| |
| |
| |
| |
Sybrandi Braak
(Aalsmeer, 7 October 1871 - Wassenaar, 13 Maart 1953)
Dr S. Braak (Sybrandi Braak) werd geboren op 7 October 1871 te Aalsmeer. Zijn vader was daar hoofd van de Openbare Lagere School, en een Drent van oorsprong. De jonge Braak bezocht de Rijkskweekschool voor onderwijzers te Haarlem van 1886-1890, werd daarna onderwijzer aan de Opleidingsschool no. 1 (voormalig Instituut Kinsbergen) te Apeldoorn van 1 September 1890-1 September 1892. Op 1 September 1892 werd hij benoemd tot onderwijzer aan de O.L.I. no. 70 in de Lepelstraat te Amsterdam. Op 16 Mei 1895 volgde zijn benoeming tot 3e onderwijzer aan de Alberdingk-Thijmschool. Op 16 Maart 1899 werd hem ontslag verleend van genoemde school, wegens benoeming bij Raadsbesluit van 11 Februari 1899 tot Leraar in de Franse taal en letterkunde aan de Rijks H.B.S. en het stedelijk gymnasium te Winschoten. In 1900 huwde hij met Mej. W.L. Veen Valck, lerares Frans aan de Meisjes H.B.S. te Amersfoort. Zij overleed in November 1914. In Juli 1916 hertrouwde Braak met Mej. J.H. Beins, de dochter van de vroegere rector van het gymnasium te Winschoten. Op 15 Mei 1926 werd hij benoemd tot lid van de Examen-Commissie voor Frans M.O.A. Wegens pensioengerechtigde leeftijd, werd hem met ingang van 1 September 1935 ontslag verleend van bovengenoemde onderwijsinrichtingen te Winschoten. Hij vestigde zich toen in Wassenaar, waar hij tot zijn dood op 13 Maart 1953 woonde. Zijn weduwe woont nog in Wassenaar. De heer Braak was zeer bevriend met wijlen Prof. P. Valkhoff, Prof. Tielrooy en met Prof. Gallas.
Op zijn 12de jaar slaagde Braak voor het toelatingsexamen van het gymnasium te Amsterdam, maar - tot zijn zeer grote spijt - zou hij niet het gymnasium bezoeken, maar ging hij naar de kweekschool. Vele jaren later betreurde hij het nog steeds, dat hij de klassieken niet op de gewone regelmatige wijze via het gymnasiale onderwijs had bestudeerd. Op 26 Augustus 1891 behaalde bij de acte Frans L.O. Op 9 October 1891 verkreeg hij zijn acte voor vrije en orde-oefeningen Gymnastiek en zijn hoofdacte op 25 Juli 1893, zijn acte Frans M.O.A. op 18 Dec. 1894, die voor Frans M.O.B. op 24 December 1898. Men kon toen nog geen universitaire graden behalen voor Frans, Duits en Engels. Pas veel later, toen dit mogelijk was geworden, op 7 October
| |
| |
1922 deed hij zijn doctoraal-examen Romaanse letteren, hoofdvak Frans, aan de Universiteit te Amsterdam bij Professor Salverda de Grave; op 29 Mei 1923 promoveerde hij op een proefschrift: André Gide et l'Âme Moderne, tot Doctor in de Romaanse talen, hoofdvak Frans. In Juli en Augustus, tijdens een verblijf te Parijs, had hij Gide persoonlijk leren kennen en met hem van gedachten gewisseld. Gide had toen nog niet de grote internationale naam. Zijn grote romans als Les Faux-Monnayeurs en vele van die merkwaardige toneelstukken waren nog ongeschreven. Een synthetische studie van diens oeuvre was dus nog niet te maken. Toch is deze studie van Braak een zeer bizonder, in een zeer gaaf, literair Frans geschreven boek, dat de tegenwoordige lezer nog in verrukking brengt.
Op 11 Juni 1924 werd hij tot lid benoemd van de Mij. der Nederlandse Letterkunde, hetgeen hij bleef tot zijn dood toe op 13 Maart 1953. Vele publicaties (tijdschriftartikelen, krantenartikelen, boekbesprekingen en boeken) over de Franse letteren verschenen van zijn hand.
Uit het voorgaande kan men zien, welk werkzaam leven Dr Braak heeft geleid. Hij zei me dikwijls dat hij, als hij zijn leven weer zou moeten beginnen, dit opnieuw in dienst zou stellen van de Franse letteren. Van 1917-1923 had ik het voorrecht van deze man onderwijs te mogen krijgen in het Frans op het Stedelijk Gymnasium te Winschoten. Braak wist zijn leerlingen een grondige kennis van het Frans bij te brengen en tegelijk een heilig ontzag voor de schoonheid van de Franse letterkunde. Hij wist voortdurend de woorden te vinden om jeugdige geesten te doen ontvlammen in ontroering voor de teksten, die hijzelf bewonderenswaardig voorlas. Zijn methoden waren weinig schools en zo kwam het, dat hij al in de tweede klas proza en poëzie las, die hij met zijn diepe levenservaring en zijn verfijnde smaak en voorkeur voor alles wat mooi en edel was in gedachte of in woord, wist te doen leven. Het was niet onder woorden te brengen, wat er zo bizonder was in zijn voordracht of in zijn verklaringen, maar men onderging waarschijnlijk bewust zijn scherpe formulering, die dikwijls van een zeer grote artisticiteit getuigde. Hij herschiep onder het voorlezen de oorspronkelijke schoonheid van het kunstwerk. Zijn scherp psychologisch inzicht in de door een auteur bedoelde dramatische situaties, de hele structuur van een Franse tragedie of comedie, het uitbeeldingsvermogen van Franse romanciers of dichters, de klankrijkheid van bepaalde gedichten, die haast zuiver muziek waren, dit alles wist hij een ongekend
| |
| |
leven in te blazen en op te voeren tot een geladenheid van gevoelswaarde. Braak hield veel van kinderen en hij wist daardoor hen in hun eigen taal en volgens hun eigen, onvolgroeide begripsvermogen, toch datgene te geven, dat de gedachte deed ontluiken. En dit gold niet alleen voor de begaafde leerlingen, maar evengoed voor hen, die eigenlijk literair ongevoelig waren, maar die dank zij Braak een ‘Ahnung’ kregen van het andere, het niet-alledaagse, het wonder dat in de letteren tot uiting komt. Dikwijls zei ik hem dit later. Dan antwoordde hij met dat woord van Rilke; ‘die Macht der Stunde’! Maar hij stelde zich niet tevreden alleen de letteren aan zijn leerlingen te geven. Hij bracht het in verband met de muziek, waarvan hij een groot bewonderaar was. Dagelijks speelde hij Beethoven, Chopin en Bach op zijn vleugel, maar ook Ravel en Debussy. In Vlietstra, de orkestdirigent in Winschoten, vond hij een hem waardige vriend, die hem begreep en die hij begreep, twee uitzonderlijke geesten ni een dergelijke kleinsteedse omgeving. Pas na zijn promotie tot doctor in de Franse taal en letteren, begreep het kleine Winschoten, wat voor een bizonder talent er school in deze eenvoudige, uiterst bescheiden, soms ietwat te bedeesde man. Braak was in de wereld der letteren toen een zeer bekend man geworden. Johan de Meester Sr vroeg hem toen permanent medewerker te worden van het literaire bijblad van de ‘Nieuwe Rotterdamse Courant’. Frédérie Lefèvre, die in de ‘Nouvelles Littéraires’ geregeld interviews van auteurs publiceerde, wilde Braak op één van zijn reizen in Nederland, interviewen, maar Winschoten was te ver van het centrum gelegen. Zo bleef het bij een plan. Maar door de artikelen, die hij schreef in de N.R.C. over André Gide en over allerlei andere auteurs in Frankrijk, raakte hij toch bekend in het centrum des lands. Jammer was het echter, dat hij zo laat werd ‘ontdekt’. Was hij jonger geweest, waarschijnlijk zou er voor hem nog een universitaire carrière zijn weggelegd. Zijn leerlingen aan H.B.S. en Gymnasium kregen echter nu de volle maat van zijn talent te genieten. Verscheidene stukken van Molière, Racine, Corneille, maar ook Beaumarchais, Flaubert, Daudet, Anatole France, de Symbolistische poëzie, kwamen ons onder ogen, en steeds viel het originele van de visie van deze man op. En niemand ontkwam aan de betovering van zijn woorden, ook de minder literair-begaafden niet, zodat men later zei: ‘Van Braak hebben we tenminste literatuur gehad!’ Hij had altijd een scherpe ‘feeling’ van dat wat een klas aan lectuur behoefde. Bij iedere klas wisselde dat,
| |
| |
omdat hij de stemming minutieus goed wist te peilen. Ik herinner me nog als een indruk van vandaag zijn voordracht van ‘Le Retour de l'Enfant Prodigue’ van Gide, in 1922, in de 5de klas. Werkelijk: ‘Die Macht der Stunde’. Was het eigenlijk wel anders mogelijk voor velen van zijn oud-leerlingen dan Frans of Romaanse talen te gaan studeren? Dat was de invloed van Braak. Wat die man aanraakte werd levend. Enkele van zijn boeken zijn juwelen, haast te mooi voor schoolgebruik, waarvoor ze bestemd waren. Zó, zijn ‘Anthologie de la Littérature Française’, door Meulenhoff uitgegeven en helaas na de tweede druk niet weer herdrukt. Ik gebruik het nog altijd bij mijn Frans onderwijs. En dan zijn ‘Poètes Symbolistes’, tegelijk een bloemlezing van die dichters; volgens mijn leermeester Emile Boulan was de inleiding absoluut het allerbeste en het meest essentiële van wat er ooit over de Symbolisten werd geschreven.
Al met al is Braak's onderwijs zeer vruchtbaar geweest en voor de vele generaties, die de Winschoter H.B.S. of het Gymnasium bezochten, het verlossende woord geweest.
H. Houwens Post
| |
Lijst van Geschriften
1905 | Tooneel en Leven (Studies in Volkskracht, Tweede Serie, no. VI). |
1921 | Louis Bertrand, De Gids, jrg. 85, V en VI. |
1922 | Novalis en het Franse Symbolisme (Rede, uitgesproken op het 10e Ned. Philologencongres te Leiden op 20 April 1922. Zie Handelingen van het Xe Phil. Congres, J.B. Wolters, Groningen, 1922). Slot der rede: ‘resumerende komen wij tot de slotsom dat de Symbolisten vooral dáárom zo sterk aan Novalis verwant zijn, omdat hun poëzie wortelt in een analoge wereldbeschouwing, waarvan de ‘Einfühlung’ of intuïtie de levende metaphysische kern is, en omdat zij er naar streven de rhythmische bewogenheid van de ziel in suggestieve, harmonische taal te verklanken.
Het Symbolisme is waarlijk voor de Franse poëzie een kracht van verjonging en levensvernieuwing geworden, omdat het - zij het misschien onbewust - dit woord van Novalis tot nieuw leven wekte: ‘Das Herz ist der Schlüssel der Welt des Lebens’. |
| |
Neophilologus:
1922 | Novalis et le Symbolisme français, jrg. VII, p. 243. |
1924 | J. Haas, Kurzgefasste Französische Literaturgeschichte von 1549 bis 1900, Verlag Max Niemeyer, 1924, recensie van Band I in jrg. IX. |
1938 | Introduction à une étude sur l'influence d'Hoffmann en France (jrg. XXIII, 4, Hommage à K.R. Gallas, publié à l'occasion de son 70ième anniversaire, J.B. Wolters, Groningen, 1938). |
| |
Het Fransche Boek:
1923 | Iets over de Franse poëzie na het Symbolisme, 3e jrg., 2 en 3. |
1927 | L'art de M. Edouard Estaunié, 6e jrg., afl. 8 en 9. |
| |
| |
| |
Vragen des Tijds:
1928 | Een modern Frans verteller en essayist (Paul Cazin), 54e jrg., afl. 6, p. 418. |
| |
Museum:
Alice Killen, Le Roman Terrifiant, jrg. 32, afl. 9, Juni 1925.
Tielrooy, Chateaubriand, jrg. 44, afl. 10, Juli 1937.
Wais, Mallarmé, ein Dichter des Jahrhundert-Endes, jrg. 46, afl. 11-12, Augustus/September 1939.
Charlier, Aspects de Lamartine, jrg. 45, afl. 1, October 1937.
Rudwin, Les Ecrivains Diaboliques de France, jrg. 47, afl. 2, November 1939.
Tronchon, Le Jeune Edgar Quinet, jrg. 46, afl. 7, April 1939.
Martinet, Prince de Lettres, jrg. 52, afl. 3, Maart 1947.
Revue d'Histoire littéraire de la France, Librairie Armand Colin, Paris.
Johannes Tielrooy, Chateaubriand, livr. avril-juin 1937.
| |
Nieuwe Rotterdamse Courant:
1923 | Gide over Dostojewsky, 29 September.
Een dichter-philosoof (Paul Valéry), Lett. Bijblad, 5 October.
Ronsard's Laatste Liefde, 24 November. |
1924 | De Zonnekoning (Louis Bertrand, Louis XIV), Lett. Bijbl., 5 Januari.
De Fransche poëzie en de Renaissance, L.B., 16 en 23 Februari.
De Dageraad der Renaissance, feuilleton L.B., 10 Mei.
Ronsard, L.B., 24 en 31 Mei.
Jules Laforgue, L.B., 6 December. |
1925 | Joachim du Bellay, L.B., 30 Mei en 6 Juni. |
1926 | Madame de Sévigné, feuilleton L.B., 30 Januari.
Een Fransche Herderroman in de XVIIe eeuw, L.B., 13 Maart.
Klassicisme en Modernisme, L.B., 2 October en 9 October.
Sainte-Beuve, Port-Royal I, L.B., 4 December, 11 December, 18 December. |
1927 | Sainte-Beuve, Port-Royal II, L.B., 12 Februari.
Sainte-Beuve, Port-Royal III, (Pascal), L.B., 2 April.
Pascal, L.B., 8 October. |
1928 | Baldensperger, Orientations Etrangères chez Balzac, 30 Juni.
Henri Tronchon, Ernest Renan à l'Etranger, 15 November. |
1929 | Johannes Tielrooy, Fransche Literatuur van onze dagen, 2 Januari.
Emile Bouvier, Initiation à la littérature d'aujourd'hui, 1 Maart.
Pierre Flottes, Le Poète Leconte de Lisle, 31 Augustus.
François Ruchon, Jean-Arthur Rimbaud, 10 September.
Paul Souday, La Société des grands esprits, 2 October.
Dr Boerebach, Le rationalisme mystique d'Alfred de Vigny (Thèse) 9 October.
André Bellessort, Heures de Parole, 18 October. |
1932 | André Chevrillon, Taine, 24 Mei.
André Billy, Diderot, 28 Mei.
Hippolyte Loiseau, Goethe et la France, 11 Juni.
Pierre Jourda, Une Princesse de la Renaissance, 6 September.
Raymond Escholier, Victor Hugo raconté par ceux qui l'ont vu, 13 September. |
1933 | Montaigne (ter herdenking van de 400e gedenkdag van zijn geboorte), 26 Februari.
Pierre Moreau, Le Classicisme des Romantiques, 20 Januari.
Léon Pierre-Quint, André Gide, sa vie, son oeuvre, 14 Februari.
Pierre Moreau, La Conversion de Chateaubriand, 1 November.
Dumesnil, Gustave Flaubert, 17 November. |
| |
| |
1934 | Victor Giraud, La Vie Tragique de Lamennais, 24 Februari.
Adolphe Boschot, Théophile Gautier, 10 Maart.
Dr M.J. Premsela, Edmond Rostand (thèse), 25 April.
Dr S. Braak, Corneille ..., feuilleton, 30 September, ter herdenking van de 250ste sterfdag.
Paul Arbelet, Trois Solitaires (P.L. Courier, Stendhal, Mérimée), 28 Juli. |
1936 | Johannes Tielrooy, Chateaubriand, Avondblad 2 December. |
1939 | Het derde eeuwgetijde van Jean Racine, 28 October. |
| |
De Gids:
1921 | Louis Bertrand, jrg. LXXXV, afl. 5 en 6.
Ronsard, jrg. LXXXVIII, afl. 9. |
Mélanges de Philologie offerts à J.-J. Salverda de Grave à l'occasion de sa 70e année par ses amis et ses élèves: S. Braak, Réflexions sur un thème littéraire (la douleur).
| |
Boeken:
1925 | Les Poètes Symbolistes, Lyceum Bibliotheek, S.L. van Looy, Amsterdam. |
1927 | Petite Histoire illustrée de la littérature française, J.M. Meulenhoff, Amsterdam. |
1928 | Anthologie de la Littérature française, idem. |
1930 | Précis de l'Histoire de la Littérature française, idem. |
1939 | Collection ‘Les Meilleurs Auteurs français’, Nobles Vies, Belles Oeuvres (Madame Curie, Louis Pasteur, Claude Debussy, Paul Cézanne). |
|
|