Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1928
(1928)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||
Levensbericht van Mr. L.W.C. van den Berg.In het jaar achttienhonderd vijf en veertig den negentienden October is geboren Lodewijk Willem Christiaan, zoon van Simon van den Berg en van Sophie Charlotte Immerzeel, echteliedenGa naar voetnoot1. Veel en velerlei - kwaad en goed - is over dezen mensch en zijn werken reeds tijdens zijn leven gezegd en geschrevenGa naar voetnoot3. Fel is hij aangevallen; in couranten en anderszins ‘minder betrouwbaar’, ‘gemakzuchtig’, ‘onnoozel’ genoemdGa naar voetnoot4. Hoog hebben anderen - en niet slechts partijgenooten - hem vereerdGa naar voetnoot5, hebben zijne adviezen, zijne voorlichtingen, zijn raad gevraagdGa naar voetnoot6. En thans, nu hij voor den Hoogsten Rechter verantwoording doet van al zijne woorden en daden, nu is het mij opgelegd, van dit veelzijdige werken een onpartijdig eindrésumé | |||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||
te gevenGa naar voetnoot1. Waar nagenoeg alle mondelinge getuigen over de 1ste helft van zijn leven ontbrekenGa naar voetnoot2 zou deze opdracht welhaast onmogelijk te vervullen zijn, indien niet de overledene zelf mij te hulp kwam door zijne zorgvuldig bewaarde stukken en correspondentie, waardoor zijn leven open voor ons ligt en gemakkelijk in eenige groote perioden is in te deelen. | |||||||||||||||||||||
1845-1869.Het was een eenvoudig, vroolijk kunstenaarsmilieu te Haarlem, later te 's-Gravenhage, waarin v.d.B. werd geboren en opgevoed. Zijne ouders, de landschapschilder Simon v.d. Berg en de dochter van den dichter Immerzeel, gingen op in alle kunst: schilderkunst, muziek, letterkundeGa naar voetnoot3. Het was ook een zeer gelukkig huwelijk; we vinden steeds den schilder in zijn atelier bezig aan zijn ezel, in gezelschap van zijne vrouw, die op de guitaar musiceert, of wel haar aandeel heeft in het werkGa naar voetnoot4. Zijn ernstig, bijna zwaarmoedig karakter heeft v.d.B. zeker niet van deze ouders geërfd, maar van zijn grootvader en deze trek werd zonder twijfel nog verscherpt, nadat hem in zijne jeugd, bij het spelen met pijl en boog, een pijl in het oog trof. Drie maanden duurde zijn herstel, waarna hij aan het eene oog geheel blind was. Niettemin bestond er een hechte band tusschen den opgewekten, artistieken vader en den ernstigen, begaafden zoonGa naar voetnoot5, den primus van het stedelijk gymnasium te 's-Gravenhage, dat hij in Sept. 1862 verliet, om in Leiden te gaan studeeren. Daar werd hij de leerling van Goudsmit, Veth, Cobet, Roorda bij wie hij successievelijk zijne examens deed - summa cum laude - en in 1868 met denzelfden graad promoveerde op het proefschrift ‘De contractu ‘do ut des’ enz.’, welk proefschrift zoodanig de aandacht trok van de buitenlandsche wetenschappelijke wereld, dat het in verschillende vreemde talen vertaald werd, terwijl prof. Roorda de Hollandsche vertaling ervan gebruikte bij zijne colleges te Delft en te Leiden. Het jaar daarop, na aflegging van het groot-ambtenaars-examen, werd hij op zijn verzoek door den Min. v. Koloniën ter beschikking gesteld van den Gouverneur- | |||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||
Generaal v. Ned.-Indië en vertrok hij eind Sept. 1869 met het zeilschip ‘Cornelis Wernard Eduard’ uit Brouwershaven via de Kaap de Goede Hoop daarheen. | |||||||||||||||||||||
1869-1887.Dit vertrek kwam velen wel zeer onbegrijpelijk voor; reeds werd v.d.B. door Goudsmit aangezien als den toekomstigen opvolger van den bejaarden Roorda, die hem reeds had voorgesteld, gedeeltelijk zijne colleges waar te nemen. Indië was toen nog geen begeerlijk land; wat het beteekende, daarheen te gaan, vertelt v.d.B. zelf in zijn levensbericht van Mr. T.H. der KinderenGa naar voetnoot1. Zijne ouders waren beiden reeds bejaard, zoodat hij veel kans had, deze niet meer te zienGa naar voetnoot2. Toch is hij om verschillende - o.a. finantiëele - redenen gegaan. Den 5den Jan. 1870 te Batavia aangekomen, vinden wij hem 14 Jan. d.a.v. als substituut-griffier bij den Raad v. Justitie te Samarang, vanwaar hij 6 April 1871 als 1ste kommies bij het Dept. v. Binnenl. Bestuur te Batavia terugkeert, om daar in den loop der jaren op te klimmen tot Raad adviseur bij het Dept. v. Ond. enz. (1879 vlgg.). Veel heeft hij zich van deze overplaatsing voorgesteld, hopende meer gelegenheid te zullen krijgen voor zijne lievelingsstudie, de kennis der Arabieren en de zeer verwikkelde Indisch-Mohammedaansche rechtstoestanden. Voorzoover zijn vrije tijd hem dat vergunde, heeft hij zich ook met alle kracht daaraan gewijd en een drukken persoonlijken omgang gehad met verschillende ArabierenGa naar voetnoot3. Dit belette hem evenwel niet, als lid van vele wetenschappelijke genootschappen, examen- en schoolcommissies, besturen enz., voor anderer belangen tijd en krachten beschikbaar te stellenGa naar voetnoot4. Het spreekt vanzelf, dat zoo iemand geenszins een afgezonderd | |||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||
leven leidde, integendeel met geheel Batavia omgang had, waartoe ook bijdroeg zijne liefhebberij voor paardrijden, jagen en schaken. Desondanks schijnt hem het leven te Batavia om twee redenen niet aangenaam te zijn geweest. Ten eerste werd zijne gezondheid door koortsen ondermijndGa naar voetnoot1. Ten tweede vond hij weinig genoegen in zijn werkkring; weliswaar werden zijne diensten door de Regeering erkend en gewaardeerdGa naar voetnoot2, maar het werk, hem opgedragen, lag over het algemeen geheel buiten zijne neigingGa naar voetnoot3 en nam hem niet genoeg in beslag, zoodat hij ± 1875/6 zeer gedeprimeerd raakte en ernstige pogingen deed, om naar Holland terug te keerenGa naar voetnoot4. Zijne positie werd echter veel aangenamer, toen 1876 zijn chef met wien hij niet erg sympathiseerde, opgevolgd werd door mr. Henny, door wiens bemoeienis hij 1878 het Dept. verliet, doordat hij benoemd werd in de nieuw-gecreëerde betrekking van ambtenaar voor de beoefening van Indische talen, tevens adviseur voor Oostersche talen en Mohammedaansch recht; hij kreeg daardoor gelegenheid studiereizen te maken, zoodat wij hem af en toe in Cheribon e.a. plaatsen vinden. In 1880 als secretaris toegevoegd aan den toenmaligen Raad v. Indië, Mr. T.H. der Kinderen, maakte hij diens ambtelijken tocht naar Atjeh mede, met al de belangrijke ondervindingen, doch ook de gevaren en vermoeienissen daaraan verbonden. Na afloop daarvan bleef hij evenmin als Der Kinderen gespaard voor het twistgeschrijf en de veeten, die daarvan het gevolg warenGa naar voetnoot5. Ook krijgt hij in 1884 eindelijk een huiselijk leven door zijn huwelijk met Mej. Marie Françoise Steup. In 1887 eindigt deze periode van zijn leven vrij abrupt door | |||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||
zijne plotselinge benoeming tot professor in de godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken van Ned.-Indië aan de Indische Instelling te DelftGa naar voetnoot1 in de plaats van den overleden Dr. A.W.T. Juynboll, hetgeen samenvalt met een wegens 15-jarigen onafgebroken dienst in Ned.-Indië verleend 2-jarig Europeesch verlofGa naar voetnoot2. | |||||||||||||||||||||
1887-1901.In Augustus 1887 arriveerde v.d.B. met zijne jonge vrouw en 3 kleine kinderen in Holland, dat hij natuurlijk wel zeer veranderd terugvond: de hem bekende steden waren uitgebreid en veranderd, bloedverwanten waren gestorven enz. Zijne reis had hij benut, om zijne colleges voor te bereiden en in Sept. aanvaardde hij zijne lessen en dat wel volgens een geheel van de traditie afwijkend programma, daar hij de volksinstellingen en gebruiken vereenigde met de godsdienstige wettenGa naar voetnoot3, terwijl vroeger een onevenredig groote plaats werd ingeruimd aan het leven en de geschiedenis van Mohammed. De studenten vonden zijne colleges niet gemakkelijkGa naar voetnoot4, evenwel wist hij het beste uit hen te halen, dat er in zat, getuige een keer, toen een Franschman een bezoek bracht aan de Indische Instelling en hij onvoorbereid ter eere van dezen zijn college in het Fransch voortzette en zelfs het stoute stuk bestond, zijne studenten in die taal te laten respondeeren. Deze lessen, welke ook gevolgd werden door officieren, leerlingen der Hoogere Krijgsschool te 's-Gravenhage, werden door dezen zeer gewaardeerd, hetgeen ten gevolge had, dat men hem aan genoemde Instelling verbond als burger-leeraar in het Mohammedaansche rechtGa naar voetnoot5. Evenals in Indië toonde hij ook in Holland eene warme be- | |||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||
langstelling voor onderwijsbelangen. Jaarlijks vinden wij hem in de Staatscommissie tot het afnemen v.h. Groot-ambtenaarsexamen, in het programma waarvan hij steeds ijverde, de beginselen v.h. recht te doen opnemenGa naar voetnoot1. Ook vinden wij hem als lid v.d. Commissie v. toezicht op het M.O., v.d. plaatselijke schoolcommissie en als curator v.h. stedelijk gymnasium. Evenwel, het professoraat nam hem niet genoeg in beslag, evenmin als de werkzaamheden a.h. Dept. v. Kol., waaraan hij sinds 1887 verbonden werd. Ook toen hij 1892 benoemd werd tot lid en secretaris d. Staatscomm., belast m.h. doen v. voorstellen m. betr. t.d. wetgeving v. Ned.-Indië op privaatrechtelijk gebied, welke functie hij tot 1911 bekleedde, zocht zijn werkzame geest een uitgebreider arbeidsveld, hetwelk hij vond in de politiekGa naar voetnoot2. Met beslistheid heeft hij zich van den beginne af geschaard aan de zijde der confessioneele rechterzijde, zich niet erom bekommerend, dat hij zich daardoor plaatste aan de zijde der ‘dompers’, ‘zemelknoopers’ of hoe zij verder genoemd werden in geschriften als Uilenspiegel, Notenkraker e.d.Ga naar voetnoot3. Nog was hij geen jaar te Delft, toen hij 1888 zijne plaats innam in de ouderlingen-bank der Waalsch-Hervormde GemeenteGa naar voetnoot4. Lid van de Kiesvereeniging ‘Nederland en Oranje’, was hij niet alleen een ijverig partij-man, die geen moeite ontzag, om kracht naar buiten te ontwikkelen, maar ook iemand, die zich inspande, om de eensgezindheid te bewaren en ten allen tijde klaar stond, om de kleine plaatselijke bladen der rechterzijde van hulp en advies te dienenGa naar voetnoot5. Zijn meeste aandacht wijdde hij echter aan de Indische politiek, waarover hij zijne meening in vele geschriften | |||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||
en referatenGa naar voetnoot1 uiteenzette. In 1900 krijgt hij ook zitting in de Commissie ter beoordeeling van het wetsvoorstel tot verandering van de grenzen der gemeente Delft. Voor deze grenswijziging heeft hij met taaie volharding gestreden; telkens werd het vraagstuk opzij geschoven, om evenveel malen weder aan de orde te komenGa naar voetnoot2, totdat hij in 1920 zijn burgemeestersloopbaan kon sluiten met de verwezenlijking daarvan. Bij dit alles vergat hij ‘zijne Arabieren’ niet, en gaf hij zijn tijd voor verschillende tijdschrift-artikelen over het Mohammedanisme, zijn werk aan den Code pénal, zijn advies aan den Cour d'appel mixte te CairoGa naar voetnoot3 enz.Ga naar voetnoot4. In 1901 sluit dit tijdvak met de opheffing der Indische Instelling waarbij hij op wachtgeld werd gesteld, doch nog eenige jaren betrokken bleef bij de liquidatie, inzonderheid van de bibliotheek, waarover hij al die jaren het beheer had gevoerd, alsmede van de ethnographische verzamelingGa naar voetnoot5. Bovendien werd hij een warm voorvechter van de regeling der pensioneering van eenige zijner afwezige collega's. Eene groote teleurstelling was hem, dat de Leidsche juridische faculteit bij de vacature v.d. Lith hem voorbijging en Mr. van Vollenhoven benoemde, hoewel het niet onbegrijpelijk was voor hem, die zoo ingewijd was in den toestand van antithese Delft-Leiden. | |||||||||||||||||||||
1901-1910.Door al zijn arbeid buiten het hoogleeraarsambt om, heeft hij onbewust de werkzaamheden voorbereid, waartoe hij in deze periode geroepen zou worden. Na in Jan. 1901 benoemd te zijn tot lid van de Commissie tot het opmaken van het kohier, werd hij in Juli van datzelfde jaar gekozen tot lid van den Gemeenteraad en het jaar daarop tot lid v.d. Prov. Staten van Z.-Holland, welke functies hij zoo van heeler harte vervulde, dat men hem weldra vele speciale werkzaamheden opdroeg, die zijn tijd en krachten in beslag namenGa naar voetnoot6. Tevens vinden wij hem 1902-1908 | |||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||
werkzaam aan het Ministerie als adviseur belast met werkzaamheden van wetgevenden aard ten dienste van het Dept. v. Kol., enz. inzake de wijziging van de artikels 109, 123 en 124 van het Regeeringsreglement van Ned.-Indië, waarna hij 1908 benoemd werd tot lid en secretaris der bijzondere commissie uit de Staatscommissie voor de herziening van het Indisch privaat- en strafrecht. Dat hij niet altijd evenveel waardeering ondervond, blijkt wel hieruit, dat zijne wederpartijders uit den Gemeenteraad hem betitelden als ‘iemand, die niet veel anders deed dan kibbelen’Ga naar voetnoot1. Dit ‘kibbelen’, dat hij ook in andere colleges gedaan heeft en waardoor hij wellicht den naam van ‘moeilijk’ ontvangen heeft, was echter het gevolg van zijn rechtvaardigheidsgevoel, dat hem dwong voor eene z.i. rechtvaardige zaak op te komen. Talloos zijn de aangelegenheden, waarin zijn bijstand werd gevraagd en waarvoor hij meestal belangeloos zijne rechtskennis, zijn invloed en zijne krachten beschikbaar steldeGa naar voetnoot2. Bovengenoemde functies beletten hem niet, de bijkomende werkzaamheden voort te zetten, welke gedeeltelijk in de vorige periode reeds genoemd zijn. Ik denk hier aan zijne bemoeiïngen inzake eene reorganisatie der rechtsche partijGa naar voetnoot3, de uitbreiding, redactie en reorganisatie van ‘De Delvenaar’, de aangelegenheden der kiesvereeniging ‘Nederland en Oranje’, de vergaderingen van het Bijbelgenootschap, de Wijkverpleging ‘Bethel’, het schrijven van tijdschrift-artikelen en het beantwoorden van vragen van den meest uiteenloopenden aard, hem uit binnen- en buitenlandGa naar voetnoot4 gedaan. | |||||||||||||||||||||
1910-1920.We komen nu tot de laatste periode van het publieke leven van Mr. v.d.B., zijn burgemeesterschap. Hij was toen op een leeftijd, dat velen zich ‘aux termes du voyage’ gevoelen; toch had hij den moed, dezen werkkring te aanvaarden, hoewel hij zich geenszins ontveinsde, dat zijne taak eene moeilijke zou zijn. Niet zoozeer omdat zijne benoeming eene teleurstelling was | |||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||
voor de katholieke partijGa naar voetnoot1, maar omdat de economische en finantiëele toestand der gemeente bijzondere zorg vereischteGa naar voetnoot2. Qualitate qua werd hij natuurlijk opgeëischt voor de meest uiteenloopende plechtigheden, van de opening der nieuwe electrische centrale, de ontvangst der vredesconferentie en de installatie der brandspuit af tot het vieren der vaderlandsche onafhankelijkheidsfeesten en de opening van eene tentoonstelling van pluimvee en tamme konijnen toe. Evenwel, die vier eerste jaren, hoe veeleischend ook, waren toch ‘vette jaren van voorspoed’ te noemen zoowel voor de gemeente als voor haar Bestuur. Wat beteekenden de moeilijkheden over belastingen, ambtenaarsquaesties, al of niet opvoeren van tooneelstukken enz., vergeleken bij de inspanning die vereischt zou worden in de thans volgende oorlogsjaren: mobilisatie, onderstand van vluchtelingen, Roode Kruis, burgerwacht, levensmiddelen-voorziening, onlusten, terwijl de gewone zaken evenmin als vroeger onafgedaan mochten blijven. In deze jaren bleek vaak hoe zeer de burgemeester beschouwd wordt als de vertegenwoordiger van de Regeering. Op Koningin's verjaardag e.a. feesten kwamen de deelnemers aan optochten hunne liederen zingen voor het burgemeestershuis, verwachtende toegesproken te zullen worden. Daar kwamen de ontevredenen op de stoep hunne oraties houdenGa naar voetnoot3, daar werd het woord ‘honger’ door de brievenbus geroepen en werden de ruiten ingeworpen; daar had zelfs eene volkomen belegering van het huis plaats. Behalve voor dezen post werden zijne krachten nog vereischt voor eenige functies, welke aan het ambt van burgemeester verbonden waren: de zorg voor den Koninklijken grafkelder, waaraan onder zijn beheer en door zijn toedoen eene aanmerkelijke restauratie geschieddeGa naar voetnoot4, het bezetten van een zetel in het college van Curatoren der Technische Hoogeschool en in het regentschap van de Fundatie van Renswoude. Daarnaast staat zijne verkiezing tot lid van de Eerste Kamer der St. Gen. in 1911Ga naar voetnoot5, waar hij, naar zijne gewoonte, zich niet | |||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||
onbetuigd liet bij de te verhandelen zakenGa naar voetnoot1, zoodat hij ook daar weer in verschillende commissies werd benoemdGa naar voetnoot2. | |||||||||||||||||||||
1920-1927.Aan dezen sterken, die 70 jaar lang zonder wankelen het hoofd had geboden aan alle moeilijkheden en aanvallen, die het leven op hem deed aankomen, - en daar heeft hij ruim zijn deel aan gehad - werd in 1917 de eerste zware slag toegebracht, dien hij nooit geheel te boven kwam, n.l. het verlies van zijn oudsten zoon. Weliswaar bleef hij voor het uiterlijk zijne taak vervullen, maar deze begon hem zwaar te vallen en hij zou zeker niet tot 1920 op deze post gebleven zijn, ware het niet dat vervuld stond te worden, waarvoor hij 30 jaren gewerkt had, n.l. de grensuitbreiding der gemeente Delft. Dit doel als burgemeester verwezenlijkt te zien, scheen hem toe te zijn de kroon op een zijner groote werken en verzoende hem met al de bittere ondervindingen, die hem dwongen, zijne afnemende krachten tot het uiterste in te spannen. Evenwel, de ontslag-aanvragen volgen elkaar spoedig op: 1920 als burgemeester; 1923 als lid van de 1e Kamer; 1924 als Curator der T.H. Den 3en Maart 1927 sloot hij de oogen en den 6en d.a.v. werd hij naar zijne laatste rustplaats gebracht.
Mijn levensbericht zou niet volledig zijn, indien ik niet nog een enkel woord wijdde aan het karakter van den overledene. Zonder twijfel zal hij door sommigen ‘stug’ ook wel ‘hard’ genoemd wordenGa naar voetnoot3. Maar zoovelen hem nader gekend hebben, weten, dat hij van anderen niet meer eischte, maar ook niet minder verwachtte, dan waartoe hij zelf voorging: hard werkenGa naar voetnoot4 met weinig ontspanningGa naar voetnoot5; het aanvaarden van onvermijdelijken | |||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||
tegenspoed en miskenningGa naar voetnoot1; bescheidenheidGa naar voetnoot2, hulpvaardigheidGa naar voetnoot3; ruimheid en rechtvaardigheidGa naar voetnoot4. Ik heb aan het graf van dezen ‘man van rechts’ gestaan, om hem uitgeleide te doen uit dit leven; ik heb deze schets geschreven als eene hulde aan zijne nagedachtenis; ik zal geen afscheid van hem nemen, maar wachten op den dag, ‘waarop de dood en het graf hunne dooden zullen weergeven’Ga naar voetnoot5.
S.J. van den Berg. | |||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||
Bibliographie.Ter betere beoordeeling der geschriften, heb ik gemeend, goed te doen, door bij de boeken althans de recensies te voegen, die ik heb kunnen verzamelen; de gunstige met *, de ongunstige met † aanteekenende.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||
Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde van het Bataafsch Genootschap.
| |||||||||||||||||||||
Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië.
| |||||||||||||||||||||
De Indische Gids.
| |||||||||||||||||||||
Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië.
| |||||||||||||||||||||
Weekblad ‘Insulinde’.
| |||||||||||||||||||||
Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië.Verschillende artikels: Inlandsche wetten, Mohammedanisme, zeerecht, zegels, priesterraden, panislamisme, adel, adat, Arabieren, Sjâhbandar, rijksgrooten, soekoe. | |||||||||||||||||||||
Het recht in Nederlandsch-Indië.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||
Indisch Weekblad van het Recht.
| |||||||||||||||||||||
Handelingen van de Nederlandsch-Indische Juristen-Vereeniging.
| |||||||||||||||||||||
De Gids.
| |||||||||||||||||||||
Rechtsgeleerd Magazijn.
| |||||||||||||||||||||
De Gemeentestem.
| |||||||||||||||||||||
Weekblad van het Recht.
| |||||||||||||||||||||
Orgaan van den Bond ‘Vrede door recht’.
| |||||||||||||||||||||
Tijdschrift voor strafrecht.
| |||||||||||||||||||||
Weekblad ‘Hollandia’.
| |||||||||||||||||||||
Orgaan der Nederlandsche Zendingsvereeniging.
| |||||||||||||||||||||
Gedenkboek J. Veth.
| |||||||||||||||||||||
Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||
De Rotterdammer.
| |||||||||||||||||||||
Nieuwe Rotterdamsche Courant.
| |||||||||||||||||||||
La législation pénale comparée.
| |||||||||||||||||||||
Revue de Droit international et de Législation comparée.
| |||||||||||||||||||||
Questions diplomatiques et coloniales.
|
|