Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1936
(1936)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Bake
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toen zij mannen geworden waren en Bake ook al wat ouder werd, bracht deze zijn vacantie ergens binnenslands door, zoo bijvoorbeeld te Nijmegen, van waaruit hij dan zijn makker van de Fransche school, later te Utrecht mijn studievriend N. Jolles ging bezoeken, toen deze daar in de buurt predikant was (te Hees)Ga naar eind1. Toen Bake in 1874 te Amsterdam student werd, was het Athenaeum Illustre zijner vaderstad nog niet tot Universiteit verheven, hetgeen meebracht dat de examens in een der academiesteden moesten worden afgelegd. Dus deed Bake zijn Klein Mathesis te Leiden, en mee tot zijn eigen verbazing deed hij het mooi! Ook het Candidaats werd daar, in 1876, afgelegd, maar het Doctoraal examen kon (1878) in de geboortestad worden afgenomen, want inmiddels was uit het Athenaeum de Universiteit geworden. De publieke promotie, eerst - cum laude - op een degelijk proefschriftGa naar eind2, tot doctor in de Staatswetenschap, en in een volgend uur, op stellingen, tot doctor in de Rechtswetenschap, had plaats op den 12den April 1881; in Felix Meritis, want een eigen gehoorzaal had de Universiteit toen nog niet. Bake's promotor was prof. mr. L. de Hartog. Mr Bake vestigde zich te Amsterdam als advocaat en procureur, maar - bij zijn aanleg en gezindheid - was de advocaten-practijk niets voor hem, en hij voor haar niet de manGa naar eind3. Hij gaf haar dan ook vrij spoedig op; deed het (toen nog daartoe vereischte) examen voor Commies van Staat bij den Raad van State en werd in 't begin van 1884 daartoe benoemd. Dit bracht echter mede dat hij naar Den Haag verhuizen en scheiden moest van geboortestad en 't verkeer in 't ouderlijk gezin. Maar dit moeilijk offer werd gebracht, doch - zoolang zijn ouders leefden - kwam Bake - elken Zaterdagavond - voor den Zondag over naar Amsterdam, en dikwijls kwam hij daar ook nog Woensdagsavonds. Te Amsterdam was hij lid geweest van de plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwijs, en daar schreef hij (1883) zijn van rijke belezenheid en degelijk oordeel getuigende studie over Richard CobdenGa naar eind4. In Den Haag kwam hij te wonen op kamers: eerst in de Wagenstraat, later op den Stationsweg; hij werd er lid van ‘de Witte’, ging er om met Mr J.G. Gleichman en Mr S.J. Hingst, en sloot er vriendschap met zijn ambtgenoot Mr Breukelman. Zijn leven was nochtans een kluizenaarsleven. In 1888 klom Bake op tot Referendaris bij den Raad van State; in dien tijd valt ook zijn decoratie met de ridderorde van den Nederlandschen Leeuw. In 1912 volgde hij Mr A.J. Graaf van Randwijk op als Secretaris van dien Raad. Gewichtige tijden heeft hij in den Raad meebeleefd: de ziekte des Konings in 1889, ten gevolge waarvan het Koninklijk gezag tijdelijk moest worden waargenomen door den Raad van State; de oorlogsjaren na 1914. Toen zijn leeftijd hem daarop het recht gaf, in 1921, werd Mr Bake gepensionneerd. Hij had zich na 't overlijden ook zijner moeder (deze overleed in 1901; zijn vader in 1893) in Den Haag een eigen woning gehuurd en woonde toen dus al verscheiden jaren Riouwstraat 19 - in 't huis dat in de oorlogsjaren zijn eigendom werd - onder de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitnemende zorgen, eerst van Mejuffrouw Bruin, later van Mejuffrouw Van Lier. Over de verdienste van Mr Bake als ambtenaar zijn mij geen interne bijzonderheden bekend, maar er is een overvloed van gegevens om te doen zien, wat hij als schrijver beteekend heeft en hem een welverdiende plaats heeft doen innemen in onze Maatschappij, tot lid waarvan hij in 1887 werd benoemd. Op 52 folio-bladzijden heeft Bake gedurende 59 jaar geregeld aanteekening gehouden van zijn ‘Pennevruchten’ (zoo luidt zijn eigen opschrift); van 1876 (een aantal bijdragen tot de ‘Varia’ in den Amsterdamschen Studenten-Almanak) af, tot in 1935 een (een stukje voor de Vondel-kroniek: ‘Citaten uit Vondel’)Ga naar eind5. Alleen zijn dissertatie, een verhandeling over ‘De kiesbevoegdheid volgens de hedendaagsche wetgevingen’ en de beide collecties ‘Invallen en Uitvallen van Meester Constantijn’ zijn als boek of bundeltje verschenen; al het andere staat verspreid in een aantal tijdschriften, in heel veel periodieken van allerlei aard, in Jaarboeken en Jaarboekjes enz. Ik heb wel tachtig verschillende titels geteld. Groot en bont - en daardoor komt het immers dat men Bake's pennevruchten op zooveel verschillende plaatsen gedrukt vindt - is de verscheidenheid der onderwerpen en stoffen waarmede zijn studievakken, zijn ambt, zijn ruime maatschappelijke en wetenschappelijke belangstelling, een voorliefde, of een liefhebberij, hem in aanraking bracht; die hem drongen of hem aanleiding gaven om er de - vruchtbare en nooit trage! - pen voor ter hand te nemen en, in wijderen kring, anderen mee te deelen uit den rijkdom van zijn kunde, van zijn kennis en belezenheid op allerlei gebied, van zijn smaak, zijn geest en geestigheid. Rechtsgebruiken, rechtstermen, rechtsvragen, rechtstaal, de taal van vonnissen en wetten. Het Nederlandsch: woorden en termen, volksetymologie, ‘Couranten-taal’, ‘Spreektaal, schrijftaal en druktaal’Ga naar eind6, germanismen, spelling. Nederlandsche schrijvers en geschriften (Hooft, Huygens, Vondel, Bilderdijk, Bellamy, Van Lennep, de Génestet enz.). Geschiedenis: bezoek van vreemdelingen aan ons land; oordeel van buitenlanders over ons land. Folklore: spreekwoorden en spreekwijzen; boeventaal; volksgebruiken en -gewoonten; bijgeloof; ‘Haagsche Ooievaars’; ‘De Molens in de volkstaal’. Over dat alles, en over nog veel anders, had, en wist Bake wat te zeggen: in een oordeelkundige studie; als bevoegd beoordeelaar in een boekaankondiging; als vrucht van zijn zaakkennis of speurzin in een korte opmerking, een aanvulling of een vriendelijke verbetering; bij wijze van mededeeling wanneer 't een toevallige vondst of ontdekking hier of daar betrof; en op juridische anecdoten vergastte hij de lezers van het Weekblad van het RechtGa naar eind7. In het tijdschrift Noord en Zuid publiceerde Bake verscheiden verspreide stukjes en gaf daarin, van 1886 afGa naar eind8, gedurende enkele jaren een critische artikelenreeks met den titel: Taalpolitie; in de rubriek ‘Pluksel’ van den Nederlandschen Spectator wist Bake menige op- en aanmerking van gelijken aard te doen opnemen; hij was, ofschoon wel in heel andere vormen, de Charivarius van die dagen. En onder den, door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uiterlijk genanschap en innerlijke verwantschap met Constantijn Huygens hem ingegeven (in 1886 aangenomen) schuilnaam van ‘Meester Constantijn’ ontdekken wij Mr Constantinus Bake, te midden van 't genoemde ‘Pluksel’ in den Spectator, óók als critisch waarnemer van menschen, dingen, daden en zeden om hem heen - schertsend de waarheid zeggend, of met roe en roskam -, in die vaak heel pittige en puntige aphorismen in proza of op rijm, welke later (1879) - in het eerste bundeltje Invallen en Uitvallen - bijeengevoegd verschenen, met als motto (onder den titel) Huygens': Een' kort woort, snell en fel gesproken heeft meer kracht (en wat er verder volgt)Ga naar eind9. Een reeks ‘leekepreekjes’ verschenen van Bake's hand in Jan Ligthart's School en LevenGa naar eind10. Jarenlang (1916-1931) heeft Bake oorspronkelijke bijdragen en historische data geleverd voor den Scheurkalender voor Verstand en Hart. Na zijn promotie onderteekent Bake zijn werk - waar ook - doorgaans met: Mr C. Bake; soms met: Mr C.B.; soms alleen met: B. Zijn zeer, transparant pseudoniem besprak ik daareven, maar als men niet is ingewijd, zal niemand hem - tenzij aan zijn stijl - in den Spectator herkennen onder zijn aliassen ‘Jochem Jochemse’ en ‘Jan Willemse’. Soms verstopte hij zich achter een soortnaam, als: Een lid van het Tooneelverbond, Een vriend van vrede en recht, Een napluizer, Een oud-advocaat, Amstelodamensis, Een Haagsch - of Een oud vrijgezel. Enkele keeren heeft hij zich onderteekend met een rij punten. In 1893 teelent Bake in zijn ‘Pennevruchten’ aan: ‘Medegewerkt aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal en aan den Woordenschat van De Beer en Laurillard’. Die laatste medewerking liep ten einde toen de Woordenschat in 1899 voltooid was en verscheen, maar zijn medewerken aan het Woordenboek heeft Bake tot 1933 toe onafgebroken voortgezet. Dat bestond hierin, dat hij aan de redactie geregeld, meestal prompt op den laatsten dag van iedere maand een pakje toezond van 30 à 40 blaadjes, waarop door hem, bij toevallige of opzettelijke lectuur, plaatsen waren uitgeschreven uit Noord- en Zuid-Nederlandsche auteurs, uit Vlaamsche couranten (Het Volksbelang o.a.), maar ook - en deze waren om hun herkomst en bijzonderen aard bij uitstek welkom - uittreksels uit de Staatsbladen en uit beslissingen van den Raad van State, Afdeeling Geschillen van Bestuur. Mr Bake beschouwde dat, in bescheidenheid, als ‘oppermanswerk’Ga naar eind11, maar onder wat naam dan of in welke gestalte, hij heeft aldus veertig jaar lang - buiten den Woordenboekskring wel door niemand geweten of vermoed - zeer uitnemende diensten bewezen, waarvoor hem - den ‘standvastigen en krachtdadigen vriend van 't Woordenboek’Ga naar eind12 - in 't Voorbericht van elk nieuw gereedgekomen Deel, sober maar nadrukkelijk, telkens de groote erkentelijkheid der redactie werd herhaald; diensten die ook hier nog eens met dankbaarheid worden gedacht. Optime de patria meritus. Historicus, literator en jurist. Zoo teekent hem in 't kort een dagbladartikel dat 's avonds na zijn overlijden verscheenGa naar eind13. ‘Litterator | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naast jurist’, noemde Mr Bake ook zich zelf in een persgesprek bij zijn zeventigst verjarenGa naar eind14, maar hij voegde er bij: ‘en ook nog altijd een beetje theoloog’, doelende op wat hij over vragen van geloof en leer, over kerkliederen enz. schreef in De Hervorming, de Stemmen voor Waarheid en Vrede, het Weekblad voor de Vrijzinnig Hervormden; misschien ook denkende aan zijn ‘leekepreekjes’ in School en Leven. Taalkenner en -keurder, historisch folklorist, voegen wij daar nog aan toe, en - niet in de laatste plaats - philoloog. En dan had - geest- en zielsverwant van Huygens -, vriend, kenner en - in zijn epigrammen - navolger van dezen -, het doorgronden en het trachten naar verklaring van diens gedichten wel zijn voorkeur. Voorkeur en kennerschap die hem tot een aangewezen man maakten om in Huygens-commissie's zitting te hebben. Dus werd hij secretaris van de commissie door welker bemiddeling het borstbeeld van Constantijn Huygens aan den Ouden Scheveningschen Weg, dat op 4 September 1896 is onthuld, tot stand kwamGa naar eind15; hij is lid geweest van de Huygens-commissie die de Huygens-tentoonstelling van 1896 in Den Haag heeft voorbereidGa naar eind16, en werd benoemd tot lid eener commissie welke de mogelijkheid eener uitgaaf van de briefwisseling van Const. Huygens zou onderzoekenGa naar eind17, van welker werkzaamheid men verder niet heeft vernomen. Vermeld moet ook worden, dat Mr Bake een der oprichters is geweest van de Vereeniging Het Vondel-museum. Uit de overstelpende verscheidenheid van wat Bake op zoo velerlei gebied geschreven heeft, vindt men in de opgaaf van Geschriften straks hieronder maar een beperkte keuze, doch - naar ik vertrouw - daaruit wel eene keur. In getal overheerschend is trouwens in Bake's productie het ‘kleine goed’: zijn onnoemelijk vele, overal verspreide, spontane inzendingen, heel dikwijls echte eendagsvliegen; immers opmerkingen of aanwijzingen op 't oogenblik zelf actueel, maar slechts van ephemeer belaag. Enkele malen heeft Mr Bake deelgenomen aan de Congressen voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde; bij gelegenheid van een daarvan - in of omstreeks 1890, in België - had onze eerste kennismaking plaats. Hij woonde menige jaarvergadering bij van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, maar van de Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, telkens in de maand Juni, was hij, tot in de laatste jaren, een hoogst zelden ontbrekend bezoeker. Daar zagen hij en ik elkander dan bijna ieder jaar, en verlevendigden bij die persoonlijke ontmoetingen de hartelijke betrekkingen, die wij tusschentijds door correspondentie over verschillende dingen onderhielden, en nooit ontbrak bij zijn maandelijksche zendingen voor het Woordenboek een begeleidende brief. Van zijn leven is Bake niet ziek geweest; zelfs de gebruikelijke kinderziekten heeft hij niet gehad. Eens, in 't laatst van zijn leven, kreeg hij een dreigende keelaandoening die een operatie scheen te vereischen, maar in Bronovo werd hij zonder chirurgisch ingrijpen beter. Toen hij in 1926 zeventig werd kwam hem ook een deputatie uit den Raad van State gelukwenschen; op zijn tachtigsten verjaardag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was hij diep getroffen door de groote menigte van blijken en bewijzen van vriendschap en vereering; veel grooter dan hij - toen nog - had verwacht. Dien gelukkigen verjaardag heeft hij maar twee maanden overleefd. Hij overleed den 7den Mei 1936, en werd - in stilte - op den 11den Mei in zijn geboortestad Amsterdam op Zorgvlied begraven. Bake was een godsdienstig, geloovig, vroom man, vrijzinnig Protestant van besliste overtuiging, trouw kerkganger en later bezoeker van de bijeenkomsten van den Protestantenbond; maar - en dat miste hij te vaak als hij een verhandeling of een ‘tijdpreek’ te hooren kreeg - hij ging ter preek om zich het Evangelie te laten verkondigenGa naar eind18. Zijn oorspronkelijk straffe gevoelens ten opzichte van de orthodoxie hebben later plaats gegeven aan een zachter en billijker oordeel waarvan hij blijk geeft in het volgendeGa naar eind19: ‘Fijne beschuiten’.
‘Schijnvrome kwezelaars!’ - Neen, oordeel niet zoo ras:
Men kan een Christen zijn ook met een witte das.
Hij beseft dat óók de vrijzinnigheid haar eigengerechtigen heeft, en vraagtGa naar eind20: Men spreekt alleen van steile rechtzinnigheid. Is er ook geen steile vrijzinnigheid?
‘Moeite en verdriet’: Bake, die den leeftijd der ‘zeer sterken’ mocht bereiken, heeft daar, in dit lange leven, als ieder mensch, ook zijn deel van gehad. Maar hij heeft dat in 't verborgen gedragen; nooit heeft hij over iets aan anderen geklaagd; zich bij niemand ooit beklaagd. Wanneer hij leed, hij ‘zalfde zijn hoofd’, en het werd van de menschen niet gezien. Het lijden heeft hij geproefd en doorproefd; de bedoeling er van heeft hij verstaan; voor zich zelf en anderen ervaren: De school van het lijden is een strenge school, maar men leert er goedGa naar eind21.
Integer vitae. Allen die met Bake, in welke levensbetrekking ook, ooit in aanraking zijn gekomen, zullen eenstemmig met wie hem het langst en het best hebben geleend, getuigen: Een volkomen zuiver mensch. Smetteloos rein. Groot door eenvoud en waarheidsliefde; wars van alle uiterlijkheid (nooit b.v. zou hij zijn ridderorde noemenGa naar eind22; vijand van inderen schijn: eenvoudig en oprecht. Warm belangstellend in alles en in allen. Werkzaam, ijverig, woekerend met elk van zijn verscheiden gaven. Trouwhartig, altijd deelnemend vriend en menschenvriend; hulpvaardig en liefdadig: hij droeg bij aan een zeer groot aantal instellingen van allerlei aard en heeft buitendien talloos velen rechtstreeks geholpen, en zoo helaas ook veel onwaardigen, die de goedheid van menschen als Bake weten te misbruiken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Zijn geheele leven door steeds geweest een werker en een weldoener’. Werker of weldoener? Als hoedanig zullen wij het meest en - in Bake's eigen geest - het liefst, zijn nagedachtenis eeren? Zonder twijfel met de woorden van Paulus:
Μειζων η αγαπη.
A. Beets | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der voornaamste geschriften
|
1881 | Beschouwingen over den Statenbond en den Bondsstaat. Academisch proefschrift ter verkrijging van den graad van Doctor in de Staatswetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Amsterdam, Metzlar en Basting. - Daarachter:
Stellingen ter verkrijging van den graad van Doctor in de Rechtswetenschap aan de Univ. v. Amsterdam. Amsterdam, als voren. |
1887 | De Kiesbevoegdheid volgens de hedendaagsche wetgevingen. Haarlem, de Erven F. Bohn. |
1897 | Invallen en Uitvallen van Meester Constantijn. Uitgegeven ten Voordeele der Vereeniging tot wering van schoolverzuim te 's-Gravenhage. 's-Gravenhage, J.M. van 't Haaff. |
1901 | Invallen en Uitvallen (enz.). Tweede vermeerderde druk. 's-Gravenhage, G.C. Visser. |
1914 | Invallen en Uitvallen van Meester Constantijn. Vervolgbundeltje. 's-Gravenhage, W.P. van Stockum & Zoon. |
B. - Verspreide stukken:
1883 | Richard Cobden. - John Morley, The life of Richard Cobden, London, 1881. De Gids 47 (1883), 3, 260-290 en 3, 431-492. |
1889 | Eenige aanteekeningen op Huygens' Oogentroost. Noord en Zuid, 12, 136. Aanteekeningen op Huygens' Hofwijck. Noord en Zuid, 12, 193. |
1892 | Geslacht van Vondel - van de Vondele. Navorscher blz. 564. |
1894 | Een duistere plaats bij Vondel. Noord en Zuid, 17, 95. Shakespeare-Bredero. Navorscher, blz. 423. |
1895 | Vier aanteekeningen op Huygens' Zedeprinten. Noord en Zuid 18, 173. |
1896 | Huygens en de Oude Scheveningsche weg. Het Vaderland, 12 April. |
1897 | Zinssamentrekking bij Hooft. Noord en Zuid 20, 139. Een aanteekening op Huygens (Een wijs Hovelingh, 315-316). Noord en Zuid 20, 137. |
1899 | Een Franschman over Holland. De Navorscher, blz. 429. Dienstboden en meesters in den goeden ouden tijd. Tijdspiegel, 1899, II, 392. Vondel en Godewijk. Noord en Zuid 22, 303. |
1900 | Huygens als Zedenmeester. De Tijdspiegel 1900, I, 149. |
1901 | De 103e Psalm in het Nederlandsch berijmd. Stemmen voor Waarheid en Vrede 38, 138. De godsdienstige liederen van den Protestantenbond. Stemmen voor Waarheid en Vrede 38, 881. |
1907 | Abraham Blankaart. De Tijdspiegel, 1907, III, 315. |
1908 | Misbruikte taalrijkdom. Themis nr. 4, blz. 601. |
1910 | Hooft en het strafrecht. Weekblad voor het Recht. Nr. 9040. |
1912 | De kracht der voorbidding. Weekblad voor de Vrijzinnig Hervormden. 4e Jaarg., 15 Aug. 1912, no. 45, blz. 2. |
1914 | Huygens' Kostelick Mal, regel 284, Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk. 33, 161. |
1915 | Een uurtje met Vondel. Onze Eeuw 15, III, 441. |
1916 | Een lied van Lodensteyn. De Hervorming, 11 Maart. Een lied van Lodensteyn. De Hervorming, 25 Maart. Iets over Jodocus van Lodensteyn. De Hervorming, 1 April. Een lied van Lodensteyn. De Hervorming, 30 Sept. Vondels Leeuwendalers herleefd. Orgaan v.d. Algem. Ned. Bond Vrede door Recht, nr. 12. |
1917 | Bilderdijk over het dansen. Het Kind, Maartnummer. Nog een lied van Lodensteyn. De Hervorming, 29 Sept. |
1919 | De drie laatste strophen van Scheepspraet. Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk. 38, 80. |
1920 | Warenar, regel 196-197. Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk. 39, 168. Spaansche Brabander, vs 660. Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk. 39, 109. |
1922 | Preeken met een motto. Weekblad voor de Vrijzinnig Hervormden, 18 Aug. Een vergeten dichtbundeltje (Ten Kate's Bragiaantjes). Stemmen v. Waarh. en Vrede, blz. 345. Geuse-vesper, regel 5. 10de Verslag v.d. Vereen. Het Vondel-museum, blz. 16, Vondel en Huygens, ald., blz. 17. |
1923 | Twee brieven van Huygens. Vragen van den Dag, blz. 394. Palamedes. - Vondel en Bredero. - Vondel en Vondel. - Deensche en Hollandsche ossen. 11de Verslag v.d. Vereen. Het Vondel-museum, 1922-1923, blz. 38-39. Trijn Snaps en de beul. Weekblad van het Recht, 25 Aug. |
1925 | Angeniet, vers 1125-1128. Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk. 44, 319. |
1926 | Preeklessen van Huygens. De Hervorming, 28 Aug. Drie kantteekeningen op Gebroeders. - Op het verongelukken van Dr Roscius. - Geusevesper - Geuse-vesper, vs 35-36. 13de Verslag v.d. Vereen. Het Vondel-museum, 1926-'27, blz. 32-34. Nog eens Gezang 22. De Hervorming, 21 Aug. |
1927 | De Molens in de volkstaal. Buiten, 10 Dec. Hofwijck, reg. 257 en vlg. Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk. 46, 190. Jacob Reefsen (Revius). Het Vaderland 17 Nov., Avondbl. C. |
1928 | Levensbericht van Mr Dr J.B. Breukelman. Handel. en Levensberichten v.d. Maatsch. der Nederl. Letterkunde te Leiden, 1927-1928, blz. 35-46. Uit een rede van Jacob Cats. (Een oordeel over de Korenbloemen). Navorscher, blz. 272. Rommelpot van 't Hanekot. 14de Verslag v.d. Vereen. Het Vondel-museum, 1928-'29, blz. 51. |
1929 | Huygens en het schavot. Weekblad van het Recht, 23 Nov. |
1930 | Vondel's Vertroosting aan G. Vossius. Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk. 49, 160. Symen sonder Soeticheit, regel 415-416. Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk. 49, 319. |
1931 | Vondel en Moerman. Vondel-kroniek 2, 190. Naamgenooten van Vondel. Vondel-kroniek 2, 191. Huygens over het Kaartspel. Alg. Weekbl. voor Christendom en Cultuur 7, nr van 6 Febr. |
C. - Aankondigingen.
1883 | J.C. Naber, De Staatkunde van Johan de Witt. De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, nr 289. |
1884 | S. Muller Hzn., Onze wijze van grondwetsherziening. Rechtsgeleerd Magazijn, Aflevering 3. |
1885 | J. Lion, De Nederlandsch-Indische Strafvordering. De Portefeuille, 7, nr 6 en vlg. |
1886 | E.A. Smidt, Het Wetboek van Strafvordering met de geschiedenis der wijzigingen daarin gebracht bij de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht. De Portefeuille, 8, nr 1 en vlg. J. Paulus, De Hoogerhuizen in Europa en Amerika. Bijdr. t.d. kennis v. Staats-, Prov. en Gemeentel. Bestuur in Nederland, 28, 425. G.A. Wilken, De vrucht van de ethnologie voor de vergelijkende rechtsgeleerdheid. Indische Gids 8, 239. |
1887 | Tijdschrift voor Strafrecht (red. M.S. Pols e.a.). De Portefeuille 9, 271, 375, 511, 706. J.J.A. Quintes, De cellulaire gevangenisstraf in Nederland. De Portefeuille 9, 285. |
1889 | Th. G. van Eck, Vergoeding van Oproerschade. Bijdr. tot d. kennis v. Staats-, Prov. en Gemeentel. Bestuur in Ned., 30, 429. |
1892 | G.L. van den Helm, De Gemeente-administratie. Handboek voor burgemeesters. Themis 53, 320. Mr P. van Bemmelen, Rechtsgeleerde opstellen. De Ned. Spectator 192. |
1894 | A.R. Zimmerman, Internationale arbitrage. Themis 55, 339. S.J.M. van Geuns, Onze staatsinstellingen in vogelvlucht. De Portefeuille 17 Nov. |
1896 | W.C.A. Baron van Vredenburch, Hegels Staatsleer. De Nederl. Spectator, 27 Juni. |
1898 | W.H.M. Boas, De tegenwoordige organisatie van den Nederlandschen Staat. De Nederl. Spectator, 5 Febr. |
1903 | S.K. Thoden van Velzen, Verzameling van de sinds 1850 in het Staatsblad opgenomen Koninklijke vernietigingsbesluiten. Themis 64, 634. |
1904 | Een lezenswaardig proefschrift. (J.A.A.H. de Beaufort, De herziening der Conventie van Genève), Orgaan v.d. Algem. Nederl. Bond Vrede door Recht, 5, 25. |
1907 | De toekomst van het internationaal scheidsgerecht (boekaankondiging). Orgaan v.d. Algem. Nederl. Bond Vrede door Recht, Mei. |
1910 | G.T.J. de Jongh, Bewijs van goed, zedelijk gedrag. Themis 71, 608. |
1911 | Wettelijke monumenten-bescherming. Themis 72, 450. |
1912 | J. Cort van der Linden, Referendum en Volksinitiatief in Zwitserland. Themis 73, 60. |
1913 | J.W. Frederiks, Monumenten-recht. Themis 74, 607. B.D.H. Tellegen Azn., Overzicht van het tot stand komen der Grondwet van 1814. Themis 74, 618. |
1915 | Jac. van Ginneken, Handboek der Nederlandsche Taal, Dl II. Rechtsgeleerd Magazijn 34, 489. |
1916 | J. Israël de Haan, Rechtsgeleerde Significa. Rechtsgeleerd Magazijn 35, 587. |
- eind1
- Ik dank al deze en de verdere intieme bijzonderheden, gelijk nog veel meer in dit opstel, aan de vriendelijke mededeeling van Bake's ouden vriend - den Heer E.R. van Ouwenaller - zelf. Hem, en alle anderen, die mij hun hulp hebben verleend, betuig ik daarvoor hier mijn hartelijken dank.
- eind2
- Zie voor den titel hieronder de Lijst van Mr Bake's belangrijkste geschriften.
- eind3
- ‘Een simpel pleidooi, een advies hier, een consult daar’, voldeed hem niet. Zie het persgesprek met Mr Bake in Algem. Handelsblad, Bijblad van 20 Febr. 1926 (Mr Bake, de Zeventigjarige; get. Annelèn).
- eind4
- Zie nader de Lijst van geschriften.
- eind5
- In dit stukje. Vondel-kroniek 1935, April, blz. 81, vermeldt B. de aanhalingen uit Vondel, die J. van Lennep in zijn geschriftje: Iets over Citaten heeft opgeteekend.
- eind6
- Noord en Zuid 1906, blz. 480.
- eind7
- ‘Bake, zeggen de juristen, is de eerste man naar wiens bijdragen wij het eerst zoeken als het Weekblad van het Recht uitgekomen is’. Persgesprek Alg. Handelsblad: zie boven.
- eind8
- Jg. IX en vlg. Verg. Taal- en Stijlpolitie, N. en Z. 1903, blz. 93.
- eind9
- Korenbloemen 1672, 3, 39.
- eind10
- Bescheidenheid (een leekepreekje). Eerlijkheid (een leekepreekje), enz. Van 't jaar 1900 af.
- eind11
- In 1911 schreef hij mij eens: ‘Amice, Als opperman van het Woordenboek kom ik weer met steenen aandragen’. Zoo zond ook (in 1896) mijn Vader mij een bundel excerpten toe, geadresseerd: Dr A. Beets, Woordenaar. Afz. N. Beets, Opperman.
- eind12
- Zoo heb ik hem genoemd in een stukje tot zijn nagedachtenis in de N. Rott. Cour. van 10 Mei 1936, Ochtendbl. B.
- eind13
- In de N. Rott. Cour. van 7 Mei 1936, Avondhl. D.
- eind14
- Zie een vroegere noot.
- eind15
- Zie de Notulen van het Bestuur v.d. Maatsch. der Nederl. Letterk. van 1 Nov. 1895.
- eind16
- Zie: Catalogus der Tentoonstelling tot herdenking van den 300-jarigen geboortedag van Constantijn Huygens. 4 Sept. 1596-4 Sept. 1896, blz. VIII.
- eind17
- Handelingen v.d. Maatsch. der Nederl. Letterk. 1896-1897, blz. 15.
- eind18
- Verg. Inv. en Uitv., Vervolgb. blz. 9: ‘Mooie’ en ‘goede’ preeken.
Een ‘mooie’ preek schenkt kunstgenot,
Een ‘goede’ brengt den mensch tot God!
- eind19
- Inv. en Uitv. (1897), blz. 29.
- eind20
- Inv. en Uitv., Vervolgb. (1914), blz. 9.
- eind21
- Inv. en Uitv., Vervolgb. blz. 24.
- eind22
- Hij zal daarover ongeveer gedacht hebben zooals door hem van wijlen prof. Van Hengel (overl. 1871) is vermeld in Algem. Weekblad. v. Christendom en Cultuur 7 (1931), nr. 41 (‘Allemaal gekheid’).