vergissingen van profetische aard. En zeker doen zij niets af aan het feit, dat van Blankensteins kommentaren, grosso modo genomen, niet minder grote waarde bezaten dan zijn dikwijls meesterlijke weergave van de feitelijke gebeurtenissen.
Het staat, zo meen ik wel te mogen beweren, vast, dat hij reeds vroeg onderkende, van welk een vèrgaande betekenis de door de Duitsers (in het begin van de tweede helft van 1940) ondervonden ernstige tegenslagen in de ‘Battle of Britain’ waren. Hoezeer hij het in dit opzicht bij het rechte eind heeft gehad, hij, die wellicht wel eens te optimistisch geweest moge zijn wat de door hem verwachte duur van de oorlog aangaat, vernam ik nog kort geleden van een m.i. alleszins betrouwbare getuige. ‘De Duitsers hebben de ‘Battle of Britain’ verloren en dit kan mettertijd misschien blijken evenzeer een keerpunt in deze oorlog te zijn geweest als in die van 1914-1918 het geval was met de slag bij de Marne’. In deze woorden viel naast de journalist tevens de man met een sterk ontwikkeld historisch inzicht te beluisteren.
Het eenmaal doorleefde bleef hem bij. Hoe kon hij, ook al verviel hij dan wel eens wat al te zeer in een monoloog, in een gesprek voor de anderen het door hem eertijds meegemaakte, even raak als helder weergeven. In de loop der jaren had hij bij internationale samenkomsten menigmaal meer dan wie ook zijner collegae, tal van belangwekkende inlichtingen kunnen vergaren. Wat hij daaromtrent vertelde, berusste geheel en al op de werkelijkheid. Dit nam niet weg, dat sommigen - maar dit volkomen ten onrechte - hem dan wel van enige snoeverij verdachten.
De kracht van zijn eigen overtuiging bracht hem van tijd tot tijd in de verleiding, iemand, die hem tegensprak, op een vrij krasse wijze te bestrijden. Mede daardoor kon het wel voorkomen, dat hij in zulk een geval enige wrevel veroorzaakte.
Toch was hij in werkelijkheid een man, die bij de uitoefening van zijn vak, ook in de omgang met veelal vooraanstaande figuren, ter dege de juiste grenzen in acht wist te nemen. Elke vleierij was hem vreemd. Ronduit kwam hij, tegenover wie dan ook, voor zijn mening uit. Mede daardoor genoot hij het vertrouwen van heel wat topfiguren, van wie er nooit een de geringste reden heeft gehad tot beklag over enigerlei indiscretie zijnerzijds.
De grote eerlijkheid, die hij bezat kon alleen maar, naast zijn kennis en inzicht, zijn waarde vergroten als go-between voor staatslieden, politici,