Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1995
(1995)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Levensberichten | |
[pagina 67]
| |
Adrianus Cornelis Crena de Iongh
| |
[pagina 68]
| |
in Den Haag. Na de oorlogsdagen van mei 1940 pakt hij zijn studie in Leiden weer op, als spoorstudent op en neer reizend van Dordt naar Leiden. Niet voor lang echter. De Leidse Universiteit werd na de rede van Cleveringa in 1940 door de bezetter gesloten. Crena de Iongh probeert toch zijn honger naar de Neerlandistiek te stillen en gaat terug naar Utrecht, tot ook die universiteit in 1943 op last van de Duitsers haar poorten moest toe doen. In 1943 en 1944 blijft hij overigens toch ‘elke woensdagmiddag een (uit het oogpunt van de bezetter) clandestien privatissimum’ volgen bij ‘de bekende en geliefde keltoloog A.G. van Hamel’. De drie uitverkorenen die bij dit college aanwezig waren lazen onder andere het verhaal van Cú Chulainn uit de Ulstercyclus en verder Ierse vertellingen die door Canon O'Leary rond 1850 uit de volksmond waren opgetekend. Crena zou blijvend door Ierland en zijn taal worden gefascineerd. In 1948 voerde zijn huwelijksreis hem erheen en in 1985, toen de eerste symptomen van zijn ziekte zich aandienden, bracht hij er zijn laatste vakantie door. Op 11 maart 1943 doet Crena zijn kandidaatsexamen en op 28 mei 1947 neemt hij, vertraagd door de oorlogsomstandigheden, zijn doctoraalbul in ontvangst. Het leraarsambt trekt hem niet aan en het leraarschap zou ook niets voor hem zijn geweest: hij was er te veel eenzaat voor, te afstandelijk en te ironisch. Door zijn contacten met de WNT-redacteur De Tollenaere, die met hem het clandestiene privatissimum bij Van Hamel volgde, kwam hij op de gedachte zijn werkkring bij het Woordenboek te zoeken. In het voorjaar van 1948 werd hij ‘op proef’ (‘jullie zijn maar probeersels’, zei de toenmalige hoofdredactrice Koosje van Lessen), aangenomen bij het WNT, samen met Frans van Coetsem en Adriaan de Vin. Dat woordenboekswerk betekende de vervulling van zijn ideaal: zich zo breed mogelijk bezighouden met alle facetten van de Nederlandse taal en cultuur. Zijn universele belangstelling maakte hem ook uitermate geschikt voor het werken aan een historisch-diachroon woordenboek als het WNT, dat de taal van 1500 tot het begin van deze eeuw beschrijft. Zoveel aspecten immers komen in de oude teksten waarop het WNT zich baseert naar voren, dat de bewerker niet voldoende heeft aan zijn taalkundige kennis alleen. Crena wist veel en bezat het geduld zich te verdiepen in onderwerpen die hem vreemd waren. Iemand met zo'n brede interesse publiceert meestal niet of weinig op specialistisch taal- of letterkundig gebied. Ook Crena niet. Buiten zijn proefschriftGa naar eind2 schreef hij slechts één recensie.Ga naar eind3 | |
[pagina 69]
| |
Het is niet onwaarschijnlijk dat hij zelfs zijn proefschrift nooit geschreven zou hebben als de doctorstitel toentertijd niet een voorwaarde was voor het bereiken van het redacteurschap van het WNT. Zonder die titel bleef de aspirant-redacteur zijn leven lang aspirant. Crena wilde meer dan dat en promoveerde derhalve, op 30 januari 1959, bij C.B. van Haeringen op de geannoteerde tekstuitgave van twee kluchten van de zeventiende-eeuwse Delftse auteur Gerard of Gerrard van Santen. Naast deze geannoteerde tekst, gevolgd door een woordenlijst van 37 bladzijden, bevat het werk een informatief hoofdstukje over de auteur, een grondige beschrijving van diens oeuvre en een zeer uitvoerige verhandeling over de taal ervan, zowel over klank en spelling als over vormleer, woordvorming en syntaxis. Deze studie vormt een bron van kennis over de zeventiende-eeuwse stadse volkstaal. Wie Crena's artikelen in het WNT bekijkt, komt tot het besef dat al die bijdragen ook beschouwd kunnen worden als wetenschappelijke studies, waarin de betekenissen, de betekenisveranderingen, de gebruiksmogelijkheden, de verbindingen en de socio-culturele aspecten van een woord akribisch en met groot taalgevoel zijn vastgelegd. Bij veel van zijn ‘woorden’ is merkbaar dat in de WNT-redacteur ook een jurist schuilging. De zeer moeilijk te interpreteren zestiende-eeuwse juridische of ambtelijke teksten kenden voor mr. Crena de Iongh weinig geheimen. Met name de vele door hem geredigeerde artikelen met re(s)- leggen hiervan getuigenis af. Vanaf 1971 neemt Crena twee tijdrovende taken op zich die hij met groot plezier vervulde. Hij wordt secretaris van de redactie en is de verantwoordelijke voor de uitbreiding van het bronnenbestand van het WNT. Op talloze veilingen en bij vele antiquariaten verwierf hij de boeken die onmisbaar zijn voor het woordenboekswerk. Door zijn acquisitiebeleid is de bibliotheek van het WNT tot een unieke collectie in Nederland uitgegroeid. Ook de opleiding van een nieuwe generatie aspirantredacteuren die rond de jaren zeventig het redactiebureel van het WNT bevolkte (alle redacteuren en aspiranten werkten op één grote kamer aan het pand Rapenburg 68, een weinig comfortabel arbeidsklimaat), ging hem zeer ter harte. Nauwkeurig bekeek hij alle betekenisomschrijvingen die een aspirant in de citaten uit de inmiddels 10.000 bronnen van het WNT had menen te ontdekken. De sigaren die hij daarbij rookte, lieten een onuitwisbaar spoor achter op de fiches die de aspirant later retour kreeg. Bij de bespre- | |
[pagina 70]
| |
king van zo'n artikel (altijd bij hem thuis, in Amsterdam, met om 12 uur een eenvoudige lunch, gevolgd door een lange wandeling in het Amsterdamse Bos) informeerde hij soms met lichte ironie of die aspirant werkelijk meende wat hij had opgeschreven. Als diens verweer kracht van argument bezat, legde hij zich bij die opvatting neer. Haperde echter de bewijsvoering, veelal begeleid door een karakteristiek ‘ja, ja’ uit de mond van de opleider, dan wist hij een haarscherpe verandering voor te stellen die altijd een verbetering inhield.Ga naar eind4 Op 11 juni 1975 nam Crena, samen met zijn vrouw Els Rodenburg, afscheid van het WNT, maar ook na dit vaarwel bezocht hij nog regelmatig de kamers van zijn jonge collega's. Het Woordenboek bleef hem trekken ‘ondanks de veranderingen die in de laatste jaren van zijn functie plaatsvonden en waar hij het totaal niet mee eens was’.Ga naar eind5 Sinds 1985 ging zijn gezondheid achteruit; het lopen, zijn favoriete bezigheid (hij bezat zelfs geen fiets, laat staan een auto) viel hem steeds zwaarder, maar zijn geest bleef helder. Op 8 augustus 1992 sterft hij in Beth Shalom in Amsterdam. Die laatste moeizame jaren van aftakeling heeft hij slechts kunnen dragen door de combinatie van zijn geduld, zijn wijsheid en zijn geloof (want, ofschoon hij er nooit over sprak, hij was een echte Remonstrant). Met hem stierf een humoristische, bescheiden man wiens enige ambitie het was wijs te zijn en tevreden en een bekwaam vakman, drie strevingen die hij ten volle verwezenlijkte.
hans heestermans |
|