Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1954-1955
(1954-1955)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pater Dalmatius van Heel O.F.M.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begaafd predikant met een zwaar en vol stemgeluid trad hij vooral na 1920 tientallen malen op in vele andere kerken, vooral om de gelovigen tot liefdadigheid op te wekken. Het vele geforceerde spreken ontrukte hem aan de directe zielzorg, maar gaf hem terug aan de historische wetenschap. Hij verloor zijn stemgeluid, en nam in 1929 ontslag als pastoor. Een gelukkige omstandigheid was het, dat hij toen te 's-Gravenhage ging wonen. Zijn liefde tot de historie ontwaakte en hij kreeg ruimschoots gelegenheid zich daaraan te wijden. Het zal moeilijk te bepalen zijn, hoeveel uren hij doorbracht op het Rijksarchief en de Koninklijke Bibliotheek vooral. Een grote hulp ontving hij van de Heer J. Bruggeman die hem met raad en daad belangeloos steunde. Verschillende malen bezocht hij andere archieven en bibliotheken, vooral in België en verzamelde hij een massa gegevens. Hij werd een publicist van de eerste rang. Dit gebeurde reeds in Den Haag, maar ook te Rotterdam, waarheen hij in 1935 vertrok en vooral te Gouda, waar hij sinds 1946 ‘rustend’ vertoefde. Te noteren is ook, dat hij verschillende archieven ordende, waaronder dat van het Sint Franciscus-gasthuis te Rotterdam veel kracht en tijd vroeg. Voor de schitterende tentoonstelling ‘De Abdij Egmond’ in 1934 te Den Haag gaf hij belangeloos zijn volle toewijding. Met hem kwam tot stand de uitgave: ‘Nederlandse Kloosterzegels’. Door zijn publicatiën trok hij de aandacht van Besturen van historische verenigingen. Hij werd lid van het Historisch Genootschap te Utrecht, het provinciaal genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, de Vereniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, Amstelodamum, Die Maze in Rotterdam, Oudheidkundige Kring te Gouda, Libryemeester te Gouda en in 1944 van onze ‘Maatschappij’. Veel verdiensten verwierf hij zich bijzonder voor de geschiedenis van Gouda, maar toch wel het meeste voor die van zijn eigen Orde, de Minderbroedersorde. In 1945 rijpte het plan tot uitgave van de ‘Bijdragen voor de geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden.’. De eerste Bundel verscheen in 1947, juist voor zijn overlijden kwam reeds de zeventiende Bundel uit. Voor een niet onbelangrijk deel heeft hij de vrij omvangrijke afleveringen gevuld. Een volledige lijst van de publicatiën van Pater van Heel hebben wij gepubliceerd in Franciscaans Leven 25 (1942) blzz. 183-190 en in de genoemde ‘Bijdragen’ Bundel X blzz. 9-14 en Bundel XVIII blzz. 336-339. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij kwamen daarbij tot 250 nummers. Nog een aantal geschriften zal in de Bijdragen een plaats vinden; o.a. een uitgebreide studie over het kerkelijk Oudewater. Over de waarde van zijn zeer uitgestrekte publicistische arbeid is ons inziens geen dispuut nodig. Een ontzaglijke hoeveelheid materiaal heeft hij aan de openbaarheid prijs gegeven, die anderen kunnen gebruiken. Zeker beschikte hij zelf over een ongelofelijke kennis en zijn speurzin was sterk ontwikkeld. Veel materiaal heeft hij zelf verwerkt in talrijke uitgebreide artikelen en in vele boeken. Maar zelfs bij degelijke bewerking bleef hij primair een bronnenpublicist, zo echter, dat hij zijn gegevens wist te omkleden met vele verwijzingen naar bestaande literatuur. Pater van Heel heeft gewerkt, zolang het dag was. Van een zijner medebroeders uit lang vervlogen tijden werd bij diens dood getuigd, dat zijn levensprogram geweest was: aut calamus aut rosarium, hij had ofwel de pen, ofwel de rozenkrans in zijn handenGa naar voetnoot1. Wij zouden eenzelfde getuigenis van Pater van Heel mogen geven: hij leefde met de vingers op de schrijfmachine, met een hartelijk gebed op de lippen. Zo besloot hij ruim tachtig jaar oud een werkzaam en onvermoeid bestaan, waarvan hij tot op het laatste ogenblik aan iedereen getuigde: ik ben Gode dankbaar voor het mooie leven, dat Hij mij schonk.
P. Cunibertus Sloots O.F.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van geschriftenBoeken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artikelen:Amstelodamum 1943. Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 1901, 1931, 1932, 1934, 1935, 1937, 1938, 1939, 1951. Archivum Franciscanum Historicum 1931, 1932. Bossche Bijdragen 1931-1932. Bijdragen van de oudheidkundige Kring ‘Die Goude’ 1947, 1948. Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem (Haarlemse Bijdragen) 1903, 1906, 1928, 1929, 1932-1935, 1937, 1938, 1940, 1946, 1950, 1952. Bijdragen voor de geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden Bundel I (1947) - XVIII (1955). De Leidse Courant, 1 Juni 1948. De Maasbode 1 Mei 1936, 12 November 1937, 7 December 1937, 28 Augustus 1940. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Maasgouw 1899, 1900, 1938. De Navorscher 1946. Franciscaans Leven 1931-1933, 1937, 1940, 1942-1944. Groningse Volksalmanak 1941. Historia 1950. Jaarboekje van Oud-Utrecht 1930. Maartenklok (Groningen) 29 October 1938. Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 1937. Neerlandia Seraphica 1930-1942. Nieuwe Zuid-Hollander 4 Februari, 14 Februari, 26 Mei, 1 Juni 1948, 8, 9, 13, 28 September, 30 November, 6 December 1949, 10 April en 23 Juli 1952, 26 Mei 1954. Ons Geestelijk Erf 1931. Publications ... de Limbourg 1950-1951. Rotterdams Jaarboekje 1945. Sursum Corda 4 Juli 1953. Taxandria 1933-1937, 1939. Tijdschrift voor Geschiedenis 1942. |
|