Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1996
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Amelia van Marken
| |
[pagina 92]
| |
heid om colleges filosofie en kunstgeschiedenis te volgen. Pas in 1932 kreeg zij privé-colleges van een Deense lector, Vagn Børge, die de Nederlandse lector tijdelijk verving. Deze, een Strindbergspecialist, bracht haar de belangstelling voor Strindberg bij, die een belangrijke rol zou spelen in haar latere activiteiten voor het moderne toneel in Nederland. In 1938 studeerde zij af met een scriptie over de invloed van Kierkegaard op Strindberg. Haar bijvakken waren Zweeds en godsdienstgeschiedenis. Tijdens haar studie had Amy van Marken colleges gevolgd in Denemarken (1934) en Zweden (1937). In Stockholm liep zij college met later beroemd geworden auteurs als Sven Stolpe, Olof Lagercrantz en Rune Lindström, maar door de gereserveerdheid van de Zweden en de verlegenheid van de jonge Nederlandse studente ontstonden er op dat moment nauwelijks contacten met de Zweedse medestudenten. Een en ander deed overigens geen afbreuk aan Amy van Markens motivatie. Van wetenschappelijke zijde kreeg zij alle medewerking, zodat zij bijvoorbeeld op een zolder van Nordiska Museet mocht rommelen in de nagelaten bibliotheek van Strindberg. Verder had zij gelegenheid om actieve kennis van het Zweeds op te doen en zo mede de grondslag te leggen voor haar legendarische perfecte beheersing van alledrie de Scandinavische talen. Na haar afstuderen verbood haar vader haar, uit angst voor een naderende oorlog, naar het Noorden te reizen. Door het geven van privé-lessen, het organiseren van cursussen en het houden van lezingen voorzag de jonge doctoranda in haar onderhoud. De lezingen gingen over uiteenlopende onderwerpen als de sprookjes van Andersen, Noorwegen als thema in de literatuur, en de vrouw in de Edda. Laatstgenoemd ‘Noords’ thema leverde haar eens een heftige discussie op met twee fanatieke nazi's in de zaal. Meer voor haar plezier dan voor de verdiensten hield Amy van Marken zich tijdens de oorlogsjaren bezig met vertalen, onder andere van toneelwerk van Kaj Munk. Dankzij een abonnement op het Zweedse tijdschrift Bonniers litterära Magasin bleef zij als een van de weinigen in Nederland goed op de hoogte van de literaire ontwikkelingen in het buitenland en kon zij fungeren als adviseur van diverse uitgeverijen. Onder meer verscheen in het tijdschrift de later zo bekend geworden novelle Le silence de la Mer van Vercors, in een Zweedse vertaling. Op haar beurt vertaalde Amy van Marken deze in het Nederlands en bood de novelle aan | |
[pagina 93]
| |
De Bezige Bij aan, die haar graag wilde uitgeven. Tot tweemaal toe werd de gedrukte kopij door de Duitsers in beslag genomen, zodat de vertaling uiteindelijk pas in 1946 verscheen. De bevrijding bracht niet meteen de gelegenheid tot reizen terug. Amy van Markens vader was in de oorlog overleden en het was moeilijk om aan valuta te komen. Als begeleidster van een Van Gogh-tentoonstelling, door Nederland aan Zweden aangeboden als dank voor de Zweedse voedselhulp, kreeg Amy van Marken in 1946 echter de gelegenheid naar het Noorden te gaan: eerst naar Stockholm en later naar Oslo. Zij verzamelde er materiaal voor een geplande dissertatie over het geëngageerde Scandinavische drama tussen de beide wereldoorlogen. Voorts verdiepte zij zich er in het volwassenenonderwijs, dat in Scandinavië, de bakermat van de volkshogeschool, veel sterker ontwikkeld was dan in Nederland. In de naoorlogse periode deed men er pionierswerk op het gebied van seksuele voorlichting en hervorming. De latere nvsh, geheel naar Scandinavisch model opgezet, gaf in 1951 dan ook het door Amy van Marken vertaalde baanbrekende voorlichtingsboekje voor kinderen Mammie waar kom ik vandaan? uit, dat vele herdrukken beleefde.Ga naar eind2 Scandinavië, vooral Zweden, was ook voorloper op het gebied van modern toneel. Terug in Nederland zette Amy van Marken zich als organisatrice en vertaalster in voor de promotie van dit toneel. Met Kees van Iersel richtte zij in de jaren vijftig de experimentele theatergroep test op, later opgegaan in studio, waar zij een bestuursfunctie bekleedde. Ook introduceerde zij Strindberg voor de Nederlandse televisie, met een vertaling van Fröken Julie. Later adviseerde zij het Holland Festival inzake Scandinavisch theater. In 1948 begon de universitaire carrière van Amy van Marken, die zich aan verschillende universiteiten tegelijk afspeelde. Zij had een leeropdracht voor bijvakcolleges Deens, Noors en Zweeds aan de Rijksuniversiteit Leiden (1948-1964) en voor Deens en Noors aan de Gemeente-universiteit Amsterdam (1952-1956), terwijl zij van 1954 tot 1956 een lector Noors aan de Rijksuniversiteit Groningen verving. De verdiensten waren niet hoog: te Leiden verdiende zij 75 gulden per maand. Maar met vertalingen (onder andere van Thor Heyerdahls Kon-Tiki), adviezen aan uitgevers, recensies en lezingen verschafte zij zich extra inkomsten. Haar promotie-onderzoek kwam door alle nevenactiviteiten echter in de knel, en zij was dan ook niet gepromoveerd toen zij in 1956 werd benoemd als lector Scandinavische talen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze onge- | |
[pagina 94]
| |
bruikelijke aanstelling had ongetwijfeld te maken met haar toen al landelijk bekende expertise op het gebied van alles wat met Scandinavië had te maken, haar enthousiasmerende colleges en haar ook door Scandinaviërs geroemde moeiteloze omschakeling van perfect Deens naar perfect Zweeds of Noors en vice versa. De vaste aanstelling gaf Amy van Marken gelegenheid om meer aan wetenschappelijk werk te doen. Haar oorspronkelijke dissertatie-onderwerp liet zij schieten en zij koos voor Knut Hamsun en de vrouwenfiguren in zijn werk, waarop zij na een aantal voorpublicaties in 1970 promoveerde. Na strubbelingen met haar beoogde promotor professor Boer-den Hoed, die haar werk ‘geen wetenschap maar journalistiek’ oordeelde, werd uiteindelijk de Gentse hoogleraar Bolckmans haar promotor. Ten tijde van Amy van Markens onderwerpskeuze was Hamsun wegens diens oorlogsverleden een verguisd figuur, maar bij haar promotie was het tij gekeerd en werd de jonge doctor door de Arbeiderspers aangezocht als redactrice van een nieuwe Hamsun-reeks en schrijfster van een begeleidende monografie (Knut Hamsun, 1977). Haar expertise kwam haar op een stevige aanvaring met Annie Romein-Verschoor te staan, die gepikeerd reageerde toen zij door de Hamsun-expert werd gewezen op fouten in haar oudere vertaling van Hamsuns roman Het laatste hoofdstuk, die voor opname in de nieuwe reeks werd herzien.Ga naar eind3 De kroon op het doctoraat was de - door bezuinigingsacties pas in 1975 gerealiseerde - benoeming tot hoogleraar Scandinavische taal- en letterkunde aan de rug. Maar Amy van Marken was veel meer: zij was dé culturele trait d'union geworden tussen Scandinavië en Nederland, waarbij de verbinding niet alleen van Noord naar Zuid liep, maar ook omgekeerd. Zij was betrokken bij de oprichting en uitvoering van het Cultureel Verdrag tussen Nederland en Noorwegen, en onderhield nauwe contacten met de culturele attachés aan de ambassades in Kopenhagen, Oslo en Stockholm en met de lectoren Nederlands aan Scandinavische universiteiten, tot in Finland toe. Het Nobelcomité van de Zweedse Academie vroeg haar tot driemaal toe een rapport te schrijven: over de Nobelprijskandidaten Vestdijk en Boon, en over de moderne Nederlandse literatuur als geheel. Er zijn aanwijzingen dat Boon de Nobelprijs gekregen zou hebben als hij niet voortijdig was overleden. Een bewerking van het derde rapport werd gepubliceerd als Det aktuelle läget i den nederlandskspråkiga litteratur (1973). Voor de Zweedse radio hield Amy van Marken voordrachten over onder meer Anna Blaman, Boon, W.F. Hermans en Wolkers, en | |
[pagina 95]
| |
voor het Nederlandse publiek schreef zij over de receptie van Nederlandse literatuur in Scandinavische vertaling en over het Noorden als motief in Nederlandse romans. Reeds in 1954 was zij benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Een viertal in het Jaarboek gepubliceerde levensberichten van haar hand geeft opnieuw haar tweezijdige belangstelling aan. Ze zijn gewijd aan Clara Hammerich, vertaalster van Nederlandse literatuur in het Deens; Saskia Ferwerda, privaatdocent Scandinavische talen aan de Rijksuniversiteit Utrecht; Martha Muusses, lector Nederlands aan de universiteit van Stockholm; en G.J. Lind, de oprichter van de collectie Bibliotheca Danica in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. De grote kracht van Amy van Marken lag niet primair in de wetenschap - hoewel zij daar zeker haar verdiensten had -, maar in de bekendmaking en popularisering van de Scandinavische cultuur in Nederland. Al vroeg zag zij in dat het voortbestaan van de scandinavistiek mede afhing van een geïnteresseerd publiek. Talloos zijn de bijdragen die zij leverde aan kranten als Het Parool en NRC Handelsblad, aan tijdschriften als Litterair Paspoort, Maatstaf en Bzzlletin, aan de recensiedienst van het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum, aan de Grote Winkler Prins Encyclopedie en allerlei andere naslagwerken, en aan gesproken radioportretten over Strindberg, Lagerlöf, Lagerkvist, Hamsun en vele anderen. Vanwege deze activiteiten was zij altijd blijven wonen in Amsterdam, - te Groningen had zij slechts een pied à terre. Ook het vertalen had haar grote belangstelling. Tijdens haar colleges wijdde zij veel aandacht aan het literair vertalen, en het merendeel van de gevestigde literaire vertalers uit de Scandinavische talen is oudstudent van Amy van Marken. Zelf publiceerde zij een aantal bundels poëzievertalingen uit het Zweeds en Noors, was zij als vertaalster betrokken bij Poetry International, en adviseerde zij auteurs als Sybren Polet en J. Bernlef bij hun vertalingen uit het Zweeds. Bernlef getuigde hierover later: ‘Karakteristiek voor Amy van Marken heb ik altijd gevonden hoe zij reageerde op mijn eerste (krakkemikkige) vertaling uit het Zweeds: kritisch, maar vooral enthousiasmerend. Het ging niet om mij, niet om haar, maar om de Zweedse literatuur.’Ga naar eind4 Overigens ging ook het niet-literaire vertalen haar aan het hart. Jarenlang was zij voorzitter van de commissie voor de Staatsexamens tolk-vertaler en de M.O.-examens voor de Scandinavische talen. | |
[pagina 96]
| |
De inzet die Amy van Marken van zichzelf vroeg, eiste zij ook van anderen. Wie na een blauwe maandag in Scandinavië met haar hulp een carrière als literair vertaler dacht te beginnen, hoefde niet op haar te rekenen. ‘Beunhazerij ondersteun ik niet, maar je bent van harte welkom om in Groningen te komen studeren.’ Zelfs bevriende professionele vertalers en collega's werden op het matje geroepen of in een recensie flink bekritiseerd. Uiteraard gebeurde dat niet steeds tot ieders genoegen en werd een enkele maal gesproken van bemoeizucht. Van enig aanzien des persoons was echter nimmer sprake: het ging om de zaak. Haar professionele ernst speelde haar eenmaal parten toen de antropoloog en romancier Gerrit Jan Zwier een practical joke met haar uithaalde met een artikel over een verzonnen studie van de Finse antropoloog Pelti Pertto, die zou hebben aangetoond dat het geloof in trollen zijn oorsprong vindt in de reële aanwezigheid van Lappen in de periferie van de Noordse cultuur. Dagenlang was zij op zoek naar de bewuste publicatie.Ga naar eind5 Tijdens de jaren zestig en zeventig groeide Amy van Markens eenmanspraktijk aan de rug uit tot een volwaardig instituut met vaste medewerkers en gastdocenten voor de hoofdrichtingen Deens, Noors en Zweeds en de bijvakken IJslands en Faeröers. De eigen belangstelling van Amy van Marken verschoof nog verder naar het Noorden. Vanaf de oprichting in 1970 was zij actief betrokken bij het Arctisch Centrum, het interdisciplinaire instituut van de rug voor arctische studies, dat internationale bekendheid kreeg met de opgravingen op Spitsbergen. In haar wetenschappelijk werk richtte zij zich op de Lappen en eskimo's, of liever gezegd op de Samen en de Inuit. Daarnaast bleef zij zich bezighouden met Hamsun, die niet voor niets juist het uiterste Noorden van Noorwegen zo heeft bezongen. In 1982 nam Amy van Marken officieel afscheid met een drukbezocht college onder de zelf-ironiserende titel Het oude vrouwtje in het Scandinavische volkssprookje. Maar zij bleef vanuit haar ruime appartement aan de Amsterdamse Keizersgracht, omringd door duizenden boeken, alle initiatieven op het gebied van Scandinavië volgen en waar mogelijk steunen.Ga naar eind6 Met haar lengte van één meter drieëntachtig bleef zij een opvallende verschijning op de mede door haar opgerichte conferentie van Nederlandse en Vlaamse scandinavisten, of van de International Association of Scandinavian Studies. En tot op het laatst bleef zij actief als advi- | |
[pagina 97]
| |
seur van de Arbeiderspers en Meulenhoff en leverde zij bijdragen aan zowel wetenschappelijke tijdschriften als het blaadje van het Noors Verkeersbureau. De blijken van waardering, van wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke zijde, waren legio. Reeds bij haar vijfenzestigste verjaardag in 1977 was Amy van Marken de feestbundel Studies in Skandinavistiek aangeboden. Zij ontving Deense, Noorse en Zweedse koninklijke onderscheidingen, en eredoctoraten van de universiteiten van Tromsø en Umeå, de noordelijkst gelegen universiteiten van respectievelijk Noorwegen en Zweden. En bij de viering van haar tachtigste verjaardag in 1992 werd een Liber Amicorum gepresenteerd, met bijdragen van schrijvers, vertalers, uitgevers, hoogleraren en scandinavisten uit binnen- en buitenland, vol lof over haar inzet, hartelijkheid en eeuwige nieuwsgierigheid. Zelf werd haar gelegenheid geboden een bundel Scandinavische verhalen in vertaling samen te stellen over het thema ‘oude mensen’ onder de titel De witte dame, en de rug organiseerde een serie Amy van Marken-lezingen. Toen een der redacteuren van het Tijdschrift voor Skandinavistiek haar op 16 juni 1995 een speciaal nummer met de bundeling van deze lezingen wilde aanbieden, bleek hij te laat. De avond tevoren was Amy van Marken, teruggekeerd van het maken van enige fotokopieën ten behoeve van Poetry International, ineengezakt in het trappenhuis van haar appartement, getroffen door een hersenbloeding. Haar opvolgster in Groningen, professor Godelieve Laureys, heeft het tijdschrift enige dagen later zachtjes op haar kist gelegd.
diederik grit | |
[pagina 98]
| |
Voornaamste geschriftenEen ‘Bibliografie Amy van Marken’ over de jaren 1939-1976 is opgenomen in: Antonine M.L. Marquart Scholtz en Ulla Musarra-Schrøder (red.), Studies in Skandinavistiek: aangeboden aan Amy van Marken, Groningen 1977, p. 223-225. De publicaties 1977-1995 zijn onder de titel ‘Bibliografie van Amy van Marken’ beschreven in het Tijdschrift voor Skandinavistiek, 16 (1995), i, p. 91-97. |
|