D.A.H. van Eck
(Gorcum 27 Februari 1865-Gorssel 15 December 1937)
Den 15den December 1937 overleed te Gorssel, Joppe, geheel onverwacht Dr. Daniel Adriaan Henri van Eck, geboren te Gorcum 27 Februari 1865. Zijn vader, Adriaan van Eck, was aldaar hypotheekbewaarder, maar 12 jaar later werd hij overgeplaatst naar Leiden, waardoor zijn zoon Leidenaar werd, wat hij gebleven is tot April 1936, toen hij naar Joppe, Gorssel, verhuisde.
Na enkele jaren de H.B.S. te Leiden te hebben bezocht, ging Henri, door zijn vrienden Iep genoemd, over naar de Latijnsche school, die zijn vader en grootvader ook bezocht hadden. In 1883 werd hij aan de Leidsche universiteit ingeschreven als student in de letteren en promoveerde 21 Mei 1892 op het proefschrift: ‘Questiones Scenicae Romanae’ cum laude tot doctor in de klassieke letteren.
Door aanleg en studie scheen Van Eck aangewezen om een practisch beoefenaar der klassieke letteren te worden, maar de omstandigheden hebben anders gewild. 4 Augustus 1892 werd hij benoemd tot leeraar aan het gymnasium te Leiden, in 1903 werd hij conrector aan die inrichting en bleef dit tot 1 September 1930, toen hij krachtens de wet pensioengerechtigd was geworden.
Als leeraar in de klassieke talen is er van Van Eck buitengewoon veel uitgegaan. Hij bracht zijn leerlingen niet alleen de vereischte kennis van Grieksch en Latijn bij, maar in de eerste plaats was zijn streven er op gericht om hen te doen doordringen in den geest der ouden. Zijn eigen geest was daardoor geheel gedrenkt en dat maakte, dat zijn lessen pittig en geestig waren. Zijn samenvattingen droegen een geheel persoonlijk stempel en waren van verbluffende scherpte en deden de gestalten der oudheid naar voren treden als menschen van vleesch en bloed. Zijn vele knappe leerlingen erkennen dat allen en denken gaarne aan zijn levendig onderricht terug.
Van Eck zocht zijn kracht vooral ook in het leveren van een keurige Nederlandsche vertaling, want de studie der klassieken had bij hem de liefde voor de moedertaal niet doen verflauwen. Integendeel, hij trachtte door een stelselmatige en onafgebroken bijgehouden lectuur der nieuwere schrijvers de ontwikkeling van het Nederlandsch te volgen en toetste het nieuwe, ja vreemde, aan klassieke voorbeelden. Door onophoudelijk te