reid eigen inzicht te offeren. Maar merkwaardig genoeg vindt men hierin, evenals in de bundel ‘Door het donker’ (1934), de mooiste proletarische liederen, die in onze taal werden geschreven. Zij hebben een navrante bijklank, zij zijn bitter en schrijnend, maar nooit cynisch of negatief. Henriëtte Roland Holst noemde hem een zingende dwaas. ‘Het hart van de zingende dwaas’, zei ze, ‘staat altijd open, voor het goede en het kwade. Het voelt zich dikwijls grenzeloos eenzaam. Maar het verleert nooit verlangen naar kameraadschap en nooit gaat in hem het geloof helemaal onder, dat zij ergens bloeit.’
En inderdaad, in deze elementen lag in die tijd het dichterschap van Freek van Leeuwen besloten. Daar, waar hij zich door zijn politieke keuze liet beïnvloeden, merkt men een bepaalde geforceerdheid. Freek van Leeuwen moet dit hebben ingezien. In ieder geval wendde hij zich meer en meer af van de revolutionaire poëzie. Het werd steeds duidelijker, dat het daarmee tot een breuk moest komen.
De breuk kwam. In 1936 verscheen ‘Het lied van den zwerver’, waarin Van Leeuwen afscheid nam van zijn kameraden. Het was een bitter en pijnlijk vaarwel, maar het moet voor hem tevens een stuk zelfbevrijding zijn geweest. Zijn religieuze aard kon hierdoor vrijer naar voren komen. Het ging hier om een loutering van de ziel, een soort worsteling met god om de wedergeboorte van Christus en de eigen katharsis.
Voor de gerevolteerde Freek van Leeuwen was Christus de gezel der armen en hierover schreef hij in zijn ‘Wederkomst’ (1940) een bundel poëzie van grote zuiverheid en met beelden uit de eigen tijd... Ook in ‘Herdersgave’, ingeleid door Anton van Duinkerken en eveneens uitgegeven in 1940, vindt men deze strijd. De poëzie is geïnspireerd op het evangelie, maar dan volstrekt eigentijds geïnterpreteerd. Hij is daarbij bereid het officiële Christendom aan te tasten. Van Leeuwen's verlangen ging uit naar een primitief christelijke mensengemeenschap, naar het communisme van de eerste Christenen. Zijn verblijf onder de Oosteuropese joden, die kort voor het uitbreken van de oorlog in Antwerpen waren samengedromd, verdiepte zijn belangstelling voor de oude mystieken en was tevens voor hem een bron van inspiratie. Hun Messiasverwachting, ook nu in het bange uur, sloot aan bij het eigen verlangen naar verlossing.
De oorlog maakte een eind aan zijn officiële publicaties. Van Leeuwen schreef nu voor illegale bladen, maar anders dan in de gebruikelijke verzetspoëzie ging het hem niet om haat, maar om bezinning. Een mooi