chartermeester, hoofdcommies en rijksarchivaris te doorloopen. Deze laatste functie aanvaardde hij eerst in 1922 na den dood van den knappen, maar ongedurigen August Flament. Bij het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd verliet Doppler 31 December 1928 de instelling, waaraan hij 35 jaren lang werkzaam was geweest.
In deze jaren heeft hij heel veel archieven geordend en geïnventariseerd. Hiervan mogen in de eerste plaats genoemd worden de archieven van het Luiksch Hooggerecht, het Indivies Laaggerecht, het Brabantsch Hooggerecht en van het archief van den Vroenhof. Van de in 1884 van de Arrondissements-Rechtbank te Maastricht gekomen archieven heeft Doppler alleen reeds ongeveer 25.000 pakketten geordend.
Gedurende zijn rijksarchivarisschap (1922-1928) was Doppler tevens provinciaal inspecteur der gemeente-, waterschaps- en andere archieven in Limburg. Als zoodanig heeft hij de ordening van vele archieven van kleine gemeenten, die teloor dreigden te gaan, bevorderd.
Wanneer wij het werk van dezen man beschouwen, dan treft ons zijn gestadige, ongestoorde arbeidzaamheid. Buiten zijn werk had en zocht Doppler weinig afleiding. Hij was een eenvoudige geest, die de complicaties en de getourmenteerde onrust van onzen tijd weinig of niet kende. Zijn gaafheid van karakter steunde mede op een groot, christelijk geloof, dat hem op sommige oogenblikken misschien wat vreemd tegenover de moderne wereld deed staan. Doppler had veel van den middeleeuwschen monnik, niet het minst ook omdat zijn historische zin zich vooral naar onderwerpen van kerkhistorischen aard richtte en deze met een onuitputtelijk geduld naploos tot in zeer kleine details.
En dit laatste wijst op een anderen trek in zijn wetenschappelijken arbeid. Doppler is vaak een man van het detail geweest, die niet verrassen kon met een knappe synthese of door een fel doordringende intuïtie. In zooverre verschilde hij ook door zijn analytischen geest van een persoonlijkheid als Habets, een zijner voorgangers aan het Rijksarchief in Limburg, die met zijn militanten aanleg fulmineeren kon tegen de vele vandalismen der vorige eeuw, waardoor zoovele belangrijke archieven van kasteelen, kloosters en kleine plaatsen verloren zijn gegaan. Habets kon met zijn synthetische visie in details mistasten, Doppler was te conscientieus en voorzichtig om dergelijke fouten te begaan. Wat niet zeggen wil, dat hij ze ook niet eens begaan heeft. Waar hij overigens in voor hem schijnbare ‘details’ mistastte, vloeide zulks niet voort uit een gebrek aan conscientieusheid, maar was vaak aan andere oorzaken toe te