| |
| |
| |
Hubert Joseph Edmund Endepols
(15 februari 1877 - Maastricht - 18 juni 1962)
Anton van Duinkerken heeft eens in een opstel over August Vermeylen van deze grote Vlaming gezegd: ‘De omgang, waardoor zijn landgenoten zich onderscheiden, was hem vreemder dan hun’. Van de Limburger Endepols zouden we nauwelijks een meer rake typering kunnen geven en indien we voor Limburger lezen Maastrichtenaar (want voor noordnederlanders moge ‘Limburgers’ een gemakkelijk te hanteren verzamelnaam zijn, de Limburgers zelf weten heel goed dat een Venlonaar geen Roermondenaar en een Roermondenaar nog lang geen Maastrichtenaar is) dan wordt deze typering nog sprekender. Wanneer wij immers moeten constateren dat alle uitbundigheid aan Endepols vreemd was, dat hij zelden Maastrichts sprak, dat hij matig was in alles waar het geen arbeid betrof, dat hij zeer consciëntieus, ja zelfs pijnlijk accuraat was - om slechts enkele in 't oog springende trekken te noemen - dan zal ieder die de Maastrichtse volksaard ook maar enigszins kent, moeten toegeven dat deze eigenschappen nu niet bepaald de meest geschikte zijn om het beeld van de Maastrichtenaar voor ons op te roepen.
Des te frappanter is dit alles omdat Endepols een Maastrichtenaar pur sang was, een man uit wiens leven Maastricht eenvoudig niet weg te denken is, die nergens anders zou hebben kunnen aarden en die zijn grote liefde voor zijn stad getoond heeft in het beste wat hij te geven had: een wetenschappelijk werk dat, gedurende tientallen jaren, de inzet van zijn gehele persoonlijkheid vroeg.
Hubert Joseph Edmund Endepols werd op 15 februari 1877 uit Maastrichtse ouders te Maastricht geboren. Hij bezocht aldaar de lagere school van de Broeders van Maastricht en daarna het stedelijk gymnasium, waar hij in 1896 eindexamen deed.
Hij was een der eerste Limburgers die voor een litteraire studie niet Leuven maar een noordnederlandse universiteit kozen. Hij liet zich als student in de Nederlandse letteren inschrijven aan de rijksuniversiteit te Utrecht, waar Gerrit Kalff in 1895 hoogleraar was geworden.
In studentenblad en -almanak zijn Endepols' eerste publicaties verschenen. Dat dit niet alleen studentikoze bijdragen van een speelse zuidelijke geest waren, bewijst het volgende citaat uit L.J. Rogier, Katholieke herleving: ‘De Maastrichtenaar Jos. Endepols - later
| |
| |
rector van het stedelijk gymnasium in zijn geboortestad - bepleitte in 1900 in het orgaan van het neutrale corps - de Vox Studiosorum - de aanstelling van een docent in de Thomistische filosofie. Dit wikkelde de jonge Neerlandicus in een maandenlange polemiek met antipapisten uit de kring rondom Bolland, waarin hij zich waardig en kranig wist te weren’.
Toen Kalff in 1901 van Utrecht overging naar Leiden, volgde de jonge Endepols hem als promovendus om op 28 october 1903 te doctoreren op het proefschrift ‘Het decoratief en de opvoering van het Middelnederlandsche drama volgens de Middelnederlandsche tooneelstukken’.
Maar al te vaak worden door een dissertatie wetenschappelijke verwachtingen gewekt, die door de omstandigheden des levens niet kunnen worden verwezenlijkt. Voor Endepols echter, die in 1902 leraar was geworden aan de gemeentelijke H.B.S. in zijn geboortestad, betekende zijn proefschrift niet het einde van zijn wetenschappelijk werkzaam zijn maar echt het begin. Hij had dit trouwens ook nodig om zijn leven volheid te geven, want al was zijn carrière bij het onderwijs succesvol (na in 1914 aan het Maastrichtse stedelijk gymnasium leraar te zijn geworden, werd hij in 1929 met algemene stemmen door de gemeenteraad tot rector benoemd) en al moeten zijn lessen, volgens dankbare getuigenissen van oud-leerlingen, goede vruchten hebben opgeleverd, Endepols was een wetenschapsman en geen ‘schoolmeester’. Toen hij in 1942 65 was geworden en op 1 januari 1943 eervol ontslag had gekregen als rector, hebben wij hem vaak horen verzuchten hoe blij hij was ‘dat hij er van af was!’. Voor de neerlandicus en dialectoloog, nog tintelend van werklust, begon toen een nieuw leven, waarvan hij iedere dag naar believen kon indelen en geheel dienstbaar kon maken aan zijn wetenschappelijke ambities.
Tussen 1902 en 1942 lag echter ook reeds een zeer vruchtbaar wetenschappelijk leven. Behalve tijdschriftartikelen, kleinere bijdragen en boekbesprekingen zagen op het terrein der middelnederlandse letterkunde achtereenvolgens het licht de standaarduitgave van Tondalus' visioen en St. Patricius vagevuur (tussen 1914 en 1917 in samenwerking met Dr. R. Verdeyen), ‘Die hijstorie van Sunte Patricius vegevuer’ in 1919, ‘Den spyeghel der salicheyt van Elckerlijc’ in 1925, ‘Vita sancti Trudonis confessoris’ in 1934 en ‘Vijf geestelijke toneelspelen der middeleeuwen’ in 1940.
| |
| |
Het was de studie voor de uitgave van ‘Tondalus' Visioen en St. Patricius Vagevuur’ die, in een tijd waarin in ons land van een wetenschappelijke benadering der contemporaine dialecten nog nauwelijks sprake was, Endepols' belangstelling richtte op de moderne Limburgse streektalen. Reeds spoedig kreeg deze belangstelling een tastbare vorm in het in 1917 uitgekomen frisse, originele schoolboek ‘De Regenboogkleuren van Nederlands Taal’, in samenwerking van Dr. van Ginneken ontstaan. Wij kunnen ons levendig voorstellen dat de oud-leerlingen van het Maastrichtse stedelijk gymnasium uit die dagen speciaal een prettige herinnering hebben aan de literatuurlessen van Dr. Endepols waarin ze met dezelfde (of meer?) ijver waarmee ze bij andere leraren Virgilius en Demosthenes onder de knie trachtten te krijgen, bij hem Köpenick en Trijn de Begijn van Olterdissen lazen en de gedichten van Franquinet en Jaspar.
Regelmatig verschijnen daarna kleinere en grotere artikelen die van Endepols' belangstelling voor de dialectologie getuigen en in 1933 verraste de druk bezette gymnasiumrector de Limburgse en in het bijzonder de Maastrichtse dialectminnaars met de kloeke bloemlezing ‘Mestreechter Spraok, doe zeute Taol’, waarin hij een weloverwogen keuze maakte uit de Maastrichtse dialectliteratuur vanaf de 14de eeuw. Dat hij deze eerste historisch opgezette Limburgse bloemlezing van een degelijke inleiding voorzag, spreekt haast vanzelf.
Ook in woord bleef hij ijveren voor een wetenschappelijke aanpak van de streektalen. Op een dialectenavond, nog vóór de twintiger jaren te Maastricht gehouden onder auspiciën van het Algemeen Nederlands Verbond, sprak Endepols het inleidend woord. Na een spreekbeurt voor de Hilversumse radio heeft hij in gecombineerde vergaderingen van de Dialectencommissie van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en een commissie van het Algemeen Nederlands Verbond met mannen als van Ginneken, Kern en de Vooys gewezen op het belang van het aanleggen van een phonogrammenarchief van Nederlandse dialecten. Dat het hiervoor aangeschafte opname-apparaat niet aan de verwachtingen beantwoordde (ingewijden begrijpen ons euphemisme!) lag waarlijk niet aan hem. Op een Amsterdams philologencongres sprak hij, aansluitend aan van Ginnekens brochure ‘Als ons moedertaalonderwijs nog ooit gezond wil worden’ over de waarde van het dialect voor het onderwijs. Zelfs te Londen hield hij in de Hollandse Club een voordracht over het Zuidlimburgs, speciaal
| |
| |
het Maastrichts. Dat hij in 1926 tot de oprichters van V.E.L.D.E.K.E. (de vereniging tot instandhouding en bevordering der Limburgse dialecten) behoorde, al werd hier geen wetenschappelijke vereniging beoogd, was bijna vanzelfsprekend.
Toen we zoëven Endepols een druk bezette gymnasiumrector noemden, hadden we niet zozeer zijn taak in en om de school op het oog als wel dat werk dat de naam Endepols in het gehele land bekendheid heeft gegeven of, zoals men dat tegenwoordig zo graag zegt, tot een begrip heeft gemaakt. Wij bedoelen de geweldige arbeid (‘monnikenwerk’ noemde hij 't zelf) gedurende 20 jaar van het verzorgen van de elkaar snel opvolgende drukken van het handwoordenboek van Koenen. Verscheen de 12de druk in 1918 ‘met medewerking van dr. H.J.E. Endepols’, de 13de in 1920 tot en met de 19de in 1939 (waarvan de 16de en 17de met bijdrukken) zijn door hem uitgegeven. Als de bescheiden bewerker in het woord vooraf van een der drukken zelf getuigt ‘aan deze herdruk is tijd en vlijt besteed’, dan zijn het nog maar alleen de ingewijden, bovendien de uiterst consciëntieuze wijze van werken van de auteur kennend, die beseffen kunnen wat zijn woorden precies wilden uitdrukken.
Op 1 januari 1943 was Endepols als rector van het stedelijk gymnasium afgetreden, na het gemeentelijk middelbaar en gymnasiaal onderwijs in zijn geboorteplaats 40 jaar te hebben gediend. Aangezien Maastricht destijds een N.S.B.-burgemeester had, vond dit afscheid in stilte plaats. In het bijzijn van dr. Renkema, inspecteur der gymnasia, werd slechts het woord gevoerd door de conrector en een der leerlingen. Het deerde Endepols niet. Een nieuwe periode in zijn leven brak aan, waarin hij zich bevrijd voelde van de schoolzorgen en waarin hij de tijd hoopte te vinden om in ongestoorde arbeid de vele plannen die hij nog had, uit te voeren. Zijn leeftijd telde hij niet. Het jaar 1943 was nog niet ten einde toen een tweede druk verscheen van zijn bloemlezing ‘Mestreechter Spraok, doe zeute Taol’. Evenals destijds aan iedere nieuwe druk van zijn woordenboek, was ook nu weer aan de verbetering van de eerste opzet ‘tijd en vlijt besteed’ en al doende was bij Endepols het plan gerijpt om deze bloemlezing tot eerste deel te maken van een serie, waarin alle belangrijke Limburgse dialecten hun plaats zouden krijgen. In samenwerking met ondergetekende kwam al spoedig het manuscript tot stand voor het tweede deel dezer serie: een keuze uit de Roermondse dialectliteratuur onder de titel ‘Om de Krisjtóffelstore’. Oorlogs- | |
| |
omstandigheden en na-oorlogse materiële belemmeringen van allerlei aard hebben echter de uitgave verhinderd en teleurgesteld liet Endepols toen ook het gehele plan varen.
Er moest trouwens nog zoveel op stapel worden gezet. Vanaf 1931 reeds had Endepols zijn medewerking verleend aan het Klassiek Handwoordenboek van Koenen en van Anrooy. Van de 7de druk in 1937 werd hij de bewerker en in 1943, 1946 en 1947 verzorgde hij resp. de 8ste, 9de en 10de druk van dit veel gebruikte boekje.
Evenals vóór zijn emeritaat bleef hij zijn speciale belangstelling voor de Middeleeuwse letterkunde en voor de dialectologie tonen in artikelen en boekbesprekingen en tussen dit alles door verrichtte hij jaar in, jaar uit veel verborgen maar gedegen werk als lid van de diverse woordenlijst- en spellingcommissies, te beginnen met de Nederlands-Belgische commissie tot samenstelling van een woordenlijst (de commissie- van Haeringen), die in 1936 haar rapport uitbracht over geslacht, verbuiging en voornaamwoordelijke aanduiding, tot de eveneens Nederlands-Belgische commissie die in 1954 de door haar samengestelde woordenlijst van de Nederlandse taal publiceerde.
In 1950 verscheen van de hand van Endepols in ‘Monumenta Christiana’ als eerste deel van de reeks ‘Geschriften uit de Middeleeuwen en uit de nieuwe tijd’ een vertaling van de Latijnse leesdrama's van Hrotsvitha van Gandersheim, een wel zeer merkwaardige 10de-eeuwse Benedictines. De diepgaande inleiding op dit werk, liggend op een terrein dat toch niet het eigenlijke domein van Endepols was, is een toonbeeld van de consciëntieuze wijze van werken van deze wetenschappelijke geest.
De kroon op zijn dialectologisch werk zette Endepols in 1955 met de uitgave van zijn Maastrichts woordenboek of ‘Diksjenaer van 't Mestreechs’. Natuurlijk had hij de bouwstoffen gedurende tientallen jaren verzameld, maar het gigantische werk om deze in de vorm te gieten van een woordenboek heeft hij toch aangevat en ... voltooid toen hij de zeventig reeds was gepasseerd! Geheel zijn rijke ervaring als bewerker van woordenboeken en samensteller van Maastrichtse bloemlezingen is dit boek ten goede gekomen en het resultaat is geworden een werk dat wetenschappelijk en populair tegelijk is. Tot dit laatste dragen de talrijke illustraties veel bij en de wetenschappelijke opzet blijkt na de verantwoording in de 20 bladzijden tellende inleiding uit het vakmanschap dat het gehele boek door om de hoek komt kijken.
| |
| |
Voor de spelling volgde Endepols in hoofdzaak de schrijfwijze van de reeds eerder genoemde vereniging V.E.L.D.E.K.E., hier en daar naar persoonlijk inzicht gewijzigd.
In zijn laatste levensjaren leed Endepols aan een ernstige gezichtsverzwakking, die het hem onmogelijk heeft gemaakt de uitgave van een St. Trudo-handschrift te voltooien, maar dat zijn werkkracht onverwoestbaar was, toonde hij door enkele maanden vóór zijn dood, op ruim 85-jarige leeftijd, met de hulp van een bevriend medelid van het Klassiek Verbond, nog de 14de druk van het Klassiek Handwoordenboek persklaar te maken.
Het is zonder meer duidelijk dat slechts door stage arbeid in een leven, gekenmerkt door evenwichtigheid en regelmaat, dit alles kon worden volbracht, maar het zou onjuist zijn hieruit de conclusie te trekken dat Endepols een teruggetrokken kamergeleerde zou zijn geweest. Hij had liefde voor de natuur en hij hield van reizen; een puntige conversatie bij een goed glas wijn en een geurige sigaar kon hij zeer appreciëren en tot op ruim 80-jarige leeftijd, vóór een ongelukkige val hem aan de stoel van zijn studeerkamer kluisterde, was hij een trouw wekelijks bezoeker van zijn sociëteit om er genoeglijk een robbertje bridge te spelen. Al was het niet zo dat hij deelnam aan het openbare leven, zoals men dat pleegt te noemen, toch heeft hij verschillende vaste en tijdelijke functies met liefde en nauwgezetheid vervuld. Hij was vice-voorzitter van het Henric van Veldeke-comité, dat ijverde voor de plaatsing van een gedenkteken en een prijsvraag uitschreef met het doel Veldeke nader tot het volk te brengen; eveneens was hij vice-voorzitter van het Maastrichtse Comité ter herdenking van de 350ste geboortedag van Vondel, hij was bestuurslid van het Algemeen Nederlands Verbond tot in de oorlogsjaren de bezetter aansluiting bij de Kultuurkamer eiste, hij was voorzitter van de Bijzondere Raad van St. Vincentius en voorzitter van het Bestuur van de Inrichting voor Ooglijders in Limburg. Van 1920 tot 1930 was Endepols nog docent aan de Katholieke Leergangen en jarenlang lid van de examencommissie voor het staatsexamen gymnasium.
Enige malen is Endepols als feestredenaar opgetreden. Het was bij gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Maastrichtse stedelijk gymnasium in 1939 en in 1949 bij de huldiging van Marie Koenen in de Statenzaal te Maastricht. In beide redevoeringen verrukte hij zijn toehoorders door zijn grote oratorische gaven.
| |
| |
Talrijke erkenningen van zijn verdiensten voor stad, gewest en land zijn Endepols ten deel gevallen. Hij was Officier in de orde van Oranje Nassau en Officier in de Kroonorde van België, lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden (sinds 1911), lid van de Dialectencommissie van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie te Gent, lid van de zuidnederlandse Maatschappij voor Taal, Letterkunde en Geschiedenis, lid van het Provinciaal Utrechts Genootschap, erelid van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, erelid van de Vereniging van Limburgse Schrijvers te Hasselt, erelid van de vereniging V.E.L.D.E.K.E., ereburger van de stad Maastricht. Wanneer wij in deze laatste alinea onvolledig mochten zijn geweest, dan troosten wij ons met de gedachte dat dit in de ogen van Endepols zelf, die steeds een onverholen afkeer had van ‘het wierookvat’, de geringste tekortkoming zou zijn geweest.
J.C.P. KATS
| |
Beknopte bibliographie
I. Werken, uitgaven, grotere tijdschriftartikelen enz.
1903 | Het decoratief en de opvoering van het middelnederlandsche drama volgens de middelnederlandsche tooneelstukken. Amsterdam (Academisch proefschrift Leiden). |
1908/09 | Over middeleeuwsche tooneelvertooningen. In: Van Onzen Tijd 9, II, 361-379. (Ook verschenen als overdruk). |
1909 | Bijdrage tot de eschatologische voorstellingen in de middeleeuwen. In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal en Letterkunde 28, 49-111. (Ook verschenen als overdruk). |
1911 | Handelingen van het 31e Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres gehouden te Maastricht 28 tot 31 augustus 1910 (samengesteld door dr H.J.E. Endepols). Maastricht. |
1914-17 | Tondalus' visioen en St. Patricius vagevuur, uitgegeven door dr. R. Verdeyen en dr (H) J. (E) Endepols. (Gent enz. 2 dln. (Uitgave van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde). |
1917 | Ginneken, Jac. van, en (H.) J. (E.) Endepols. De regenboogkleuren van Nederlands taal. Nijmegen. Leergang der Nederlandsche taal, 3. (Van deze uitgave verscheen bij L.C.G. Malmberg te 's-Hertogenbosch een 2e druk in 1931). |
1918 | M.J. Koenen's verklarend handwoordenboek der Nederlandsche taal (tevens vreemde woordentolk) vooral ten dienste van het onderwijs, (met medewerking van dr H.J.E. Endepols). 12e vermeerderde druk. Groningen enz. (Van dit werk verschenen bij dezelfde uitgever de volgende herdrukken uitgegeven door dr H.J.E. Endepols: 13e verm. druk 1920; 14e verm. druk 1923; 15e verm. druk 1926; 16e verm. druk 1928; Bijdruk van de 16e verm. druk 1930; 17e verm. druk 1931 met medew. voor het Zuid-Nederlandsch van |
| |
| |
| prof. dr R. Verdeyen; 1e bijdruk met supplement van de 17e verm. druk met medew. voor het Z.-Ned. van prof. dr R. Verdeyen 1935; 2e bijdruk met supplement van de 17e verm. druk met medew. voor het Z.-Ned. van prof. dr R. Verdeyen 1937; 3e bijdruk met supplement van de 17e verm. druk met medew. voor het Z.-Ned. van prof. dr R. Verdeyen 1938; 4e bijdruk met supplement van de 17e verm. druk met medew. voor het Z.-Ned. van prof. dr R. Verdeyen 1941; 18e druk 1937 met medew. v.h. Z.-Ned. van prof. dr. R. Verdeyen; 19e druk 1939 met medew. v.h. Z.-Ned. van prof. dr R. Verdeyen. |
1919 | Die hijstorie van Sunte Patricius vegevuer. Naar een Berlijnsch handschrift uitgegeven door dr H.J.E. Endepols. Groningen enz. (Van alle tijden, 8). |
1924 | Groenstraat-bargoens. In: De Nieuwe Taalgids 18, 172 vlg. (Ook verschenen als overdruk). |
1925 | Endepols, (H.) J. (E.), en E. (J.H.) Jaspar. Oranje en Maastricht. (Maastricht). |
1925 | Middelnederlandsche beschrijvingen van de gebeurtenissen voor het einde der wereld. In: Studia Catholica 1, 170-185, 260-284. |
1925 | Den spyeghel der salicheyt van Elckerlijc, uitgegeven door dr H.J.E. Endepols. Groningen enz. Lyceum herdrukken, 9. (Van deze uitgave verschenen achtereenvolgens: 2e druk 1930; 3e druk 1932; 4e druk 1940; 5e herziene druk 1948; 6e herziene druk 1955). |
1926 | Enige opmerkingen over Algemeen Beschaafd in de middeleeuwen en volkstaalevolutie. In: Tijdschrift voor Taal en Letteren 14, 93-109, 157 vlg. |
1931 | (M.J.) Koenen en (J.P.F.) van Anrooy. Klassiek handwoordenboekje bevattende de verklaring van namen uit de grieksche en romeinsche mythologie, aardrijkskunde en geschiedenis, bewerkt door dr J.P.F. van Anrooy met een verklaring van namen uit de germaansche (noordsche) mythologie, bewerkt door dr H.J.E. Endepols. 6e druk. Groningen enz.
(Van dit werk verschenen bij dezelfde uitgever nog de volgende herdrukken met dr H.J.E. Endepols als bewerker: 7e druk 1937; 8e druk 1943; 9e druk 1946; 10e herziene druk 1947; 11e herziene druk 1952; 12e herziene druk 1955.) |
1933 | Mestreechter spraok doe zeute taol: En klein käös oet ene groete veurraod. Maastricht. (Van dit werk verscheen bij dezelfde uitgever een 2e druk in 1943). |
1934 | Vita sancti Trudonis confessoris: comedijs duabus ut plurimum expressa: uitgegeven door dr H.J.E. Endepols. Maastricht. |
1936 | Rapport uitgebracht aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen door de Nederlands-Belgische commissie tot samenstelling van een woordenlijst (commissie-Van Haeringen) (over): Geslacht, verbuiging, voornaamwoordelijke aanduiding. 's-Gravenhage. (Onder de rapporteurs o.a. dr H.J.E. Endepols). |
1937 | Vondel-herdenking (op) zondag 21 november 1937, te 8.30 uur (in de) v.m. Dominicanenkerk, (te) Maastricht. (Maastricht). |
1937-38 | Trudoniana. In: Onze Taaltuin 6, 67-77. (Ook verschenen als overdruk onder de titel: Bijdragen tot de Nederlandsche taal- en letterkunde prof. dr Jac van Ginneken aangeboden op 21 april 1937 bij zijn 60sten verjaardag). |
1938 | Het bestuur van het Koninklijk Athenaeum te Maastricht als examencommissie. In: Tijdschrift voor Taal en Letteren 26, 86-112. |
1938 | Bijdrage tot de geschiedenis van de taalstrijd bij het onderwijs te Maastricht. In: Tijdschrift voor Taal en Letteren 26, 237-288. |
1939 | Het humanistische onderwijs te Maastricht vóór de negentiende eeuw. In: Gedenkboek van het Stedelijk Gymnasium te Maastricht 1864-1939, Maastricht, blz. 17-22. |
| |
| |
1939 | Het Koninklijk Atheneum (te Maastricht) 1804-1864. In: Gedenkboek van het Stedelijk Gymnasium te Maastricht 1864-1939, Maastricht, blz. 23-33. |
1939 | Het Stedelijk Gymnasium (te Maastricht) 1864-1939. In: Gedenkboek van het Stedelijk Gymnasium te Maastricht 1864-1939, Maastricht, 35-50. |
1940 | Vijf geestelijke toneelspelen der middeleeuwen. (Verzorgd door dr H.J.E. Endepols). Amsterdam. Bibliotheek der Nederlandse letteren. |
1943 | Kinker te Luik als leermeester van de Maastrichtenaar Weustenraad. In: Album Verdeyen, 181-194. |
1944 | Het middeleeuwse toneel. In: Algemene Literatuurgeschiedenis 2, 402-437. |
1947 | Algemeen Beschaafd en Maastrichts of la force d'intercourse et l'esprit de clocher. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 65, 101-117, 194-208. |
1950 | Hrotsvitha van Gandersheim. Leesdrama's. (Uit het latijn) vertaald en ingeleid door dr H.J.E. Endepols. Utrecht enz. (Monumenta Christiana. Bibliotheek van christelijke klassieken, 2e reeks: Geschriften uit de middeleeuwen en uit de nieuwe tijd, I. |
1954 | Woordenlijst van de Nederlandse taal, samengesteld in opdracht van de Nederlandse en de Belgische regering. (Onder de samenstellers o.a. dr H.J.E. Endepols). 's-Gravenhage. |
1955 | Taaltoestanden te Maastricht op het einde der 18de en in het begin der 19de eeuw. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 605-617. (Ook verschenen als overdruk). |
1955 | Woordenboek of diksjenaer van 't mestreechs. Met pentekeningen van Willem Hofhuizen. Maastricht. |
1957 | Een onomastieke proefboring. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 53-66. (Ook verschenen als overdruk). |
| |
II. Boekbesprekingen en kritieken
zijn verschenen in Van Onzen Tijd 11 (1910/11), Tijdschrift voor Taal en Letteren 11 (Tilburg 1923), 13 (id. 1925), 27 (Tilburg 1939), in Museum. Maandblad voor philologie en geschiedenis 34 (1926/27), 35 (1927/28), 36 (1928/29), 38 (1930/31), 39 (1931/32), 42 (1934/35), 44 (1936/37), 46 (1938/39), 48 (1940/41), 59 (1954), in De Gids 105 (1941), in Katholiek Cultureel Tijdschrift, voortzetting van ‘Studiën’ 2 (1946), 76 (1946/47), in Roeping 25 (1948), in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 68 (1950), in Veldeke 31 (1956).
| |
III. Kleinere bijdragen, gelegenheidsartikelen enz.
zijn verschenen in Tijdschrift voor Taal en Letteren 13 (Tilburg 1925), 14 (id. 1926), 20 (id. 1932), in De Nieuwe Taalgids 20 (1926), 34 (1940), 37 (1943), 38 (1945), 41 (1948), in De Limburger Koerier 92 (1937), in Zóó is Limburg (Amsterdam 1938), in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 63 (1944), in Natuurhistorisch Maandblad 34 (1945), in Katholiek Cultureel Tijdschrift 2 (1946), in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1947, in Miscellanea Gessleriana (Antwerpen 1948), in Roeping 26 (1949), in Taal en Tongval 1 (1949); - een inleidend woord schreef Endepols bij de bewerking door Marie Koenen van Hendrik van Veldeke's Sint Servatius legende, verschenen bij Paul Brand te Bussum, 1912; - als handschrift is aanwezig een vraaggesprek voor Radio Nederland Wereldomroep op 15 maart 1954. 1: Nederlandse afdeling; 2: Afrikaanse afdeling; 3: Arabische afdeling.
|
|