Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1972
(1972)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| |
Antoinette Schottelius-De Ridder
| |
[pagina 265]
| |
het verdichte woord nodig had om haar authentieke ervaringen te manifesteren. Zij kwalificeerde zichzelf dan ook terecht als letterkundige.Ga naar voetnoot1 Zij, die een dochter van een predikant was, zocht en vond de bron van haar religieuse inspiratie niet in de eerste plaats in het kerkelijk leven, maar in de natuur, in haar ontmoetingen met het landschap om en nabij Oosterbeek, in haar liefde voor dieren en planten. Eerst veel later kwamen ook de mensen in haar leven. Een moeilijke jeugd vol ziekte en eenzaamheid, de vroege dood van haar vader en de levenslange bedlegerigheid van haar moeder kort na diens dood, dit alles dreef haar naar de stilte en schoonheid van het ongerepte. Haar motto in deze dagen was dan ook: ‘Ich sehne mich nicht nach Ruhe, sondern nach Stille.’ (Richard Rothe). ‘Een egocentrisch droomster was ik toen,’ zegt zij van zichzelf. Zonder twijfel was dat ook zo, maar wezenlijker lijkt me dat er uit deze zelfbetrokkenheid en uit de meditatieve ontmoetingen met de stilte, de ervaring van het Alomvattende geboren werd, dat alle gescheidenheid opheft en alle leven verbindt. Men kan zeggen dat Tony's leven verder met een bijna ijzeren consequentie in dienst heeft gestaan van deze numineuse ervaringswereld. Zij bleef die wereld trouw in het werken aan zichzelf (‘een heel karwei,’ bekende ze mij eens) en in het werken naar buiten toe. Deze grondslag van zuiverheid moet het zijn geweest, waaruit de weerklank op haar scheppende arbeid verklaard kan worden. Hoe groot en echt die innerlijke kracht was, blijkt overduidelijk uit het vele wat zij, getuigend van haar diepe en warme religiositeit, heeft gepresteerd. Zij bleef publiceren (haar bundel overdenkingen God groet u werd in Japanse interneringskampen in Indonesië veel gelezen en overgeschreven), zij reisde het land af voor het houden van lezingen en voordrachten, zij schreef boekrecensies (onder andere voor de nrc), zij vertaalde kundig en zorgvuldig uit het Frans, Duits en Engels. In Oosterbeek (en ook wel elders) leidde zij haar leerlingen in godsdienstige levensaspecten in. Het waren hoogst originele en nonconformistische lessen, die getuigden van een enorme belezenheid en vertrouwdheid met Oost en West (in het bijzonder met Tibet). Juist bij deze godsdienst-‘lessen’ bleek haar artistieke aard en juist daar wist zij interesse te wekken voor de verbinding tussen literaire kunst en religie. Zo heeft zich haar werkterrein allengs verplaatst van de stilte en een- | |
[pagina 266]
| |
zaamheid van het verborgen leven naar het veeleisende bestaan van mens en maatschappij. Ook in haar letterkundige producten komt die ontwikkeling wel tot uiting. In zekere zin is het jammer geweest dat haar literaire scheppingsdrang afnam naarmate het leven een sterker beroep op haar deed. Men kan zich afvragen wat voor werk uit die handen gekomen zou zijn, wanneer ook de oudere, gerijpte, geestige en zeer alerte Tony zou hebben geschreven. Zonder twijfel is zij een groot levenskunstenares geweest. Een moedige vrouw ook, die opgewassen bleek tegen de vele zware slagen die het lot haar heeft toegebracht: de dood van haar man kort na hun huwelijk,Ga naar voetnoot2 een zware oorlogsverwonding, het volledig verlies van haar huis en boekenschat bij een bombardement in september 1944, toenemende doofheid, de eenzaamheid van de latere levensjaren; dit alles op de zeer wankele basis van een voortdurend broze gezondheid en een financieel onzeker bestaan. Haar legendarische esprit de vivre heeft haar stellig geholpen dit alles te boven te komen. Het geheim van die levenskracht schuilt echter in de eerste plaats in de sterkte die zij ontleende aan de Grote Kracht. Tony de Ridder heeft ons een rijk, authentiek leven voorgeleefd. Op 25 december 1971 werden ‘alle rimpels gladgestreken, alle tranen gedroogd; iedere last mocht worden neergelegd, omdat ze ‘Thuis’ was gekomen.’Ga naar voetnoot3
j.h. ringrose | |
Voornaamste geschriftenDe stille dagen. Enkele verzen. Zwolle 1915.Ga naar voetnoot* Blauwe verten. Zeist 1918.Ga naar voetnoot* Meditaties. Arnhem 1919 (de derde druk 1923 onder de titel Van stille verten). Oosterbeek en omstreken. Officieele gids van de Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer. Oosterbeek 1919. Witte wegen. Zeist 1922.Ga naar voetnoot* Wijd uw dag. Een religieus woord voor allen, die innerlijke rust en kracht zoeken. Zeist 1924 (redactie). De berg op. Zeist 1925.Ga naar voetnoot* Jonge geluiden. Zeist 1925.Ga naar voetnoot* Songs of the soul. Zeist 1925.Ga naar voetnoot* De boodschap. Lochem 1926.Ga naar voetnoot* God groet u. Zeist 1927. Voetsporen. Lochem 1929. | |
[pagina 267]
| |
Voer mij waar uw vrede wenkt. Voor gemengd koor. Gedicht van Tony de Ridder. Rotterdam 1931 (muziek door L. de Bruyn).Ga naar voetnoot* Het licht der wereld. Geheel geteekend door Clara van Mesdag. Amsterdam 1935 (samen met Corrie Jacobs; Uilenreeks 20). De overkant. Amsterdam 1935. Aanrakingen. Zeist 1936. Een stil uur. Zeist 1936. Rust mijn ziel. Zeist 1936. Van de bezonkenheid. Zeist 1936. Van den akker. Amsterdam 1936. Voor jou. Zeist 1939. Arno, een hondenleven. Met foto's van de schrijfster. Zeist 1940. Van hier, van daar, van overal. Amsterdam 1942. Het weiland. Amsterdam 1946.Ga naar voetnoot* Wijd uw dag. Nieuwe bundel. Amsterdam 1949. Wolken boven Hattem. Amsterdam [1946?]. |
|