds dat zijn werk vooral methodisch van karakter was en dat hij voor anderen nieuwe wegen wilde openen.
Uiteraard vonden zijn conclusies niet altijd instemming. Hij liet zich ook wel eens meeslepen door zijn grote enthousiasme. Als hij zich dan aan het schrijven zette, leidden de zijwegen soms wat te veel af van de hoofdroute en stond, naar het lijkt, het spannende verhaal voorop. Zijn publicaties dragen daardoor steeds een zeer persoonlijk stempel, in het bijzonder door de literaire vorm, waaraan hij veel aandacht placht te besteden.
Zeker de laatste jaren is er nogal wat kritiek gekomen op zijn werk. Hoewel dat, ook in het besef van Van Buijtenen, haast vanzelfsprekend is voor onderzoek dat zoveel Fingerspitzengefühl vereist, heeft het hem toch gehinderd. Dat gold zeker als deze kritiek werd geformuleerd op een wijze die naar zijn mening te fel was. Scherp was hij zelf in zijn geschriften vrijwel nooit, zoals bijvoorbeeld duidelijk blijkt uit de vele, vooral informatieve recensies die hij schreef. Hij hield, naar hij vaak zei, niet van polemiseren en wisselde slechts van gedachten met de vakgenoten.
Van Buijtenen heeft een zeer persoonlijk oeuvre nagelaten. Dat geldt in het bijzonder voor zijn publicaties over de middeleeuwse heiligenverering. Tot voor enkele jaren waren op dat gebied, zeker in Nederland, maar weinigen actief. Thans is het onderwerp zelfs in de mode. Van Buijtenen heeft, in een soort pioniersrol, aan deze ontwikkeling een be-