| |
| |
| |
Remmet van Luttervelt
(Haarlem, 16 augustus 1916-Lochem, 19 februari 1963)
Toen in september 1936 Rem van Luttervelt in Leiden aankwam om er kunstgeschiedenis te gaan studeren, bleken ons, oudere studenten in de geschiedenis, zijn belezenheid zo groot en zijn oordeel zo verwonderlijk rijp, dat ons contact met hem in de groentijd er geen moment één op voet van ongelijkheid kon zijn. Hij was wat ouder dan zijn jaargenoten, maar dat onderscheid vervaagde niet geleidelijk, zoals men vaak ziet gebeuren; veeleer nam het toe als gevolg van zijn gaven van snel inzicht, werklust, stofbeheersing en combinatievermogen. Binnen drie jaar was Van Luttervelt kandidaat en reeds op 23 mei 1941 legde hij zijn doctoraal examen af, cum laude. Tussendoor werkte hij mee in de redactie van de almanak en was hij een tijd lang bibliothecaris van Sociëteit Minerva. In ons dispuut Literis Sacrum hield hij vier beurten in vier jaar over zo uiteenliggende onderwerpen als moderne kerkelijke schilderkunst, het evangeliarium van Egmond en gemeenschapskunst.
Nog eer hij was afgestudeerd, was hij al benoemd tot wetenschappelijk assistent aan het Centraal Museum te Utrecht (1 januari 1941). Hij bleef er ruim vijf jaar; op 9 juli 1943 promoveerde hij, wederom met lof, aan de universiteit ter plaatse, omdat zijn eigen alma mater toen door de bezetter gesloten was. Een beslissende ambtelijke wending in zijn leven betekende zijn benoeming, ingaande 1 augustus 1946, tot wetenschappelijk ambtenaar aan het Rijksmuseum, belast met de leiding en herinrichting van de toen ‘Vaderlandse geschiedenis’ geheten afdeling. Hij klom in die functie op tot conservator en vervulde haar tot zijn overlijden. Hiernaast verrichtte hij tal van bestuurs- en docerende werkzaamheden in de wereld der kunsthistorici; o.a. was hij docent aan het Nutsseminarie te Amsterdam. Als goed oud-Leidenaar organiseerde hij de 26 novemberbijeenkomsten in de hoofdstad; hij was lid van de Universiteitsraad.
De leiding van de genoemde afdeling van het Rijksmuseum bleek de taak waarvoor Van Luttervelt bij uitstek de geschikte man was. Ofschoon primair kunsthistoricus, beschikte hij van jongs af aan over een uitstekende kennis van de geschiedenis, in het bijzonder de vaderlandse, de Westeuropese en de Nederlands-koloniale alsmede van de genealogie. In 1957 sprak hij voor de deelnemers aan het tiende congres van Nederlandse historici over Historische beelden: een verkenning in het grensgebied
| |
| |
tussen kunstgeschiedenis en geschiedenis. Hij bereikte zijn doel, de historici te tonen dat zij vaak ten onrechte kunsthistorisch materiaal als bron verwaarlozen, maar hoe veel te bescheiden spreekt hij in de ondertitel slechts van ‘grensgebied’? Hij zelf overschreed voortdurend in denken en handelen die grens; voor hem vloeiden beide vakken ten volle ineen, voor beider beoefenaars was hij een autoriteit.
Als conservator van het Rijksmuseum heeft Van Luttervelt zeer veel werk van blijvende wetenschappelijke waarde verricht. Aan tal van tentoonstellingen heeft hij meegewerkt en veelal de catalogi ervan samengesteld. Voor de aan zijn zorg toevertrouwde afdeling heeft hij belangrijke aanwinsten verworven, maar vooral heeft hij systematisch de aanwezige voorwerpen onderzocht op hun herkomst, gebruik en lotgevallen. Het bleef hem ontzegd, de kroon op het werk te zetten: aan de definitieve herinrichting van de afdeling heeft hij slechts voorbereidend werk, zij het heel veel, kunnen bijdragen. Als ongehuwde in de staf van het museum viel hem meer dan eens de begeleiding van een buitenslands te exposeren collectie kunstwerken toe; aldus kwam hij in Finland, Zuid-Afrika, de USA en van daaruit in Mexico en Cuba. Zijn vakanties besteedde hij aan reizen door Europa; hij kende er alle musea, maar evenzeer ging zijn aandacht naar kerken en woonhuizen met wat daar aan belangwekkends te vinden was.
Van Luttervelt ging bij zijn studies uit van de levende mens in de omstandigheden van zijn tijd; daarom was voor hem de opdrachtgever niet minder interessant dan de kunstenaar en de handwerksman. Hem boeiden niet speciaal de coryfeeën, maar juist het samentreffen van motieven van uiteenlopende herkomst in een enkel werk, dat dan vaak eer curieus dan mooi was. Voor hem was het schier onoverzienbare geheel van de realia der kunstgeschiedenis wat voor een historicus een gecompliceerd archief is: van elke relatie en toestand uit het verleden en van iedere verandering daarin blijft iets hangen; doel van het onderzoek is, de samenstellende elementen ervan te onderscheiden en te classificeren. Daaraan is Van Luttervelt's leven gewijd geweest en daarvan leggen zijn verrassend talrijke publikaties getuigenis af. Nadat hij eerder door een viertal vakgenoten is herdacht als kunsthistoricus en museumdeskundige, moge in dit levensbericht de nadruk vallen op de bibliografie; de samenstelling ervan is geen geringe, noch een eenvoudige taak geweestGa naar voetnoot1.
| |
| |
Van Luttervelt was een verteller en een goed docent. Doordat hij zowel de litteratuur van zijn vak en tijd beheerste alsook veel uit vroeger eeuwen paraat had, en hij al die gegevens treffend vermocht te associëren met wat hij juist had gezien en onderzocht, was een gesprek met hem een boeiend college, dat kon beginnen met de genealogie van een Franse familie en eindigen met een onopgemerkt gebleven motief in de gevel van een huis waarvoor we ons gesprek besloten. Dezelfde verteller herkent men in veel van zijn publikaties.
Ik meen in het geheel van zijn geschriften drie groepen te onderscheiden. Eerst de boeken, snel na elkaar verschenen: de van een sociologische visie doortrokken dissertatie, vijf jaar later geïllustreerd en goeddeels herschreven, opnieuw verschenen. Dan de twee Heemschutboekjes, waarvan het latere dieper graaft dan het eerste. Zijn stofbeheersing en gemak van schrijven blijken uit zijn Schilders van het stilleven. Deze werken dateren kennelijk uit de Utrechtse tijd. De Amsterdamse produktie vindt men vooral in artikelen in tijdschriften: bij doorlezen ervan ervaart men verrast, op hoeveel, in tijd en onderwerp vaak ver uiteenliggende gebieden hun auteur zich bewoog. Tot grotere studies van afsluitende aard is het niet gekomen, helaas. Het hoofdstuk in deel VII van de Algemene geschiedenis der Nederlanden lijkt een verbijsterende catalogus van namen, maar het bevat rake karakteristieken en een goed volgehouden grote lijn.
Zo'n grote lijn, maar dan meen expliciet, treft mij vooral in de derde groep, twee korte stukken. Het ene is het namen met K.G. Boon geschreven antwoord in hun polemiek met Geyl naar aanleiding van het thema van de jubileumtentoonstelling in 1958 van de middeleeuwse kunst der noordelijke Nederlanden. Nu is inderdaad Van Luttervelt's bijdrage tot de catalogus niet sterk; ik begrijp dat Geyl zich erdoor geprikkeld voelde, want een visie die de historici hadden aanvaard, leek bij hun naaste buren nog niet eens doorgedrongen te zijn. Van Luttervelt en Boon betogen echter, dat zij als kunsthistorici op grond van hun materiaal niet meer houvast vinden in Geyl's zienswijze inzake de scheuring der Nederlanden dan in oudere opvattingen dienaangaande. Maar op die behoeven de polemisten niet terug te gaan; zij kunnen al
| |
| |
terecht verwijzen naar Van Luttervelt's artikel - oorspronkelijk een Leids diescollege van februari 1956 -, Nationale kunstgeschiedenis, dat mij voorkomt, het hoogtepunt te zijn van hetgeen hij voor kunsthistorici en historici samen geschreven heeft. Van Luttervelt toont hierin aan, hoe elk kunstwerk moet worden beschouwd in verband met plaats, tijd en omstandigheden van ontstaan: de uit de 19e eeuw stammende systematiserende indeling naar nationale kenmerken kan aan het unieke in het samentreffen van min of meer toevallige elementen geen recht doen; zo bewijzen de kunst van Luik en van Kleef, dat hedendaagse staatkundige grenzen en een bepaalde stijl niet samenvallen. Evenmin kunnen die nationale kunsten en stijlen als constanten worden beschouwd; daarvoor is de internationale verbondenheid over de grenzen heen te sterk. In dit opstel geeft Van Luttervelt uiting aan nuancerende, differentiërende en relativerende opvattingen waardoor insgelijks hedendaagse historici zich gedrongen voelen, telkens opnieuw te blijven vorsen naar de componenten van verschijnselen waarover eerdere generaties hun oordeel reeds hadden gegeven.
Naast het al gedrukte werk is er nog een ongedrukte nalatenschap: vooral lezingen en een aantal kostelijke reisverslagen, geheel uitgetypt en vervolgens gecompleteerd met foto's en tekeningen. Ze leren de samensteller kennen zoals zijn vrienden zich hem blijven herinneren: intelligent, opgewekt, actief, trouw.
A.E. COHEN
| |
Bibliografie
1941 | Een Leidsche Lustrumviering vóór ruim honderd jaar (1835). In: Leidsch Jaarboekje dl. 33, 1941, p. 180-192. |
1941 | De huizen langs de Vecht. In: Utrecht-nummer van Leven en Werken, Jrg. 5, 1941, p. 15-22. |
1942 | West-Indië en het verre Oosten in Europeesche visie der 17de eeuw. In: Historia, 1942, dl. 8, p. 65-73. |
1942 | Het gevecht tussen Bréauté en Leckerbeetje. Een merkwaardige episode uit den tachtigjarigen oorlog. In: Historia, 1942, dl. 8, p. 253-255. |
1942 | De zegepralende Vecht. Kersttentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht. In: Historia, 1942, dl. 8, p. 297-302. |
1942 | Het voormalige Sint Adalbertsklooster te Egmond. In: Oudheidkundig Jaarboek, 1942, dl. 11, p. 45-56. |
1942 | Utrechtsche Kunst 1800-1850. Catalogus van een tentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht (15 Juli-13 September 1942). |
1942 | Utrechtsche Kunst 1800-1850. Tentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht, 1942. In: Maandblad van ‘Oud-Utrecht’, 17e Jrg. 1942, p. 67-73. |
1943 | De buitenplaatsen aan de Vecht. Dissertatie Utrecht, 1943. |
1943 | Aanteekeningen over de ontwikkeling van Willem Kalf. In: Oud-Holland, 1943, dl. 60, p. 60-86. |
| |
| |
1943 | ‘20 Eeuwen Utrecht’ in het Centraal Museum, aldaar. In: Maandblad voor Beeldende Kunsten, 1943, dl. 20, p. 164-165. |
1944 | Schoonheid aan de Vecht. Amsterdam, 1944. (Heemschut-serie, deel 40). |
1944 | Vorsten en gezanten bij de Vrede van Utrecht, getekend door J.G. Colasius. In: Historia, 1944/45, dl. 10, p. 73-80. |
1944 | Een kinderportret uit het Huis Nassau. In: Historia, 1944/45, dl. 10, p. 222-224. |
1944 | Winterhalter als schilder van het Tweede Keizerrijk. In: Apollo, maandschrift voor literatuur en beeldende kunsten, Jrg. I, 1945/46, no. 1/2, p. 55-57. |
1946 | Hendrik van Velthoven, eerste teekenmeester aan de Fundatie van Renswoude (1728-1770). In: Jaarboekje ‘Oud-Utrecht’, 1945/46, p. 162-174. |
1946 | Emond Helleraet, Gelders renaissance-architect. In: Handelingen van het 19e Nederlandsche Philologen-Congres, 1946, p. 78-80. |
1946 | Twee vergeten schilders: Christiaan van Geelen en zijn zoon. In: Historia, 1946, dl. 11, p. 49-59. |
1946 | Willem Albertus Haanebrink. In: Oud-Holland, 1946, dl. 61, p. 196-204. |
1946 | Werk van Anna Maria van Schurman te Utrecht. In: Maandblad van ‘Oud-Utrecht’, 19e Jrg., 1946, p. 38. |
1946 | De Gronsvelt-kameren. In: Maandblad van ‘Oud-Utrecht’, 19e Jrg, 1946, p. 60-62. |
1946 | Een grafsteen van de familie Van Royesteyn. In: De Navorscher, 1946, 91e Jrg., p. 113-117. |
1946 | De portretten der landcommandeurs van de Balye van Utrecht. In: Oudheidkundig Jaarboek, 1946, 4e serie, dl. 13, p. 33-40. |
1946 | De schilderingen van Jacob van Campen uit het Hoogerhuis bij Amersfoort. In: De Gids, 1946, Jrg. 109 (2), p. 143-159. |
1946 | Korte Mededeeling over het Belgisch Tijdschrift voor Oudheidkunde en Kunstgeschiedenis. In: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1946, Jrg. 59, p. 427-428. |
1947 | Schilders van het stilleven. Naarden, 1947. |
1947 | Pieter Cornelisz. Hooft, drossaert van Goeylant en castelein op Thuys te Muyen. (Herdenkingstentoonstelling P.C. Hooft, Amsterdam, 1947). |
1947 | Een geschilderd kamerbehangsel uit 1784 met een historische achtergrond. In: Historia, 1947, dl. 12, p. 97-102. |
1947 | Een zeegezicht met een historische voorstelling van Adam Willaerts. In: Historia, 1947, dl. 12, p. 225-228. |
1947 | Jan Hendrik Verheyen. In: Maandblad voor Beeldende Kunsten, 1947, dl. 23, p. 30-41. |
1947 | Joost Cornelisz. Droochsloot en zijn werken voor het Sint Barbara- en Laurentius Gasthuis te Utrecht. In: Nederlandsch Kunsthistorisch Jaarboek, 1947, dl. 1, p. 113-136. |
1947 | Ioannes Rijnbout, een Nederlands beeldhouwer uit de 19de eeuw. In: Bulletin Ned. Oudheidkundige Bond, 1947, 5e serie, dl. 1, p. 42-52. |
1947 | J.H. van Heek, Schets der wordings- en bouwgeschiedenis van het kasteel Bergh te 's-Heerenberg (1943). Besproken door R. van Luttervelt in Bulletin Ned. Oudheidk. Bond, 1947, 5e serie, dl. 1, p. 133-134. |
1947 | Twee Utrechtsche primitieven (Johannes van Huemen?). In: Oud-Holland, 1947, dl. 62, p. 107-122. |
1947 | Het Spaens Heydinnetje van Paulus Bor. In: Phoenix, Maandschrift voor Beeldende Kunst, Jrg. 2, no. 1, 1947, p. 7-10. |
1947 | Leidse Studenten in beeld. In: Leidsch Universiteitsblad, 8 februari 1947, 12e Jrg. no. 10, p. 3-8. |
1947 | J.W. Frederiks, Nederlandsche Penningen (1947). Besproken door R. van |
| |
| |
| Luttervelt in Phoenix, Maandschrift voor Beeldende Kunst, Jrg. 2, no. 6/7, 1947, p. 167 en in Heemschut, 25e Jrg., 1948, p. 71. |
1948 | De buitenplaatsen aan de Vecht. Lochem, 1948. |
1948 | Meesterwerken uit de Oude Pinacotheek te München. Tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum, Amsterdam 1948. (met J.L. Cleveringa en H. van Hoorn). |
1948 | Het ruiterstandbeeld van Willem van Oranje te 's-Gravenhage. Een werk van A.E. de Nieuwerkerke. In: Apollo, Maandschrift voor literatuur en beeldende Kunsten, Jrg. III, dl. 2, 1948, p. 295-305. |
1948 | Plaveisel. In: Heemschut, 1948, 25e Jrg., p. 100-101. |
1948 | De versieringen ter eere van den intocht van Willem III te 's-Gravenhage in 1691. In: Maandblad voor Beeldende Kunsten, 1948, dl. 24, p. 148-166. |
1948 | Markgravin Wilhelmine van Bayreuth. In Maandblad van ‘Oud-Utrecht’, 1948, dl. 21, p. 29-32. |
1948 | De geboorte van een verzameling. In: De Groene Amsterdammer, 17 Juli 1948. |
1948 | Twee portretten van Daniël van den Queecborne. In: Phoenix, Maandschrift voor Beeldende Kunst, 1948, Jrg. 3, no. 2, p. 37-41. |
1948 | Aantekeningen bij de Herdenkinstentoonstelling van de Vrede van Münster te Delft. In: Phoenix, Maandschrift voor Beeldende Kunst, 1948, Jrg. 3, no. 7/8, p. 189-199. |
1948 | Inventarislijst van de verzameling schilderijen, beeldhouwwerken, handschriften en andere kunstvoorwerpen op Huis Bergh, 's-Herenberg (van J.H. van Heek), okt.-nov. 1948. |
1948 | De ontvangst van Cornelis Hop als Nederlandsch Ambassadeur te Parijs. In: Jaarverslagen v.h. Kon. Oudheidk. Genootschap, 1948/49, p. 80-104. |
1948 | Jan Mostaert's West-Indisch Landschap. In: Nederlandsch Kunsthistorisch Jaarboek, 1948/49, p. 104-117. |
1949 | De Stichtsche lustwarande. Amsterdam, 1949. (Heemschut-serie, deel 62). |
1949 | Das Schicksal von Rembrandts Gemälden. In: Atlantis, 1949, Heft 4, p. 187-194. |
1949 | La Hollande en fleurs. Strasbourg, 1949. |
1949 | Early Dutch Flower Paintings. Manchester, 1949. |
1949 | Het Raadhuis aan de Dam. Amsterdam, 1949. (Heemkennis A'dam, dl. 8). |
1949 | Uit de schatkamers der Middeleeuwen. Abstractie en Realisme in schilder- en beeldhouwkunst. In: Amsterdams Weekblad, 1949, no. 28, p. 9. |
1949 | Uit de schatkamers der Middeleeuwen. In: De Groene Amsterdammer, 9 Juli 1949. |
1949 | Een gezicht op Haarlem van Jacob van Ruysdael. In: Historia, 1949, dl. 14, p. 223-225. |
1949 | Korte geschiedenis van de monumenten in de Vechtstreek. In: Bulletin Kon. Ned. Oudheidk. Bond, 1949, 6e serie, Jrg. 2, p. 92-106. |
1949 | Het stadhuis te Lochem. In: Bulletin Kon. Ned. Oudheidk. Bond, 1949, 6e serie, Jrg. 2, p. 179-190. |
1949 | De Nassausche wapenrok in het Rijksmuseum. In: Jaarverslag v.h. Kon. Oudheidkundig Genootschap, 1949/50, dl. 92, p. 76-79. |
1949 | Hollänsk Konst från 1600-talet. Konstsamlingarnai Ateneum, Helsinki 1949, p. 7-13. |
1950 | Album Vaderlandse Geschiedenis in beeld. Amsterdam, Rijksmuseum, 1950. |
1950 | De Stadhouder-Koning en zijn tijd, 1650-1950. Catalogus van de herdenkings-tentoonstelling (redactie). Rijksmuseum Amsterdam, 1950. |
1950 | Kind van Staat en tweede vader des vaderlands. In: De Groene Amsterdammer, 18 Maart 1950. |
| |
| |
1950 | Rembrandt's Pallas Athene in the Gulbenkian Collection. In: Gazette des Beaux-Arts, 6e Période, Tome 37, 1950, p. 99-106 en 167-169. |
1950 | Politieke rijmelarij uit de Patriotten- en de Franse tijd. In: Histora, 1950, dl. 15, p. 265-274. |
1950 | Sprokkelingen betreffende de geschiedenis van de Vechtstreek (I). In: Jaarboekje v.h. Oudheidk. Gen. ‘Niftarlake’, 1950, p. 5-9. |
1950 | Nederlandse tegeltableaux te New York. In: Bulletin Kon. Ned. Oudheidk. Bond, 1950, 6e serie, Jrg. 3, p. 146-148. |
1950 | Iets over de Vechtstreek. In: Maandblad van ‘Oud-Utrecht’, 1950, dl. 23, p. 16-19. |
1950 | De vrede van Nijmegen in beeld. In: Tijdschrift voor Geschiedenis 1950, Jrg. 63, p. 321-332. |
1950 | Het gebouw van de Fundatie der Vrijvrouwe van Renswoude te Utrecht. In: Ned. Kunsthistorisch Jaarboek, 1950/51, p. 197-244. |
1950 | Le siècle d'or de la peinture hollandaise. In: Revue du monde nouveau, 1950, p. 17-20. |
1951 | Geschiedenis van de Bourgondische landen. In: ‘Bourgondische Pracht’, tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum, 1951, p. VII-IX. |
1951 | Bourgondisch maecenaat. In: ‘Bourgondische Pracht’, tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum, 1951, p. X-XV. Ook in: ‘De eeuw van Bourgondië’, tentoonstellingscatalogus Paleis voor Schone Kunsten, Brussel, 1951, p. 19-34. |
1951 | Het grafbord van Frans Banningh Cock. In: Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam, 1951, 38e Jrg., p. 24-26. |
1951 | De vrouw in de vuurhaard op het Stadhuis. In: Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam, 1951, 38e Jrg., p. 29. |
1951 | Les portraits de Philippe le Bon. In: Les Arts Plastiques, 1951, p. 183-196. |
1951 | Nederlandse klokken in Schotland. In: Bulletin Kon. Ned. Oudheidk. Bond, 1951, 6e serie, Jrg. 4, p. 91-92. |
1951 | De Spinola-reliefs van Matthias Melin. In: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1951, 6e serie, Jrg. 4, p. 95-108. |
1951 | Schilderijen met Karthuizers uit de late 15e en de vroege 16e eeuw. In: Oud-Holland, 1951, dl. 66, p. 75-92. |
1951 | Twee Tekeningen voor een Erepoort te Brussel uit 1744. In: Belgisch Tijdschrift voor Oudheidkunde en Kunstgeschiedenis, 1951, dl. XX, p. 301-309. |
1952 | De herkomst van de Meester van de Virgo Inter Virgines. In: Bulletin Museum Boymans, dl. III, no. 3, 1952, p. 57-71. |
1952 | Herinneringen aan vice-admiraal Isaac Sweers en zijn familie. In: Jaarverslagen Kon. Ned. Oudheidk. Genootschap, 1951/52, 1952/53, dl. 94-95, p. 91-94. |
1952 | Portretten van Daniël van den Queeckborne. In: Oud-Holland, 1952, dl. 67, p. 199-209. |
1952 | Katalogus van 'n tentoonstelling van XVIIde-eeuwse Hollandse Skilderye. Van Riebeeck-fees, Kaapstad 1952, p. 5-6. |
1952 | Exhibition of XVII century Dutch painting. Van Riebeeck Festival, Cape Town, 1952, p. 5-6. |
1952 | Catalogue of a Van Riebeeck Festival Exhibition, Johannesburg, 1952. |
1952 | Het uiterlijk van Jan van Riebeeck in de volksverbeelding. In: Nederlandse Post, maandblad voor Zuid-Afrika, Van Riebeecknummer, 1952, Jrg. V, no. 11, p. 2-4. |
1953 | De Spiegelversiering van de Royal Charles in het Rijksmuseum. In: De Groene Amsterdammer, 10 jan. 1953. |
| |
| |
1953 | Matthias Melin en zijn epitaaf. In: Bulletin Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1953, 6e serie, Jrg. 6, kol. 51-58. |
1953 | Over de verhouding tussen musea en archieven. (samen met G.J. Lugard en E. Pelinck). In: Nieuws-Bulletin Kon. Ned. Oudheidk. Bond, 1953, 6e serie, Jrg. 6, kol. 193-196. |
1953 | De wapenrusting en het zwaard van Jacob van Heemskerck. In: Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam, 43e Jrg., 1953, p. 73-76. |
1953 | Het officiële portret van de De Ruyter door Bol. In: Bulletin Rijksmuseum-Mauritshuis, 1953, 1e Jrg., p. 33-34. |
1953 | De zg. commandostaf van admiraal Schrijver. Een historische vergissing. In: Bulletin Rijksmuseum-Mauritshuis, 1953, 1e jrg., p. 34-35. |
1953 | Het portret van Willem II en Maria Stuart in het Rijksmuseum. In: Oud-Holland, 1953, dl. 68, p. 159-169. |
1953 | Bij een meisjesportret op Huis Bergh. In: De Liemers. Gedenkboek Dr. J.H. van Heek, opgedragen bij zijn 80e verjaardag, 20 October 1953, p. 51-54. |
1954 | De Noordnederlandse Kunst in de tweede helft der 17e eeuw. In: Alg. Geschiedenis der Nederlanden, 1954, deel VII, p. 58-90. |
1954 | Een gouden ereketen van Christiaan IV van Denemarken. In: Bulletin. Kon. Ned. Oudh. Bond, 1954, 6e serie, Jrg. 7, kol. 53-58. |
1954 | Herinneringen aan Piet Heyn in het Rijksmuseum. In: Bulletin Kon. Ned. Oudheidk. Bond, 1954, 6e serie, Jrg. 7, kol. 154-162. |
1954 | Het zogenaamde keteltje van Maximiliaan van Buren. In: Bulletin Rijksmuseum-Mauritshuis, 1954, 2e Jrg., p. 3-8. |
1954 | Een medaillon met het portret van Gustaaf Adolf. In: Bulletin Rijksmuseum-Mauritshuis, 1954, 2e Jrg., p. 21-22. |
1954 | Het portret van Aucke Stellingwerf door Lodewijk van der Helst. In: Bulletin Rijksmuseum-Mauritshuis, 1954, 2e Jrg., p. 92. |
1954 | De ‘Arcus triumphalis’ opgericht bij de begrafenis van prins Frederik Hendrik. In: Jaarboek ‘Die Haghe’, 1954, p. 49-58. |
1954 | Een vuursteenpistool, geschonken door Prins Eugenius aan de Generaal Werdmüller. In: Jaarverslagen Kon. Oudheidk. Genootschap, 1953/54, 1954/55. dl. 96-97, p. 72-78. |
1954 | Korte Mededeling over het Belgisch Tijdschrift voor Oudheidkunde en Kunstgeschiedenis, Jaargangen 1951 en 1952. In: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1954, Jrg. 67, p. 271-272. |
1955 | De eeuw van het Maniërisme. In: ‘De triomf van het Maniërisme. De Europese stijl van Michelangelo tot El Greco’. Tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Amsterdam, 1955, p. 11-20. (tevens redactie van de catalogus). |
1955 | Een nieuwe aanwinst voor de Historische Afdeling van het Rijksmuseum: Een schilderij van J.B. Weenix. In: Bulletin Rijksmuseum-Mauritshuis, 1955, 3e Jrg., p. 9-16. |
1955 | De brieventas van Napoleon. In: Bulletin Rijksmuseum-Mauritshuis, 1955, 3e Jrg., p. 92-93. |
1955 | Bij een penning van Jacques Jonghelinck. In: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, 1955, dl. 42, p. 100-102. |
1955 | Wie stelt Jonson van Ceulen's jongensportret op Kasteel Amerongen voor? In: Oud-Holland, 1955, dl. 70, p. 41-45. |
1955 | Inventaris van Kastell Twickel (Amt Delden), Twickel, 1955 (getypt). |
1956 | Catalogus van de tentoonstelling ter herdenking van Michiel de Ruyter, Amsterdam 1956. |
| |
| |
1956 | Het Portret van Maria Stuart in het Museum te Brussel. In: Bulletin Musées Royaux des Beaux-Arts, 1956, dl. 5, p. 221-224. |
1956 | De Keizerskroon boven het Amsterdamse wapen. In: Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam, 1956, 43e Jrg., p. 51-54. |
1956 | Bij het portret van Oopje Coppit. In: Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam, 1956, 43e Jrg. p. 93. |
1956 | Een borstbeeld door Eugenius van Savoie aan George Clifford geschonken. In: Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam, 1956, 43e Jrg., p. 121-123. |
1956 | Amsterdams rådhus och dess byggnadshistoria. In: Konthistorisk Tidskrift, 1956, p. 3-10. |
1956 | Een schildering met het beleg van de Schenkenschans. In: Bulletin Rijksmuseum-Mauritshuis, 1956, 4e Jrg., p. 78-82. |
1956 | Het Bossche Broek, een historisch monument. In: Heemschut, 1956, 33e Jrg., p. 24-25. |
1956 | Lutma's penning op de Vrede van Munster. In: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, 1956, dl. 43, p. 76-80. |
1956 | Het nationaal historisch museum. In: Nieuws-Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1956, 6e serie, Jrg. 9, kol. 225-236. |
1957 | Oude schepen. Uitgave van het Rijksmuseum, Amsterdam 1957. In serie: Facetten der verzameling, no. 11. |
1957 | Een nog niet geïdentificeerde tekening van Rembrandt. In: Bulletin Museum Boymans, 1957, dl. VIII, p. 71-73. |
1957 | Herinneringen aan Michiel Adriaenszoon de Ruyter in het Rijksmuseum. In: Bulletin Rijksmuseum, 1957, 5e Jrg., p. 28-70. |
1957 | Drie portretten. (betreffen Juliana van Stolberg en Willem III als kind). In: Bulletin Rijksmuseum, 1957, 5e Jrg., p. 108-113. |
1957 | Een ballotagezak uit Schagen. In: Bulletin Rijksmuseum, 1957, 5e Jrg., p. 116-117. |
1957 | Waarom schonk de freule van Brederode een zilveren beker aan Vianen's weeshuis? In: Bulletin Rijksmuseum, 1957, 5e Jrg., p. 118. |
1957 | De laatste restanten van Honselaarsdijk bedreigd. In: Heemschut, 1957, Jrg. 34, no. 1, p. 8-10. |
1957 | De Grote Ruiter van Rembrandt. In: Ned. Kunsthistorisch Jaarboek, 1957, dl. 8, p. 185-219. |
1957 | Reizigers in de Vechtstreek in de 17de en 18de eeuw, sprokkelingen betreffende de geschiedenis van de Vechtstreek (II). In: Jaarboekje v.h. Oudheidk. Genootschap ‘Niftarlake’, 1957, p. 1-2. |
1957 | Bijdragen tot de Iconographie van de Graven van Holland, naar aanleiding van de beelden uit de Amsterdamse vierschaar (I-III). In: Oud-Holland, 1957, dl. 72, p. 73-91(I), p. 139-149(II), p. 218-243(III). |
1957 | Nogmaals Matthias Melin. In: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1957, 6e serie, Jrg. 10, kol. 41-46. |
1957 | Nationale kunstgeschiedenis. In: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1957, 6e serie, Jrg. 10, kol. 95-116. |
1957 | De nieuwe vleugel van het Gemeente Museum te Arnhem. In: Nieuwsbulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1957, de serie, Jrg. 10, kol. 117-120. |
1958 | De ‘Turkse’ schilderijen van J.B. Vanmour en zijn school. De verzameling van Cornelis Calkoen, ambassadeur bij de Hoge Porte, 1725-1743. Istanbul, 1958. Uitgave v.h. Ned. Hist.-Archaeol. Inst. te Istanbul. III. |
1958 | Frederick Rihel of Jacob de Graeff? In: Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam, 1958, 45e Jrg., p. 147-150. |
| |
| |
1958 | De staatkundige structuur der Noordelijke Nederlanden gedurende de Middeleeuwen. In: Middeleeuwse Kunst der Noordelijke Nederlanden, catalogus jubileum-tentoonstelling 150 jaar Rijksmuseum, 1958, p. 11-15 (tevens hoofdredactie van de catalogus). |
1958 | De optocht ter gelegeneheid van de inwijding der Leidse universiteit. In: Leids Jaarboekje, 1958, dl. 50, p. 87-104. |
1958 | De penning op het ontzet van Leiden. In: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, 1958, dl. 45, p. 152-154. |
1958 | De adellijke Huizinge in de stad. In: Jaarverslag Ned. Kastelenstichting, 1958, p. 17-23. |
1958 | Jan Brandes, predikant, landeigenaar en tekenaar. In: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1958, 6e serie, Jrg. 11, kol. 29-38. |
1959 | De portretten van Marten van Rossem. In: Bijdragen en Mededelingen der Vereniging ‘Gelre’, 1959, dl. 58, p. 191-204. |
1959 | De toekomst van Beeckesteyn. Nieuwe luister of gemiste kans? In: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1959, 6e serie, Jrg. 12, kol. 183-188. |
1959 | Een Indische ceremoniestaf uit 1604. In: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1959, 6e serie, Jrg., 12, kol. 279-288. |
1959 | Een onbeschreven portret van een vlootvoogd in het Rijksmuseum. In: Bulletin Rijksmuseum, 1959, 7e Jrg., p. 23. |
1959 | Historische Beelden. Een verkenning in het grensgebied tussen kunstgeschiedenis en geschiedenis. In: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1959, 72e Jrg., p. 1-15. |
1959 | Een schilderij van Johannes en Abraham Storck. In: Oud-Holland, 1959, dl. 74, p. 19-29. |
1959 | Een vergeten portret van prins Willem II. In: De Navorscher, 1959, 98e Jrg., no. 5/6, p. 111-122. |
1959 | Een schilderij van Anna van Buren en andere portretten uit haar omgeving. In: Oud-Holland. 1959, dl. 74, p. 183-202. |
1959 | Lodewijk Napoleon en het Koninkrijk Holland. Tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Amsterdam, 1959. (redactie). |
1959 | Catalogue (de l') exposition Le Roi Louis-Napoléon et la Hollande de son époque, (à l') Institut Néerlandais, Paris, 1959. (introd. de L. Brummel). |
1959 | 17th Century Dutch Paintings lent by The Netherlands Government to the Albany Institute of History and Art, 1959. (Hudson-Champlain Celebration), p. 2-3. |
1960 | Holland's Musea. Hoogtepunten der oude schilderkunst uit de collecties van het Rijksmuseum te Amsterdam, Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam, Frans Halsmuseum te Haarlem, Mauritshuis te Den Haag. Den Haag, 1960. |
1960 | De Leidse haring- en brooduitdeling in woord en beeld. In: Leids Jaarboekje, dl. 52, 1960, p. 71-88. |
1960 | Aantekening: Zijn de kunsthistorici hardleers? Naar aanleiding van Prof. Geyl's ‘Aantekening’ over wat hij ‘de hardleersheid’ der (of van sommige) kunsthistorici noemt. (samen met K.G. Boon). In: Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden, 1960, 15e dl., p. 103-108. |
1960 | Het portret van hertog Karel van Gelre in het Gemeentemuseum te Arnhem. In: Bijdragen en mededelingen v.d. Ver. ‘Gelre’, 1960, dl. 59, p. 139-150. |
1960 | Naschrift bij de opmerkingen van Professor Coolhaas (over: De ceremoniestaf van Dr. Van Luttervelt, in: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 6e serie, Jrg. 13, 1960, kol. 61-64) in: ibid., kol. 63-66. |
1960 | Herinneringen aan Johan en Cornelis de Witt in het Rijksmuseum. In: Bulletin Rijksmuseum, 1960, 8e Jrg., p. 27-63. |
| |
| |
1960 | Een kanon uit 1533 in het Rijksmuseum. In: Bulletin Rijksmuseum, 1960, 8e Jrg., p. 145-146. |
1960 | Een schaal met Marten van Rossem? In: Berichten van de rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek, 1960/61, Jrg. 19-11, p. 539-541. |
1960 | Het kinderportret van Erasmus Quellin en Jan Fijt in het Museum te Antwerpen. In: Jaarboek Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. 1954-'60, p. 17-20. |
1961 | Herinneringen aan de Bonapartes in het Rijksmuseum. Den Haag, 1961. |
1961 | Catalogue de l'exposition Belle de Zuylen et son époque à l'Institut Néerlandais, Paris, 1961, et au Rijksmuseum Amsterdam (redactie). |
1961 | Het portret van Maria Louise van Hessen-Kassel, prinses van Oranje, in het Rijksmuseum. In: Bulletin Rijksmuseum, 1961, 9e Jrg., p. 155-156. |
1961 | Antwoord aan de Heer Wartena. In: Bulletin Rijksmuseum, 1961, 9e Jrg., p. 158. Antwoord op: R. Wartena, Een kanon uit 1533 in het Rijksmuseum. Een rechtzetting; t.a.p.p. 157. |
1961 | Exhibition Sweden's Golden age in the Rijksmuseum Amsterdam. In: Burlington Magazine, 1961, dl. 103, p. 466. |
1961 | Liever Turks dan Paaps. In: De Gids, okt. 1961, p. 150-163. |
1961 | Portretpenningen en geschilderde portretten van Ridder Steven de Witt. In: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, 1961, 48e Jrg., p. 58-64. |
1961 | Jacob Marot, architect van Diederik Jacob baron van Tuyll van Serooskerken. In: Jaarboekje van ‘Oud-Utrecht’, 1961, p. 55-68. |
1961 | Herinneringen aan de voormalige Nederlandse bezittingen op de Goudkust in het Rijksmuseum. In: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1961, 6e serie, Jrg. 14, kol. 247-262. |
1962 | Penningen en plaquettes op de tentoonstelling ‘Meesters van het Brons der Italiaanse Renaissance’ in het Rijksmuseum. In: De Geuzenpenning, 1962, Jrg. 12, no. 1, p. 7-8. |
1962 | Les musées de la marine (+ Eng. tekst). In: Museum (Unesco), vol. XV, 1962, no. 2, p. 104-7. |
1962 | Clouston, R.W.M., Dutch and Belgian bells in Scotland (1962). Besproken door R. van Luttervelt in Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond, 1962, 6e serie, Jrg. 15, kol. 264. |
1962 | De zeeslag bij Bergen, een penschilderij van Willem van de Velde de oude. In: Bulletin Rijksmuseum, 1962, 10e Jrg., p. 16-30. |
1962 | Renaissancekunst in Breda, drie studies. In: Ned. Kunsthistorisch Jaarboek, 1962, dl. 13, p. 55-104. |
1962 | Dutch Museums. In: The Connaoisseur, 1962, dl. 149, p. 49. |
1962 | Herdenkingstentoonstelling 350 jaar Nederland-Turkije (1612-1962) in het Rijksmuseum Amsterdam, 1962. (met A.A. Kampman). |
1962 | Herinneringen aan Hugo de Groot en de zijnen in het Rijksmuseum. In: Jaarverslag Kon. Oudh. Genootschap, 1962/63, p. 47-65. |
1963 | Renaissancekunst in Breda, vijf studies. In: Ned. Kunsthistorisch Jaarboek, 1963, dl. 14, p. 31-60. |
1963 | Herinneringen aan Oranjes in Zuid-Italië. In: Mededelingen v.h. Ned. Historisch Instituut te Rome, dl. 32, 1963, afl. 1, p. 3-15. |
1963 | Een gezicht op Paramaribo. In: Bulletin Rijksmuseum, 1963, 11e Jrg., p. 22-25. |
1965 | Het Huis Oranje-Nassau en Oranienstein. In: Bulletin Kon. Ned. Oudh. Bond. 1965, Jrg. 64, p. 10-13. |
|
-
voetnoot1
- De bibliografie is samengesteld door mej. drs. I.W.L. Moerman met gebruikmaking van talrijke gegevens, verstrekt door mevrouw W.J.S. van Luttervelt-Badon Ghijben en mevrouw drs. J.G. de Bie Leuveling Tjeenk-Brands. Opgenomen zijn de gedrukte publikaties, onder welke ook de tentoonstellingscatalogi waarvan dr. Van Luttervelt de redactie had of waaraan hij veel heeft bijgedragen; niet vermeld zijn ongedrukt gebleven lezingen e.d.; evenmin recensies van zijn boeken.
|