organiseerd. De opzet daarvan was de geschiedenis en de monumenten der afzonderlijke centra en hun omgeving in lokaal en regionaal verband te bestuderen, om zodoende het verleden en de historische schoonheid van heel de provincie Limburg te belichten, als zijnde het meest eigenlijke doel van het Genootschap.
Op zijn initiatief en veelal onder zijn persoonlijke leiding werden talloze excursies georganiseerd in binnen- en buitenland. Bij het ruim 70-tal studiereizen tijdens zijn voorzitterschap ondernomen liet hij nimmer verstek gaan, behalve bij de laatste, op 25 augustus 1959, kort voor zijn overlijden.
Batta's verdiensten zijn vooral gelegen in de stimulerende en bindende kracht die van zijn persoonlijkheid uitging. Ondanks het feit, dat gedurende zijn voorzitterschap het ledental meer dan verdubbelde - van circa 800 tot ruim 1700 - kende hij vrijwel allen persoonlijk en was hij voor een ieder een vriend en een steeds bereidwillig raadsman. Hij was geen wetenschapsbeoefenaar in de eigenlijke zin van het woord, maar hij bevorderde de wetenschap door anderen te stimuleren. Geen redenaar in de klassieke betekenis, was hij een man met een warm en groot hart, die op het kritieke moment steeds het treffend juiste woord wist te vinden.
Hoezeer zijn figuur het Genootschap domineerde en droeg blijkt wel uit de crisis die het na zijn heengaan door maakte, een crisis die tot op de dag van heden niet geheel is opgelost.
Naast de vele beslommeringen, en soms ook serieuze moeilijkheden, die het voorzitterschap met zich meebracht, waren er vele andere bezigheden en belangstellingen, die het weinige otium dat hem restte, wisten te vullen. Zij bestreken nagenoeg alle het gebied der cultuur. Zo was hij President-Curator van het Stedelijk Gymnasium en Voorzitter van de Commissie van Toezicht der Rijks Hogere Burgerschool, beide te Maastricht. Tevens bekleedde hij het Voorzitterschap van de Provinciale Vereniging van R.K. Openbare Leeszalen en Bibliotheken in Limburg. Van zijn verdere functies mogen nog vermeld worden zijn lidmaatschap van het Curatorium der Jan van Eyck Academie, van de Besturen van de Centrale Vereniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken te 's-Gravenhage, van de Commissie van Toezicht op de Stedelijke Muziekschool en het Muzieklyceum, van de Stichting ‘Vrienden van het Limburgs Symphonie Orkest’ en van de ‘Stichting Limburgs Kunstbezit’, alle te Maastricht.
Om zijn talrijke en grote verdiensten op velerlei gebied werd hij in