Amy Geertruida de Leeuw
[Geertruida Carelsen]
Haarlem, 10 April 1843-Haarlem, 4 Juni 1938
Geertruida Carelsen werd in 1843 geboren en overleed in 1938. Zij bereikte dus den hoogen leeftijd van vijfennegentig jaar en toch kunnen zij, die haar gekend hebben, zich deze kleine pittige figuur niet voorstellen als dat van een oude vrouw. Zij is in den geest jong en frisch gebleven tot zij, blind geworden, op het ziekbed geworpen werd en ook zelfs dit ziekbed werd haar niet tot last, neen, eerder tot zegen, want zij scheen geheel in haar prille jeugd te herleven en geen andere gedachten te hebben dan die van dankbaarheid aan dat leven!
Zij was een karakter. Dat was haar groote aantrekkingskracht. Zij was oprecht, nuchter oprecht; daarom deed zij mij, (die menig trouwen vriendenraad en bijstand van haar mocht ontvangen) menigmaal denken aan dat groot open stuk Noord-Holland, waar zij haar jonge jaren had doorgebracht: de Anna Paulowna polder.
Als omstandigheden mede een karakter vormen dan zeker deden het deze wijde aan het water onttrokken vlakten waar onze, van voorvaders geërfde werkkracht zoo volledig tot uiting kwam. Land winnen van water, land ontginnen en vruchtbaar maken.
Haar Vader, de ingenieur J.C. de Leeuw, die de indijking en droogmaking van de Anna Paulowna polder geleid had, werd in het jaar 1855 tot dijkgraaf aldaar benoemd en vertrok dientengevolge met zijn gezin naar het pas ontgonnen land. Amy was toen twaalf jaar en de oudste van vìer kinderen. Tot nu toe was zij te Haarlem op de zoo bekende school van Meester Prinsen Geerlings geweest, een tijd waarover zij in haar ‘Herinneringen’ zoo alleraardigst schrijft, maar hier in den Polder was van geen schoolgaan sprake. Men las 's avonds voor, en zoo kreeg Amy haar eerste taallessen, waarbij zeker het Engelsch, daar haar Moeder van Engelsche afkomst was, een eerste rol speelde.
Verder leerde zij hier de praktijk van het leven kennen.
‘Ik hielp met lust en ijver aan al de bezigheden, die het primitieve huishouden meebracht’, schrijft zij in de Herinneringen. ‘Ik stelde er een eer in te leeren broodbakken van ongebuilde tarwe. Ik kreeg een geit die ik zelve voerde en molk...’ en ook andere werkzaamheden werden haar opgedragen. ‘Soms werd ik op het kantoor gehaald om een of ander verslag over te schrijven, als een klerk de koorts had.’ En op de