handelsrubber. In 1908 ging Helfrich met een jaar buitenlands verlof, Djambi achterlatend als een rustige welgeordende residentie.
Van 1909 tot 1912 was hij nog resident van Bengkoelen, het gewest waar hij zijn eigenlijke bestuursloopbaan begonnen was. In 1911, kort voor zijn pensionering, werd hij benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. Zeven jaar daarna werd andermaal een beroep gedaan op zijn uitzonderlijke bekwaamheid als bestuurder. Twee jaar lang (1919-1921) zetelde hij als gouverneur te Willemstad, waar hij voor Curaçao een groot ontwikkelingsplan opstelde, dat pas na zijn ontslag in langzaam tempo tot uitvoering kwam. Op Curaçao kwam zijn vrouw te overlijden.
Helfrich's aantal pensioenjaren is groter geweest dan het getal zijner dienstjaren, doch in wezen heeft hij na zijn pensionering doorgediend. Onmiddellijk na terugkeer in het vaderland hervatte hij zijn wetenschappelijk werk. In 1915, 1921 en 1927 kwamen aanvullingen op zijn Midden Maleise bijdragen van 1904 - V.B.G. 61, 63 en 68 met een slot-supplement, in 1933 afzonderlijk te 's-Gravenhage in het licht gegeven. Met een samenvattende herziening van dit gehele werk maakte hij zelf nog een aanvang. In 1915 verscheen in de V.B.G. 61 ‘Lampongsche dwerghertverhalen’, in 1916 in de B.K.I.71 zijn ‘Nadere bijdrage tot de kennis van het Engganeesch’; in 1927 bracht B.K.I. 83 ‘Uit de folklore van Zuid-Sumatra, medegedeeld door O.L. Helfrich’.
Voor het Koloniaal Tijdschrift verzorgde Helfrich jarenlang de rubrieken ‘Bibliografie’ en ‘Uit buitenlandsche tijdschriften en werken’. Als archivaris van het Zuid-Sumatra Instituut ontwierp hij het schema van de uitstekende Zuid-Sumatra bibliografie. Van dit beredeneerde literatuuroverzicht bewerkte hij het eerste deel (lopende tot 1915) grotendeels zelf, terwijl J.W.J. Wellan het tweede deel voltooide, nadat Helfrich naar Curaçao was vertrokken.
Wellan was ook een van zijn medewerkers bij de voltooiing van het grote ethnografische boek over de Bĕsĕmah, waarin de schat van waardevolle gegevens, in de jaren 1888-1892 daar verzameld, systematisch werden uitgewerkt. Aangezien van een onverkorte uitgave van dit zeer omvangrijke werk alleen al om financiële redenen moest worden afgezien, vertrouwde Helfrich het handschrift toe aan het Kon. Instituut T.L. en V.
In zijn grote handboek over het adatrecht heeft Van Vollenhoven Helfrich gerekend tot de beste oudere adatauteurs uit de 19e eeuw (deel II blz. 767). Toen het Kon. Instituut voor de T.L. en V. in 1909 de adatrecht-