in Amerika ook onder leiding van P.E. Goddard gewerkt had, die hoofd was van de volkenkundige afdeling van het grote American Museum of Natural History en tevens aan Columbia University doceerde. Eveneens kon hij nu profiteren van de colleges, die hij toen bij de jeugdige Herskovits over Afrika had gevolgd want een deel der verzamelingen betrof dit werelddeel, dat Olbrechts steeds meer ging fascineren. In 1933 trok hij er heen, o.a. om etnografica te verzamelen; naar West-Afrika, want de Belgische Kongo was gereserveerd terrein voor het Kongo-museum in Tervuren. Over die reis publiceerde hij een reisverhaal, Het Roode Land der Zwarte Kariatieden, dat eveneens als uitgave van het Davidsfonds verscheen.
Van grote betekenis werd voor Olbrechts zijn functie aan de Rijksuniversiteit te Gent. Hij werd in 1931 verbonden aan het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde, waar hij kunst van de primitieve volken doceerde. In 1934 en 1935 ontving hij leeropdrachten voor volkenkunde in de letterenfaculteit en aan het kunsthistorisch instituut, terwijl hij ook colleges gaf over museologie en volkskunst.
In 1935 nam hij ontslag uit zijn functie te Brussel, wat echter niet tot gevolg had, dat hij met het museumwerk ophield. Hij bracht de etnografische verzameling in Gent bij elkaar en op orde en op hem werd ook een beroep gedaan voor de reorganisatie van de omvangrijke volkenkundige verzameling in Antwerpen.
Zoals blijkt uit zijn medewerking aan het eerste initiatief, in 1932, voor de totstandkoming van een volkskunde-atlas benevens uit zijn aandacht voor de volkskunst, behoudt de volkskunde zijn belangstelling. Toch moet men zeggen, dat hij steeds meer volkenkundige wordt. In 1936 verschijnt zijn Ethnologie - Inleiding tot de studie der primitieve beschaving, waarvan het voorwoord getuigt, dat dit het eerste werk in Vlaanderen is dat inleidt tot die fascinerende wetenschap. Binnen de volkenkunde wordt de kunst meer en meer zijn centrale onderwerp van studie, terwijl Amerika steeds meer door Afrika wordt vervangen als voornaamste werkterrein. Het is daarom ook begrijpelijk, dat hij in 1936-7 in Amerika, als gasthoogleraar aan zijn vroegere universiteit, colleges gaat geven over de volkenkunde en de kunst van Afrika.
Na zijn terugkeer organiseert hij met hulp van materiaal uit talrijke particuliere verzamelingen, en bijgestaan door enige van zijn bekwame Gentse leerlingen die door hem zijn bezield en gevormd, de grote tentoonstelling Kunst van Kongo in de stadsfeestzaal van Antwerpen.