Zoals reeds boven gezegd, had de uitvinding der boekdrukkunst zijn volle belangstelling, maar hij offerde niet de overige bibliotheekbelangen aan zijn eigen hobby op. Integendeel, hij moest tot zijn verdriet toelaten dat het unieke bezit der ‘Costeriana’ van de aloude omgeving van het Prinsenhof verhuisde naar het Frans Hals Museum, waar het zoveel veiliger was geborgen, het bleef - en is nog - wel het kostbaarste bezit der Haarlemse Stads-Bibliotheek, maar zal daar niet terugkeren alvorens een nieuw gebouw het eeuwenoude zal hebben vervangen. En dat nieuwe gebouw mocht Van der Loeff niet meer beleven, hoezeer het hem meermalen in uitzicht is gesteld. De Costeriana brachten hem evenwel in nauwe relatie met J.H. Hessels, geboren Haarlemmer, die een groot deel van zijn leven in Engeland had doorgebracht, jarenlang bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek te Cambridge was geweest en die 't zich, als De Vries vóór hem, als levenstaak had gesteld te bewijzen dat in Haarlem de boekdrukkunst was uitgevonden door Laurens Janszoon Coster en niet te Mainz door Gutenberg (‘Haarlem, not Mainz’ is een zijner strijdschriften!). Van der Loeff verleende aan Hessels alle gastvrijheid tot zijn bibliotheek waarvan deze tot zijn negentigste jaar volop gebruik maakte en als dank daarvoor een zeer grote som aan de instelling vermaakte, waarvan de rente nog jaarlijks de inkomsten ten goede komen.
Na 1930 verloor Van der Loeff aan kracht en 't werd in de volgende jaren steeds duidelijker dat hij zijn taak aan andere handen moest overgeven, hetgeen dan ook eind 1934 gebeurde, in overeenstemming met zijn opvolger, op de dag, waarop hij vóór 32 jaar het ambt van bibliothecaris te Haarlem had aanvaard. Tot de oorlog bleef hij, zij 't steeds minder, in relatie met de bibliotheek, maar in Januari 1943 noopte de bezetter hem Bloemendaal te verlaten, waar hij na zijn Haarlemse en Zandvoortse tijd, sedert 1922 woonde in verband met de minder goede gezondheid zijner Vrouw. Hij evacueerde naar Oosterbeek, waar zijn schoonvader hem gastvrijheid verleende tot hij in September 1944, lichamelijk uitgeput, zijn laatste toevlucht zocht in Nunspeet, en daar, nog in het volle besef van de bevrijding, op 30 April 1945 overleed.
Een nobel mens, een goed vaderlander, een humaan chef, een bouwer aan Neerlands cultuur, een uitnemend en zorgzaam gezinshoofd, een man van even grote beschaving als van bescheidenheid en soberheid was heengegaan.
P.V. de Wit