| |
| |
| |
| |
| |
| |
Martinus Antonie van Andel
Gorinchem, 16 Januari 1878-Gorinchem, 5 Juni 1941
Zoon van een handelsman uit het in Gorinchem en omgeving zoo wijd verbreide geslacht der Van Andel's, bezocht Martinus Antonie het gymnasium in zijn geboorteplaats en ging daarna, in 1896, te Utrecht genees kunde studeeren, waar hij in 1903 het artsdiploma verwierf. Gedurende het jaar 1904 was hij assistent in de heelkunde bij prof. Narath, waarop hij zich in Januari 1905, dus juist 27 jaar oud, te Gorinchem als huisarts vestigde.
Wisten wij van hem niet meet dan dat hij zijn geheele leven te Gorinchem bleef wonen, bleef werken als huisarts, daarbij een heel drukke praktijk verkreeg en daarnaast tal van functies vervulde in besturen en commissies, menigmaal als voorzitter, wij zouden daaruit hebben mogen afleiden dat Van Andel een algemeen geacht geneesheer was geweest, een nuttig en gezien burger in de stad zijner inwoning.
Maar wij weten dat er in Van Andel's loopbaan al spoedig een bijzonderheid voorviel, die aantoonde dat er meer in hem stak dan een bekwaam arts en een nuttig man in de samenleving. Op 18 Juni 1909 promoveerde hij te Leiden onder prof. E.C. van Leersum op een proefschrift getiteld ‘Volksgeneeskunst in Nederland’. Deze promotie geschiedde cum laude. Voor den vader, die de plechtigheid bijwoonde, was het een openbaring. Dat zijn zoon de bekwaamheid had bezeten arts te worden, had hij hem wel toevertrouwd, maar dat deze in staat zou zijn geweest op 31-jarigen leeftijd een geschrift samen te stellen en dat te verdedigen tegen hoogleeraren in de geneeskunde, om ten slotte met lof uit den slag te komen, was meer dan de vader mogelijk had geacht en vervulde hem zijn verder leven met trots op dien zoon.
Voor hen echter die op de hoogte zijn van den staat waarin destijds de belangstelling voor de geschiedenis der geneeskunde verkeerde, zijn het minder het promoveeren en dat cum laude die de aandacht trekken, dan wel de keuze van een historisch-medisch onderwerp, door Van Andel voor zijn dissertatie gedaan. Een korte vermelding van feiten zal op de beste wijze kunnen aantoonen, dat de keuze van een historisch onderwerp in 1909, Van Andel mag worden toegerekend als een daad van onafhankelijkheid, bijna als een daad van moed, getuigende van voortrekkersgeest.
| |
| |
De belangstelling voor het verleden der geneeskunde was onder haar Nederlandsche beoefenaren tegen het einde der vorige eeuw nog slapende. Aan C.E. Daniëls en H.F.A. Peypers komt de eer toe de eerste belangstelling daadwerkelijk te hebben gewekt, daarbij gesteund door de instemming en het gezag van drie Amsterdamsche hoogleeraren, B.J. Stokvis, C.B. Tilanus en H. Treub. Nadat het internationale tijdschrift voor de geschiedenis der geneeskunde, Janus, in 1846 in Duitschland in het leven geroepen, na een drietal jaren was bezweken en een Duitsche poging Janus in 1851 te doen herleven eveneens na enkele jaren was mislukt, mocht het in 1896 aan Peypers gelukken Janus naar ons land over te brengen en daar door de eerste moeilijke jaren heen te helpen, de voorloopers van een lange reeks gezonde levensjarenGa naar voetnoot1.
Eveneens op aandringen van Peijpers kwam in 1902 een streven op gang tot het oprichten van een vereeniging voor de geschiedenis en de geographie der geneeskunde, van welke vereeniging prof. H. Treub de voorzitter werdGa naar voetnoot2. Een poging echter van de zijde der ‘Medicinae Studiosorum Societas’ te Amsterdam, het Curatorium der Universiteit aldaar te bewegen tot het wederinstellen van een leerstoel voor de geschiedenis der geneeskunde, leed schipbreukGa naar voetnoot3. Pas in 1904 werd E.C. van Leersum benoemd tot hoogleeraar te Leiden in de pharmacologie, de pharmacognosie en de geschiedenis der geneeskundeGa naar voetnoot4.
Deze weinige feiten mogen volstaan eenig denkbeeld te geven van het ongewone dat in 1909 de keuze van Van Andel's onderwerp in zich had. Uit het voorwoord en de uitvoerige inleiding van dit lijvig proefschrift mogen wij afleiden dat deze keuze van den schrijver zelfstandig was uitgegaan. Reeds tusschen 1905 en 1909 moet hij belangstelling hebben opgevat voor volksgeneeskunde en vele gegevens hebben verzameld bij patiënten en bij anderen.
| |
| |
Zooals uit de lijst zijner geschriften overtuigend blijkt, heeft Van Andel later nog veel geschreven, niet alleen verschillende boeken of uitgebreide verhandelingen, maar vooral ook talrijke artikelen in verschillende periodieken, ook in dagbladen. Het element der polygraphie is in die bedrijvigheid onmiskenbaar; deze had voor den schrijver ongetwijfeld de beteekenis van onmisbaar middel ter verbreiding van kennis en belangstelling op het gebied van de geschiedenis der geneeskunde in wijden kring. De schrijver Van Andel is bij dat streven der verbreiding heel zeker uitstekend geslaagd; den spreker Van Andel, want ook voordrachten hield hij vele, in en buiten den kring der medici-historici, gelukte dat minder goed. Dat zijn diep gelegen stem, die niet ver droeg en telkens in kracht placht te zakken, zich minder goed leende voor het houden van voordrachten, ondervonden zijn hoorders meermalen, maar meer nog werden zij getroffen door Van Andel's geringe behoefte zijn gehoor te boeien door de macht van het levende woord. Dat hij het versmaadde toe te geven aan het vulgaire verlangen naar amusante verhalen uit het verleden der geneeskunde, verhalen meestal ten koste van dat verleden en van historisch inzicht, spreekt wel van zelf, maar hij ging daarin menigmaal verder dan noodig was geweest. Zonder twijfel heeft, zooals zoo dikwijls het geval is, de schrijver Van Andel gestaan boven den spreker, juist waar het ging om het wekken van belangstelling, het kweeken van een begeerte bij de toehoorders, zelf ook kennis te maken met het verleden van hun vak.
Als schrijver leverde Van Andel niet alleen veel en waardevol werk, maar het was voor hen die hem in zijn loopbaan volgden, belangwekkend op te merken hoe hij gestadig groeide in kennis, en vooral hoe hij daarbij steeds meer boven zijn onderwerp kwam te staan, niet alleen in denkbeelden maar ook in vermogen die neer te schrijven. Wie het in 1909 geschreven proefschrift vergelijkt met het ‘Klassieke Wondermiddelen’ dat Van Andel in 1928 in het licht gaf, en deze beide legt naast zijn in 1941 verschenen ‘Chirurgijns, Vrije Meesters, Beunhazen en Kwakzalvers’, kan zich hiervan overtuigen. Het laatst genoemde werk staat niet alleen in kennis en bouw, maar zeker ook in letterkundig opzicht bovenaan. Wat denkbeelden betreft wordt het alleen overtroffen door Van Andel's allerlaatste geschrift, een posthuum verschenen artikel over ‘Volksgeneeskunst en haar beteekenis voor de Nederlandsche Volkskunde’Ga naar voetnoot1.
| |
| |
In dit artikel, geschreven door een man die liefde opvatte voor de studie der volksgeneeskunst in een tijd toen weinigen zich daarom bekommerden, die in een lange reeks van jaren onder veel inspannend medewerken de belangstelling langzaam had zien groeien, en die nu beleefde dat zijn streven onverwacht den vollen wind in de zeilen kreeg, sprak de schrijver in krachtige beheerschte taal, overtuigend door gedachten en vorm, over de voordeelen dier ongedachte wending, maar tevens over de gevaren daarvan. De wind blies nu wel hard in het zeil, maar waarheen zou hij het geliefde schip voeren?
Hem die dit artikel leest, mag het, denkende aan den zoo spoedig gevolgden dood van den schrijver, soms schijnen alsof deze zich zijn naderend lot bewust was. Maar op het oogenblik dat hij dit artikel inzond, was Van Andel schijnbaar nog kerngezond; luttele weken later werd zijn krachtige lichaam snel overweldigd door een ziekte, die spoedig tot het einde voerde, echter zonder dat de zieke zelf, de ervaren arts, levensgevaar had gezien.
Op 9 Juni 1941 werd Van Andel te Gorinchem begraven onder toestrooming van heel de bevolking, uit alle kringen. Men eerde den geliefden dokter, den man der wetenschap, de kracht in zoovele besturen, en misschien onbewust ook den man die zijn heele leven zooveel belangstelling had getoond voor al wat onder de bevolking bewaard was gebleven aan overgeleverde inzichten op het gebied der geneeskunde.
D. Schoute
| |
Lijst van geschriften
Boeken
Volksgeneeskunst in Nederland. Proefschrift. 1909. J. van Boekhoven, Utrecht.
Klassieke Wondermiddelen. 1928. J. Noorduyn, Gorinchem.
Chirurgijns, Vrije Meesters, Beunhazen en Kwakzalvers. 1941. P.N. van Kampen, Amsterdam.
| |
Artikelen Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde
1910 | Magische geneeskunde. D. I, blz. 393. Feuilleton. |
1910 | Geneeskunst in vroeger dagen. D. II, blz. 2063. Feuilleton. |
1912 | Kwakzalvers-reclames in vroeger eeuwen. D. II, blz. 297. |
1913 | Pestepidemieën te Gorinchem. D. II, blz. 1844. |
1914 | Vrije uitoefening der geneeskunde in de 17de eeuw. D. I, blz. 1907. Feuilleton. |
1914 | Een bezoek aan het Welcome historical medical Museum te Londen. D. II, blz. 1545. |
1916 | Een examen chirurgicum in 1636. D. II, blz. 346. Feuilleton. |
1916 | Praktizeerende apothekers in de 17de en 18de eeuw. D. II, blz. 1330. |
| |
| |
1917 | Dodonaeus en zijn invloed op de Hollandsche en Vlaamsche volksgeneeskunde. D. I, blz. 2131. |
1917 | Uit de laatste jaren der chirurgijnsgilden. D. II, blz. 1778. Feuilleton. |
1918 | Instructiën voor pest- en siechuijsmeesters te Gorinchem. D. I, blz. 614. |
1918 | Tweeërlei opvatting over de geschiedenis der geneeskunde. D. I, blz. 1520. |
1918 | Afbeeldingen van leprozen op onze oude Nederlandsche kunstwerken. D. II, blz. 1210. |
1919 | De chirurgijn-kermisreiziger. D. II, blz. 1016. Feuilleton. |
1919 | De heelmeester in de achttiende eeuw. D. II, blz. 1663. Feuilleton. |
1920 | Over het gebruik van bloed in de volksgeneeskunst. D. I, blz. 425. Feuilleton. |
1921 | Giftplanten als genees- en toovermiddelen. D. I, blz. 68. |
1921 | Verkoop van een praktijk in de 17de eeuw. D. II, blz. 1203. |
1921 | Cosmetica in de Romeinsche oudheid. D. II, blz. 2164. |
1921 | Klassieke wondermiddelen (1). D. II, blz. 2302. |
1922 | Klassieke wondermiddelen (2). D. I, blz. 1280. |
1922 | Klassieke wondermiddelen (3). D. II, blz. 1645. |
1922 | De geschiedkundige sectie op de Hundertjahr Feier der Gesellschaft Deutscher Naturforscher und Ärzte te Leipzig. B. II, blz. 2635. Feuilleton. |
1923 | Klassieke wondermiddelen (4). B. I, blz. 1872. |
1923 | De slangentong of glossopetra. B. II, blz. 1611. |
1924 | Arnoldus Boot en de eerste beschrijving van de Rachitis. B. I, blz. 946. |
1924 | Klassieke wondermiddelen (5). D. I, blz. 1966. |
1924 | Klassieke wondermiddelen (6). D. II, blz. 666. |
1924 | Willem Piso, een baanbreker der tropische geneeskunde. D. II, blz. 1731. |
1925 | Edelsteengeneeskunde. B. I, blz. 54. |
1925 | Lever als geneesmiddel bij nachtblindheid. D. 1, blz. 599. |
1925 | De Zeeuwsche koorts van Jacob Cats. D. I, blz. 1127. |
1925 | Gevelsteenen met geneeskundige voorstellingen. B. I, blz. 2561. |
1925 | Klassieke wondermiddelen (7). D. II, blz. 47. |
1925 | Onze collega de beul. B. II, blz. 2100. |
1926 | Klassieke wondermiddelen (8). D. I, blz. 1802. |
1926 | Arnoldus Boot (1606-1653) en de eerste beschrijving der Rachitis. D. II, blz. 2550. |
1926 | De jaarvergadering der Deutsche Gesellschaft für Geschichte der Medizin te Düsseldorf. D. II, blz. 2577. Feuilleton. |
1927 | Klassieke wondermiddelen (9). D. I, blz. 1164. |
1927 | Klassieke wondermiddelen (10). D. I, blz. 1825. |
1927 | De scheurbuik als Nederlandsche volksziekte. D. 11, blz. 610. |
1927 | De geneeskunde in de werken van Jacob Cats. D. II, blz. 2350. |
1927 | Het VIde internationale Congres voor de geschiedenis der geneeskunde (Leiden-Amsterdam). D. II, blz. 665. Feuilleton. |
1928 | Vroedvrouwen bordjes. D. I, blz. 2665. |
1928 | Klassieke wondermiddelen (11). D. III, blz. 3793. |
1928 | Klassieke wondermiddelen (12). D. III, blz. 3803. |
1928 | Klassieke wondermiddelen (13). D. IV, blz. 4948. |
1929 | Volksgeneeskundige motieven in sprookjes en sagen. D. II, blz. 2163. |
1929 | Griep in de 16de eeuw. D. IV, blz. 5744. |
1931 | Geneeskunde en hygiëne op de slavenschepen in den Compagnietijd. D. I, blz. 614. |
1931 | Bontius en Piso over de dysenterie in beide Indiën. D. IV, blz. 5490. |
1931 | Ve. Voyage medical international. Cévennes-Pyrenées. D. IV, blz. 5245. Feuilleton. |
| |
| |
1932 | Kwakzalversadvertenties in oude couranten. D. III, blz. 3853. |
1932 | De chirurgie in dienst der Justitie. D. II, blz. 2224. |
1932 | De aderlating in theorie en praktijk. (1). D. IV, blz. 4648. |
1932 | De aderlating in theorie en praktijk. (2). D. IV, blz. 5164. |
1933 | De aderlating in theorie en praktijk. (3). D. I, blz. 1015. |
1933 | Willem van Oranje als patiënt. D. II, blz. 2041. |
1933 | Geert Groote en de kwakzalverij. D. III, blz. 3985. |
1933 | De geneeskundige practijk der 17de eeuw naar titelprenten (1). D. IV, blz. 4991. |
1933 | De geneeskundige practijk der 17de eeuw naar titelprenten (2). D. IV, blz. 5402. |
1934 | De geneeskundige practijk der 17de eeuw naar titelprenten (3). D. I, blz. 69. |
1934 | De heks en de volksgeneeskunst. D. III, blz. 3140. |
1934 | De gevelsteen en de geneeskunst. D. III, blz. 3575. |
1934 | De gevelsteen en de geneeskunst. D. IV, blz. 4558. |
1935 | Geneesmiddelen tegen den steen der nieren en der blase. D. III, blz. 3307. |
1935 | Het 10de internationaal historisch-geneeskundig Congres te Madrid. Feuilleton. D. IV, blz. 5158. |
1936 | De chirurgijn Cornelis Solingen en zijn instrumentarium. D. I, blz. 47. |
1936 | De febribus. Practijk en theorie voor honderd jaar. D. IV, blz. 5428. |
1937 | Uit het dagboek van dr Jelle Banga, die van 1807-1870 te Franeker practiseerde. D. I, blz. 41. |
1937 | De leproos in de plastische kunst. D. III, blz. 3848. |
1937 | Geneeskundige poëzie uit het begin der 19de eeuw. D. III, blz. 4261. |
1937 | Febris nautica. D. IV, blz. 5429. |
1938 | Het portret van Heer Henric van Naeldwijc, een pathologisch document uit de middeleeuwen. D. I, blz. 1099. |
1938 | Cholera prophylaxis voor honderd jaar. D. IV, blz. 5765. |
1939 | Petrus Camper en de ‘steensnijding in twee reizen’. D. II, blz. 2134. |
1939 | De cholera morbus in 1832 te Gorinchem. D. II, blz. 2619. |
1940 | Een ivoren spierbeeldje en zijn maagschap. D. III, blz. 2942. |
1940 | Twee anatomische beeldjes. D. IV, blz. 3899. |
1940 | Twee onverwachte sterfgevallen in 1678, (met J.A. van de Ven). D. IV, blz. 4277. |
1941 | Volksgeneeskunst en haar beteekenis voor de Nederlandsche volkskunde. D. II, blz. 2697. |
| |
Opuscula selecta Neerlandicorum de Arte Medica.
| (Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde). |
Deel | VIII. 1930. Voorrede op den brief van Vesalius ‘Epistola docens venam axillarem dextri cubiti in dolore laterali secandam’. p. VII. |
Deel | VIII. 1930. Voorrede op het geschrift van Petrus Forestus ‘De incerto, fallaci urinarum judicio’. p. LIV. |
Deel | X. 1931. Inleiding op Bontius' Tropische Geneeskunde. p. VIII. |
Deel | XIII. 1935. Inleiding op een aantal brieven van beroemde geneeskundigen. p. VIII. |
Deel | XIV. 1937. Inleiding op ‘Gulielmus Piso, de Indiae utriusque re naturali et medica’. p. XII. |
| |
Janus
1910 | en 1911. Dutch Folk-medicine. |
1913 | Public Hygiene in a mediaeval town. |
1916 | Plague regulations in the Netherlands. |
1917 | Rembertus Dodonaeus and his influence on Flemish and Dutch Folk-medicine. |
1919 | Quelques figures de lépreux dans l'art classique des Pays-Bas. |
| |
| |
1923 | Adeps hominis a relic of praehistoric therapy. |
1924 | Dutch naturalists of the 17th century and the materies medica of tropical America. |
1925 | Fünftes internationales Kongress für Geschichte der Medizin in Genf. |
1926 | Contributions à l'Iconographie de la Lèpre. |
1927 | Arnoldus Boot, author of one of the first descriptions of Rickets (1649). |
1935 | The Xth historical medical Congress in Madrid and its significance for the propagation of the study of the history of medicine. |
| |
In Memoriam's
1921 | Alfons de Cock. Ned. Tijdschr. v. Geneesk. D. I, blz. 1854. |
1924 | Prof. Karl Sudhoff. Janus 1924. |
1929 | Dr J.W.S. Johnson. Janus 1929. |
1938 | H.J. Lulofs. Ned. Tijdschr. v. Geneesk. D. I, blz. 512. |
1939 | E.C. van Leersum. Janus 1939. |
1940 | A.F.C. van Schevensteen. Ned. Tijdschr. v. Geneesk. D. IV, blz. 3890. |
| |
Congresverslagen
1922 | Les médecins de Molière au théatre classique des Pays-Bas. Comptes Rendus du deuxième Congrès international de la Médecine. Paris 1921. |
1923 | Janus. Adeps hominis a relic of praehistoric therapy. Proceedings of the third international Congress of the History of Medicine. London, 1922. |
1926 | Janus. La médecine dans la sculpture architecturale. Comptes Rendus du Ve Congrès international d'Histoire de la Médecine. Genève, 1925. |
1929 | Folk-medical themes in myths, legends and folktales. Comptes Rendus du VIe Congrès international d'Histoire de la Médecine Leyde-Amsterdam, 1927. |
| |
Medisch Weekblad.
1917 | 18 Sept. De dokter in het oud-Hollandsche blijspel. |
1917 | 11 en 18 Dec. De kwakzalver in het oud-Hollandsche blijspel. |
1918 | 2, 9 en 16 Juli. De dokters van Molière op het Hollandsch tooneel. |
1918 | 29 Oct., 5 en 12 Nov. Spectatoriale vertoogen over de geneeskundige praktijk in het laatst der 18de eeuw. |
1919-1920. | J.H. Francken, een reizende meester in de 18de eeuw; blz. 349, 361 en 373. |
| |
In verschillende periodieken
1914 | De beul te Haarlem als chirurgijn in de 17de en 18de eeuw. Maandblad der Ver. tegen kwakzalverij. Maart, Mei en Sept. |
1919 | Concurrentie tusschen apothekers en doctoren in den ouden tijd. Pharmaceutisch Weekblad no. 3. |
1921 | l'Hippomanes, un remède antiépileptique populaire. Bulletin de la Société française d'histoire de la médecine XV, blz. 369. |
1923 | De tanden in het volksgeloof en volksgebruik. Tijdschr. voor Tandheelkunde XXX, blz. 105. |
1933 | De ceraunia of dondersteen in de Volksgeneeskunst. Antwerpen-Volkskunde. |
1934 | Artsenijgeschiedenis op titelprenten. Pharmaceutisch Weekblad no. 4.
De Practische Geneeskunde 1898-1938. Leven en Werken. Volks-Universiteit. |
1925 | Slangenhoornen en slangentongen de voorbehoedmiddelen tegen vergiftiging. Mensch en Maatschappij. no. 4. |
| |
Nieuwe Rotterdamsche Courant
1921 | Een historisch-hygiënische tentoonstelling. 7 Aug. O-bl. |
1923 | Belladonna. 3 Jan. A-bl. |
| |
| |
1924 | Oogmeesters en Staarstekers. 25 Maart. A-bl. |
1924 | Het dierlijke bad, een overblijfsel der primitieve geneeskunst. 5 Sept. A-bl. |
1926 | Citroenen en sinaasappelen als scheurbuikmiddel op de schepen der Vereenigde Nederlanden. 18 Dec. A-bl. |
1928 | Kwakzalversbiljetten. 9 Sept. O-bl. |
1930 | Voorzorgsmaatregelen tegen vergiftiging aan Middeleeuwsche tafel. 18 Mei. O-bl. |
1931 | Dr Lulofs. 9 Maart. A-bl. |
1931 | Jacobus Bontius, geneesheer der O.I. Compagnie. 13 Dec. O-bl. |
1933 | Krankzinnigenverpleging in Nederlandsch-Indië. 23 April, O-bl. |
1934 | Wraakpoppen. 17 Nov. A-bl. |
1936 | Beul en geneeskunde. 1 Nov. O-bl. |
1937 | Dr Willem Piso. 23 Jan. O-bl. |
1937 | Potvisschen. 7 Maart. O-bl. |
| |
Haagsche Post
1927 | Hyoscine of Scopolamine. Vergift, genot- geneesmiddel. 30 April. |
1927 | Tabak als geneesmiddel. 16 Juli. |
| |
Nieuwe Gorinchemsche Courant
1912 | Onze gemeentelijke keuringsdienst over vier eeuwen. 8 Dec. |
|
-
voetnoot1
- B.J. Stokvis, Janus Redivivus. Janus, Archives internationales pour l'Histoire de la Médecine et pour la Geographie médicale. Première Année 1896-1897.
-
voetnoot2
- Ned. Tijdschr. v. Geneeskunde 1902, d. II, blz. 1309; en F.M.G. de Feyfer. Herinneringen uit de eerste jaren van de vereeniging voor geschiedenis der Genees-Natuur- en Wiskunde. 1938.
-
voetnoot3
- Ned. Tijdschr. v. Geneeskunde 1904, d. 1. blz. 151. Met wederinstellen werd gedoeld op het buitengewone professoraat in de geschiedenis der geneeskunde van A. H Israëls, geëindigd met diens overlijden in 1883.
-
voetnoot4
- F.M.G. de Feyfer. In Memoriam prof. dr E.C. van Leersum. Ned. Tijdschr. v. Geneeskunde, 1938, d. 1, blz. 826. De indruk in deze herdenking gewekt als zou Van Leersum daarbij Peijpers hebben opgevolgd, is onjuist. Peijpers is nooit hoogleeraar geweest. Zie C.E. Daniëls. In Memoriam H.F.A. Peijpers. Ned.-Tijdschr. v. Geneeskunde 1904, d. 1, blz. 203.
-
voetnoot1
- Ned. Tijdschr. v. Geneeskunde. 1941, dl. 11, blz. 2697.
|