zijn proefschrift een indringend beeld van het Nederlandse universitaire onderwijs in de filosofie voor de opkomst van het cartesianisme. In het bijzonder legt hij de nadruk op de sterk eclectische instelling van een traditie die nooit volledig aristotelisch, nooit volledig ramistisch en trouwens ook nooit volledig cartesiaans is geworden. Het beeld dat hij aldus schetst, is er een van grote levendigheid, van een pragmatische gerichtheid, van een sterke internationale oriëntatie.
Was Dibons aandacht aanvankelijk vooral gericht op het Nederlandse cartesianisme, in de loop der jaren kwam de nadruk steeds meer te liggen op het wetenschappelijk en intellectueel verkeer tussen de verschillende landen van Europa en dan vooral de correspondenties tussen geleerden. Het betekende allerminst dat Nederland uit zijn aandacht verdwenen was; integendeel, veel van de correspondenten met wie hij zich bezighield waren Nederlanders of verbleven voor kortere of langere tijd in Nederland. Samen met H. Bots en E. Bots-Estourgie publiceerde hij inventarissen van de correspondenties van André Rivet (Den Haag 1971) en J.F. Gronovius (Den Haag 1974). Zijn verzamelde opstellen, gepubliceerd onder de titel Regards sur la Hollande du Siècle d'Or (Napels: Vivarium, 1990), getuigen van zijn blijvende belangstelling voor het Nederland van de Gouden Eeuw.
Betreurd door allen die hem gekend hebben, overleed Paul Dibon op 7 maart 1995 in zijn woonplaats Villiers sur Morin. Hij laat een omvangrijk oeuvre na, dat zijn waarde nog lang zal behouden. In Nederland zal hij behalve om zijn innemende persoonlijkheid herinnerd worden om zijn karakteristieke bijdrage aan de geschiedenis van de Nederlandse filosofie.
th. verbeek