vorming van de student, heeft hij neergelegd in Vota Academica (1945), een boekje dat oude en kostbare levenswaarden voor de hedendaagse studenten levenskrachtig poogt te houden.
Zijn wetenschappelijke belangstelling was over talrijke gebieden verspreid. Daarom werkte hij op zijn beste studenten stimulerend in. Hij volgde de publikaties op de diverse terreinen van de moderne literatuurwetenschap op de voet, interesseerde zich aan de vernieuwingen in het geestesleven van alle ons omringende landen, kocht een massa boeken, die hij, wanneer hem zelf de tijd ontbrak om ze uit te lezen, vaak aan zijn studenten te lezing gaf. Door deze ruime belangstelling heeft hij zeer veel tot de geestelijke verruiming, de literaire vorming en tot de groei van wetenschappelijke interesse bij zijn studenten bijgedragen.
Zijn persoonlijke studie bewoog zich vooral op het gebied van de algemene literatuurgeschiedenis. Hij was redakteur van het derde deel van de Algemene Literatuurgeschiedenis, dat aan de Renaissance is gewijd, en schreef in dit verzamelwerk, naast de algemene Inleiding, het hoofdstuk over de Italiaanse Renaissance. Volgens een methode, die men historisch-psychologisch zou kunnen noemen, wil hij in deze bijdrage vooral de organisch-levende samenhang in de ontwikkeling van de Italiaanse Renaissance-kunst schetsen. Opvallend is ook de bijzondere belangstelling voor het artistieke karakter der behandelde werken. Op elke bladzijde voelt men dat de schrijver de literatuurgeschiedenis opvat als een direkte verhouding tot de kunstwerken, die openbaringen zijn van verrassend leven en bloeiende schoonheid. Verder liet Prof. Sobry zijn wetenschappelijke belangstelling voor de moderne literatuurwetenschap, inzonderheid het komparatisme en de literaire teorie, nog blijken door enkele artikels in de Verslagen en Mededelingen van de Kon. Vlaamse Academie, in dit Jaarboek (1947-1949), in Dietsche Warande en Belfort, alsmede door korte boekbesprekingen in Leuvense Bijdragen en Erasmus. Het is jammer dat zijn intieme, vooral estetische vertrouwdheid met Gezelle's werk slechts in een paar korte artikeltjes blijvender betekenis heeft gekregen.
In 1942 werd Prof. Sobry erekanunnik van het bisdom Brugge, in 1947 werd hij lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden en in hetzelfde jaar lid van de Kon. Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Een jaar voor zijn afsterven zag hij een levensdroom verwezenlijkt, toen op zijn initiatief werd overgegaan tot de