Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1948-1949
(1948-1949)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||
Eltjo Aldegondus van Beresteyn
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||
1704 huwt met Johanna Catharina de Groot, kleindochter van Hugo GrotiusGa naar voetnoot1; het bekende wapen op het kasteel Maurick (beer op een steen) herinnert nog aan de oorspronkelijke bewoner. Eltjo van Beresteyn doorliep het gymnasium en studeerde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1899 verkreeg hij de graad van Doctor in de Rechtswetenschap op Stellingen en in 1903 promoveerde hij cum laude tot Doctor in de Staatswetenschappen op het academisch proefschrift Arbeidsreglementen. Reeds een jaar tevoren, 1902, was hij benoemd tot leraar in het Staatsrecht aan de H.B.S. te Amersfoort, Amsterdam en Utrecht; in 1906 werd hij bovendien Privaat-Docent aan de Utrechtse Universiteit in de Staatkundige Geschiedenis. In 1909 werd hij Chef van de Provinciale Griffie te Groningen en het jaar daarop volgde hij Burgemeester Wilkens op als Burgemeester van Veendam. Deze functie bekleedde hij tot 1916, jaar waarop hij naar Den Haag verhuisde en voor het district Winschoten zijn intrede deed in de Tweede Kamer der Staten-Generaal als opvolger van Dr. D. Bos voor de Vrijzinnig Democratische Bond. De breuk, die tussen hem en de V.D.B. ontstond, maakte in 1922 een einde aan zijn lidmaatschap der Kamer. Van 1927-1939 had hij zitting in de Haagse Gemeenteraad, waar hij Prof. van der Bilt als Voorzitter der liberale fractie opvolgde en na de bevrijding werd dit deel van zijn loopbaan besloten en bekroond door zijn benoeming tot Raad-Adviseur voor kunsten en wetenschappen bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Reeds in deze ambtelijke functies heeft Van Beresteyn werken tot stand gebracht en resultaten bereikt, die een helder licht werpen op zijn betekenis voor het openbare leven. In Groningen herinnert men zich nog levendig de reorganisatie van het Provinciaal Archief, die de 33-jarige ambtenaar tot stand bracht. In Veendam blijft zijn naam verbonden met de volksontwikkeling, de stichting - ondanks hevige tegenstand - van een Openbare Leeszaal, de bouw van scholen en het ontwerpen van een stelselmatig uitbreidingsplan. Bij het uitbreken, in 1914, van de oorlog, trof hij onmiddellijk maatregelen ter verzekering van de voedselvoorziening der bevolking, maatregelen die daarna ook in landelijk verband en in samenwerking met Minister Treub | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||
werden toegepast. Talloos zijn voorts de onderwerpen, die sinds zijn vestiging te 's-Gravenhage door hem, hetzij als lid van de Kamer, hetzij als lid van de Haagse Gemeenteraad, ter hand zijn genomen. Als een bonte stoet trekt die reeks voorbij: Distributie-wet, Grondwetsherziening, Centralisatie van publiekrechtelijke organen, Reorganisatie van het Kunstonderwijs, Archiefwet, Het Nederlandsche lied, Monumenten-Restauratie, Kunstonderwijs, Crisisrechtspraak, Taak van de Overheid op het gebied van de Kunst, Onderwijs in de ornamentiek, De Nederlandsche Opera, Nijverheidsonderwijs, Subsidie voor orkesten, Lichtbeelden-vereeniging, Subsidie voor Dramatische kunst, Muziek als vak van de H.B.S., Rijkssubsidie voor Openbare Leeszalen, Boschbouw, Nationale Opera, Natuurmonumenten, Steun aan letterkundigen, Toneelbelastingen, Werkeloze kunstenaars, De Koninklijke Bibliotheek en haar Museum, Museumraad, Wetgeving en Rechtspraak in de Gemeente, Erfpachtsuitgifte, Grondbedrijf, Woningbouw, Vermakelijkheidsbelasting, Stadhuisbouw te 's-Gravenhage, Arbeiderswoningen-bouw, Stadsuitbreiding, Radiovoorwaarden en SchouwburgexploitatieGa naar voetnoot1. Ziedaar een keur van onderwerpen, die zijn lidmaatschap van de Kamer en de Raad tot een levendig begrip maken. Toch verklaren deze ambtelijke functies slechts ten dele de uitzonderlijke positie, die Van Beresteyn in ons land heeft bekleed. Zijn grootste kracht ontplooide hij op een gebied, dat soms denigrerend als het terrein der ‘erebaantjes’ afgedaan wordt, maar waar hij, kon het zijn, nog hartstochtelijker streed dan in zijn ambtelijke loopbaan. Bewindsman bij uitnemendheid was hij één der laatsten uit een tijd, waarin het een eer was, voor het algemeen belang te strijden. Zeker, hij kon zich veroorloven, tijd en kracht aan het algemeen belang te wijden, maar hoevelen die in eenzelfde situatie verkeren, hebben uitsluitend hun eigen belang gediend. Van Beresteyn, dankbaar voor de gelegenheid die de gunst van 't lot hem bood, heeft die gelegenheid met beide handen gegrepen. In het korte bestek, mij toegemeten, is het ondoenlijk, op dit punt in bijzonderheden te treden; hiertoe zou een afzonderlijke beschouwing vereist zijn. Te dezer plaatse moet ik daarom volstaan met de aanduiding van de voornaamste gebieden waarop Van Beresteyn als onbaatzuchtig leider en strijder het algemeen belang diende en bevorderde. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||
De Openbare Leeszaal - ‘het alleroudste object van zijn openbare activiteit’ zoals Greve zich uitdrukt - staat in dit verband bovenaan. Mede-oprichter der Centrale Vereniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken, maakte Van Beresteyn 40 jaren deel uit van het Bestuur, waarvan 35 jaren als Voorzitter; de Leeszaalbeweging in Nederland is zonder hem niet denkbaarGa naar voetnoot1. Onmiddellijk daarop volgt de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, waarvan hij 27 jaar het Voorzitterschap bekleedde, een periode die in de 120-jarige geschiedenis der Maatschappij uniek isGa naar voetnoot2. Zijn magistrale Feestrede, uitgesproken bij de aanvang der honderdste Algemene Vergadering op 5 Juni 1929, is een kostelijke bijdrage tot de muziekgeschiedenis van NederlandGa naar voetnoot3. Aan de historicus Van Beresteyn met zijn omvattende kennis van de geschiedenis des Vaderlands dankt de Genealogie, de Heraldiek, het Patriciaat en de Ikonographie een periode van ongekende bloei, terwijl de Oudheidkundige Bond, de Monumentenzorg en het Archiefwezen van deze kennis eveneens rijke vruchten pluktenGa naar voetnoot4. Zijn liefde voor de natuur tenslotte heeft een dankbaar object gevonden in de Boschbouw, waarop vooral in de laatste periode van zijn leven zijn enorme activiteit gericht wasGa naar voetnoot5. Intussen zou het beeld van Van Beresteyn niet volledig zijn, als zijn verhouding tot de wetenschap onvermeld bleef, een verhouding die allerminst van platonische aard was, al was zijn gevleugeld woord - dat hij met ironie en humor lanceerde - ‘Daar heb ik geen verstand van’. Reeds als student viel hij juist door de scherpte van dit verstand op. Zijn Utrechtse clubgenoten Trip en Van Tienhoven noemden hem den ‘knappen beer’ en prezen zijn helder inzicht, de snelheid van begrip en zijn uitgesproken wetenschappelijke aanleg. De eerbied voor de wetenschap heeft mede zijn leven bepaald en gekenmerkt en het streven, aan de muziekwetenschap dìe plaats te verschaffen, die haar in het kader van het universitaire leven toekomt, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||
zou zonder hem nooit met succes bekroond zijn. De lijst van geschriften, hierachter gepubliceerd, moge deze verhouding adstrueren en het is slechts te betreuren, dat zijn rusteloze natuur, zijn strijd voor een sociale en culturele verbetering van de samenleving, hem de concentratie onthield, die voor de intensivering van wetenschappelijk werk nu eenmaal onmisbaar is. Aan het lidmaatschap onzer Maatschappij, hem in 1919 toegekend, heeft hij grote waarde gehecht, zijn Verhandeling over portretten naar Hugo de GrootGa naar voetnoot1 heeft hij als een minutieuse studie opgezet en het is tekenend, dat zijn uiterste wilsbeschikking ook een aanwijzing omtrent het Levensbericht voor onze Maatschappij inhield. Al deze werkzaamheden verrichtte hij persoonlijk; secretarissen kende hij niet, alles deed hij zelf en van zijn huis uit dirigeerde hij met de telefoon op tafel of aan bed het rijk-geschakeerde ensemble zijner activiteiten. Het begrip tijd was hem daarbij vreemd. Verdiept in de samenstelling van het Rapport ten behoeve van een Nationale Opera en constaterende, dat hem gegevens betreffende Den Haag ontbraken, belde hij Burgemeester Patijn op, zonder erop te letten, dat het 's nachts 3 uur was. Hoewel een vriendelijk-ironische opmerking aan de andere zijde van de telefoon niet achterwege bleef, werden hem de gegevens verstrekt met alle hoffelijkheid, die den heer Patijn sierde. Van 1916 af was hij in Den Haag gevestigd en zijn fraai huis aan de Van Stolkweg was als een duiventil waar landgenoot en vreemdeling in- en uitgingen. Daarnaast had hij zijn buitenverblijf in Vierhouten, dat hij met vakkennis en fantasie voortdurend wist te verbeteren. In de stilte en de ruimte van de Veluwe vond hij rust en ontspanning, het leven in de natuur schonk hem nieuwe krachten, steeds langer bleef hij er, tot hij in 1942 zich voor goed in Vierhouten vestigde. Toch rijst, op dit punt van het Levensbericht gekomen, de vraag hoe het mogelijk geweest is, dat een figuur van zo groot formaat, met een zo omvattende kennis van het sociale en culturele leven en met zo uitzonderlijke regeer-kwaliteiten - dat een dergelijke persoonlijkheid, hoezeer ook geëerdGa naar voetnoot2, slechts aangezocht werd voor | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||
Gouverneur van Suriname en Burgemeester van Batavia en nimmer geroepen werd tot één der hoogste functies in den lande. Het antwoord op die vraag voltooit tevens het beeld van hem, wiens leven ik hier trachtte te schetsen. Van Beresteyn immers was onbuigzaam, dynamisch en bruisend; wanneer hij van een goede zaak overtuigd was, wist hij van geen wijken en zijn doorzettingsvermogen was onbegrensd; tot generlei concessie was hij bereid en alles wat hij op 't hart had werd gezegd, zonder aanzien des persoons - eigenschappen kortom, die weerstand wekken en botsingen onvermijdelijk maken, waar voorzichtigheid en diplomatie geboden is. Het woord ‘compromis’ kende hij niet en aan de wapenspreuk van zijn geslacht - ‘Toujours ou Jamais’ - bleef hij getrouw tot in den dood. Na deze summiere beschrijving van de eigenschappen, die voor Van Beresteyn karakteristiek zijn, behoeft de vraag naar zijn houding in de bezettingstijd wel nauwelijks een antwoord. Die houding stond vast, van de eerste dag van de Duitse overval af, maar toch is het opmerkelijk hoe deze felle en vooral spontane strijder in de gevaarlijkste periode van zijn leven beleidvol en bedachtzaam was. De wijze b.v. waarop hij reeds aanstonds de aangifteformulieren voor de Joodse functionarissen in de vele instellingen, die hij presideerde, wist te saboteren, is een unicum in de bezettingstijd. De meest ingewikkelde brieven en vragen hieromtrent vuurde hij af op de Duitse instanties en de autoriteiten van de Nieuwe Orde, brieven die díe autoriteiten tot wanhoop brachten. Werd hij persoonlijk ter verantwoording geroepen, dan was het uiterst moeilijk vat op hem te krijgen. Ontboden op het Departement van den heer Goedewaagen en gevraagd, waarom Toonkunst nog steeds niet bij de Cultuurkamer aangesloten was, vroeg hij op zijn beurt: ‘Is dit een tijd om te zingen? Wanneer de vijand in je land staat, is het een tijd om te huilen!’ En wilden de Duitsers in zijn bossen komen jagen of kappen, dan waren er toevallig zware bomen omgewaaid, die alle toegangswegen versperden. Tegen het einde van de oorlog dreigde deze houding hem toch nog noodlottig te worden. Herhaaldelijk werd hij gewaarschuwd, dat de Duitsers hem zochten en toen in het Vierhouter Bosch wapens gedropped en slachtoffers van de Duitse terreur verstopt werden, moest hij, evenals zijn vriend en buurman D.G. van Beuningen, verdwijnen en onzichtbaar blijven, de zwaarste beproeving vermoedelijk voor hem, die zo rusteloos en zo bewegelijk was! Gelukkig heeft hij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||
ook deze beproeving doorstaan en hoe begeerlijk voor de Nieuwe Orde de gebieden waren, waarop Van Beresteyn werkzaam was: de leeszalen, de muziek-organisatie, de genealogie, de bosbouw - toch heeft hij al die instellingen ongeschonden door de oorlog in de veilige haven van het bevrijde vaderland weten te loodsen. Zo staat het beeld van Van Beresteyn voor onze ogen, maar aan de herinnering, die in 't hart der vrienden gegrift is, voldoet dit beeld niet geheel en het Levensbericht van Van Beresteyn zou derhalve onvolledig zijn, indien de meest essentiële kant van dit leven niet belicht werd. Op 4 October 1900 trad hij in 't huwelijk met Julia Frowein, uit welk huwelijk twee dochters zijn gesproten, Maria en Paula, beiden gehuwd, resp. met Mr. Frederik Schlingemann en Mr. Hora Albarda. Zo ontstond een gezin met kinderen en kleinkinderen, waarvan Van Beresteyn letterlijk en figuurlijk het middelpunt was en waaruit hij op zijn beurt de krachten putte, die hem sterkten voor zijn taak. Nooit echter had hij die taak kunnen vervullen zonder de bijstand van zijn echtgenote, levensgezellin in de ware zin des woords, die met zóveel toewijding, tact en begrip de wilde stroom in zijn bedding wist te houden, dat er vruchtbare grond ontstond, voedingsbodem voor het werk. Wie hem dan ook konden gadeslaan in de kring der huisgenoten, in de kring der vrienden, wie hem werkzaam zagen in zijn bossen en bij de opgravingen, wie mèt hem de grootmeesters der muziek beluisterden, wisten dat al die krachten welden uit dieper bron: het was de liefde voor de mensen, de liefde voor het werk, de liefde voor het leven, die al zijn handelingen leidde. De onvergetelijke viering van zijn 70ste verjaardag op 2 April 1946 in het Mauritshuis - hoogtepunt in zijn leven - heeft wel op ondubbelzinnige wijze doen blijken, hoezeer deze eigenschappen erkenning en waardering gevonden hebben en hoezeer zijn werk in brede kringen wortel geschoten heeft. Het is een troostende gedachte, dat Van Beresteyn deze viering nog in zijn volle kracht, met vreugde en voldoening beleefd heeft en dat het schone beeld van John Rädecker voltooid is, dat thans het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage siert. Uit dit beeld straalt de wijsheid en de humor, maar heel uit de diepte die liefde, die zijn eigenlijke wezen uitmaakte. Maar troostend is ook de gedachte, dat thans zijn laatste wens vervuld kon worden. Zijn rustplaats wilde hij vinden in Vierhouten, zijn eigen landgoed waar hij volmaakt gelukkig is geweest. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||
In de afgelopen zomer is het stoffelijk overschot van 's-Gravenhage naar Vierhouten overgebracht en nu rust hij op een stille plek in zijn dierbaar bos, onder dennen en een dak van groen, en de wind van de Veluwe ruist over zijn graf. Op 30 September, één van die zeldzaam stralende herfstdagen van dit jaar, vond op deze plaats in een intieme kring van familie en vrienden de onthulling van een eenvoudig gedenkteken plaats, een sobere zware natuursteen uit Drenthe, waarop in brons een inscriptie is aangebracht; de tekst van deze inscriptie moge het Levensbericht van wijlen ons medelid Jonkheer Eltjo Aldegondus van Beresteyn besluiten: ‘Door zijn grote gaven heeft hij in een werkzaam leven veel tot stand gebracht voor Kunsten en Wetenschappen. Met zijn vriendschap heeft hij anderen het leven verrijkt. Dankbaar herdenken hem zijn goede vrienden. September 1949.’
Paul Cronheim | |||||||||||||||||||||||||
Lijst van geschriftenGa naar voetnoot12
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
Artikelen in:Algemeen Handelsblad - Algemeen Zuivelblad - Bibliotheekleven - Boekzaal - Bulletin des sciences historiques - Bijdragen en mededeelingen der Vereeniging ‘Gelre’ - Dagblad Noord-Brabant - Deutsches Geschlechterbuch - E.N.S.I.E. - Feestbundel Nederlansche Oudheidkundige Bond - Gazette de Hollande - Gedenkboek Prins Willem van Oranje - Gemeentebestuur - De Gids - Gulden Boek van Schiedam - Handelingen van de Maatschappij der Nederlansche Letterkunde - Handelingen der Nederlansche Juristen-Vereeniging - Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie - Jaarboekje van ‘Oud-Utrecht’ - Kamper almanak -Kunsthistorische mededeelingen - Maandblad voor beeldende kunsten - Maandblad De Nederlandsche Leeuw - Mededeelingen van de Monumenten-commissie - Mededeelingen van de Nederlandsche Vereeniging voor gemeentebelangen - Nederland's Patriciaat - Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek - Nieuwe Rotterdamsche Courant - Onze Gemeentepolitiek - De Opbouw - Oudheidkundig Jaarboek - Recht door zee - Rechtsgeleerd magazijn - Sociaal weekblad - Tijdschrift voor sociale hygiëne - Tijdschrift voor volkshuisvesting en stedebouw - Utrechts Dagblad - Veendamsche Courant - De Veenkoloniale - Verslag Oranje Nassau Museum - Volksontwikkeling - De Vrouw. Encyclopedisch Handboek - De Vrijheid - De Wapenheraut - Weekblad voor de Burgerlijke Administratie - Weekblad van het Recht - Westfälisches Adelsblatt - Winkler Prins Algemene Encyclopaedie 5e dr. |
|