goed gevolg was afgelegd, volgde reeds in 1935 het kandidaatsexamen Nederlandse Taal- en Letterkunde en in 1938 sloot hij zijn studie aan de Universiteit van Groningen af met het doctoraal examen. Op dit diploma stond aangetekend dat Van der Meulen tevens gerechtigd was onderwijs te geven in de Geschiedenis en de Psychologie. De laatste vermelding interesseerde hem in het bijzonder, omdat zij hem de weg baande aan een kweekschool voor onderwijzers les in dit vak te geven. Nog steeds waren de tijden donker voor hen die gestudeerd hadden en iedere kans om zijn bevoegdheden uit te breiden diende te worden aangegrepen. Het gelukte hem echter nog in hetzelfde jaar, 1938, in tijdelijke functie bij het V.H.M.O. in Den Haag een benoeming te krijgen; vast werd deze betrekking het volgende jaar. Hij werkte achtereenvolgens aan de h.b.s. ‘Beeklaan’ en de Thorbecke- h.b.s.; sedert 1946 was hij verbonden aan de Dalton- h.b.s., later het Dalton- lyceum, toen er ook een gymnasium-afdeling aan deze school kwam. Vele jaren maakte hij deel uit van de staf van deze school.
Moeilijke omstandigheden thuis - zijn eerste vrouw werd ernstig ziek en overleed - weerhielden hem niet voor een proefschrift te werken. Historisch ingesteld koos hij een onderwerp uit het verleden, uit de zestiende eeuw, maar er bestond ook geestelijke affiniteit tussen hem en het gekozen object: Coornhert. Het niet gebonden zijn van deze zestiende-eeuwer aan enige kerkelijke richting, zijn zoeken naar waarheid, zijn nimmer aflatende belangstelling voor de mens, vooral het ‘beeldenstormen’ in eigen innerlijk dat hij propageerde, dat alles kwam overeen met Van der Meulens levensvisie. In 1945 promoveerde hij bij de grote kenner van de zestiende eeuw in het algemeen, van Coornhert in het bijzonder, prof. B. Becker van de Universiteit van Amsterdam op De Comedies van Coornhert. Assen, 1945.
Van der Meulens pedagogische en sociale instelling bleek reeds in Leeuwarden, waar hij een zeer actieve rol in het bestuur van de Bond van Nederlandse Onderwijzers speelde. Kleine publikaties in die tijd verschenen in het blad van deze organisatie, ‘De Bode’, o.a. een polemiek met B. Laarman - een in die tijd bekend auteur van een geschiedenismethode voor het Lager Onderwijs - over het waarheidsgehalte van het geschiedenisonderwijs. Van der Meulen verdedigde het standpunt dat het geschiedenisonderwijs op de lagere school bij alle gerichtheid op de leerling altijd rekening moet houden met de uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek. Het herdenkingsjaar van de geboorte