buitenland (Dirk Schäfer, Johan Wagenaar, Van Anrooy, Adolf Busch, Carl Flesch, Frederic Lamond, Max Reger, Ravel e.a.).
In 1917 nam hij zijn ontslag aan het conservatorium om zich meer aan zijn particuliere lespraktijk te kunnen wijden. Het beroep dat het Amsterdamsch Conservatorium in 1923 op hem deed wilde hij echter niet afslaan en dit bracht een verhuizing naar de hoofdstad mee. Julius Röntgen, de toenmalige directeur - nog uit Andriessens studietijd - nam in 1929 zijn pensioen en werd opgevolgd door Sem Dresden, en toen deze in 1937 Wagenaars opvolger werd aan het Koninklijk Conservatorium, werd Andriessen in zijn plaats benoemd aan het hoofd van de Amsterdamse instelling, de best geoutilleerde en door de musici het hoogst gestelde in het land.
In de jaren tussen zijn heengaan uit den Haag en het aanvaarden van het directoraat te Amsterdam ligt het hoogtepunt van Andriessens loopbaan als uitvoerend kunstenaar. Een concertseizoen zonder het optreden van deze meest geliefde der Nederlandse artisten was ondenkbaar. Waarschijnlijk had hij het in Nederland te druk om veel werk te maken van een buitenlandse carrière.
Ofschoon zijn grote liefde uitging naar de grote klassieken en romantici verdiepte hij zich ook met toewijding in de voortbrengselen van de eigen tijd en het eigen land en stelde hij zich op de bres voor alle schoonheid, die hij daar vond.
Na 1937 werd zijn aandacht sterk in beslag genomen door de leiding van het Conservatorium, maar hij verwaarloosde zijn spel geenszins. Elke dag begon hij met Bach's Wohltemperiertes Klavier als met een muzikaal morgengebed. Bovendien begon hij een taak, die hij tot zijn overlijden zou voortzetten: de opvoeding van de Nederlandse jeugd door schoolconcerten (eerst onder de naam ‘Een uur muziek’ georganiseerd door Franz Aufrecht, later door Piet Pijnenborg als ‘Het Schoolconcert’).
De oorlog kwam, de joodse leerlingen moesten het Conservatorium verlaten, maar werden - tot ze gedeporteerd werden - op een schaduwconservatorium verder opgeleid. Vervolging wegens actie tegen de Kultuurkamer in oprichting kon worden afgewend, maar in 1942 werd Andriessen als gijzelaar vastgenomen en naar Haaren, later Sint Michielsgestel gebracht.
Door de wekelijkse pianovoordrachten met gesproken inleidingen is hij daar zijn medegijzelaars tot grote steun en troost geweest.