maaltijd kwam gebruiken. Dr Tjeenk Willink was met den vader van den later zoo gezaghebbenden historicus bevriend. Ook Hugo de Vries en Van Houten Sr., met zijn staatkundige brieven, komen dan in de gedachte.
Eveneens Charivarius, Meyers, Verwey, Wijnaendts Francken, Kohnstamm, Allart Pierson, Johanna Naber, K. Kuiper, Oppenheim Jr., M.W. F. Treub en Veegens mogen hier niet onvermeld blijven en niet te vergeten Albert Schweitzer.
Bovendien eischten De Aarde en haar Volken, Eigen Haard, waarin Jeronimo de Vries zijn treffend ‘Bij de plaat’ schreef, het Album der Natuur, de Mannen (later: en Vrouwen) van Beteekenis, de Vragen des Tijds, het Sociaal Weekblad en Treub's de Loods veel van de werkkracht des jeugdigen uitgevers, vooral na het uittreden van zijn vader in 1903.
Tjeenk Willink gaf die werkkracht met toewijding en liefde voor zijn vak. Bovendien woonde hij geregeld de redactievergaderingen dezer tijdschriften bij, waardoor niet alleen de goede verstandhouding met zijn schrijvers werd bevorderd, of gestand gedaan (beide zoo hoogst belangrijk voor den uitgever), maar hetgeen tevens den onontbeerlijk vlotten gang van zaken mogelijk maakte.
Kieskeurig en nauwlettend als hij was bij de beoordeeling van hem aangeboden uitgaven, of bij het plannen beramen voor nieuwe publicaties, zoo was eveneens zijn briefwisseling, hetzij deze van zakelijken of particulieren aard was. Hij schreef een fijne pen. Op het voorbeeld van zijn vader corrigeerde hij zelf de proeven van al wat zijn firma uitgaf vóór het imprimatur te verleenen.
Nadat de senior zich had teruggetrokken volgden nog de Oud-Germaaansche Handboeken, de uitgaven van het Rechts-historisch Instituut en het Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis.
Het vak zijner keuze heeft hij immer hooggehouden; in een collega zag hij niet den concurrent; bovendien besefte Tjeenk Willink maar al te goed, wat betamelijk was, of geen pas gaf, zoowel in zijn bedrijf, als in het maatschappelijk leven. Voegt men daarbij zijn helder verstand en stalen geheugen, dan is het niet te verwonderen, dat hij eenige malen het voorzitterschap der Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels bekleedde en tot bestuurslid van den Nederlandschen Uitgeversbond werd gekozen. Als afgevaardigde bezocht hij geregeld de internationale uitgeverscongressen, terwijl hij als lid van de Commission internationale te Bern deze voorbereidde. Dat de Regeering zijn werkzaamheden op cultureel gebied waardeerde, toonde zij door hem het officierskruis der Oranje Nassauorde te verleenen.