Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1928
(1928)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Levensberichten] | |
[pagina 1]
| |
Levensbericht van Eduard Cuypers.Jaren lange onverstoorde vriendschap en groote waardeering, vooral ook voor de praktische beteekenis van zijn werk, moge tot verontschuldiging dienen, dat een leek op bouwgebied in dezen bundel het onderneemt een artikel te wijden aan den bouwmeester Eduard Cuypers. Bouwmeester was Cuypers vóór alles. Hij dacht steeds in architectonischen zin. Als men een tijd lang met hem gesproken had, dan was van zelf een nieuw denkbeeld opgekomen, dat hij dan, in zijne eenzaamheid teruggekeerd, in gedachten verder ging uitwerken, om het ten slotte in enkele ruwe krabbels in zichtbaar beeld te brengen. Cuypers meest kenbare eigenschappen waren: een hang naar gezelligheid, vooral voortkomende uit het feit, dat hij veel eenzaam moest zijn; en op het gebied van zijn werk: onuitputtelijk in scheppingsdrang en in toegepaste werkkracht. Eene eigenaardigheid in het vak van architect is, dat de architect direct tot het publiek spreekt; zijn werk is dadelijk openbaar, waarneembaar voor een ieder. En als hij dan een persoonlijk karakter in zijn werk legt, brengt dit onmiddellijk contact met de beschouwers of leidt dit onverwijld tot eene tegenkanting. Een ieder meent bouwwerken te mogen en te kunnen critiseeren; daaruit vloeit als iets natuurlijks voort, dat de één een wonder van opvatting en techniek noemt wat de ander verguist als dwaas of karakterloos, als onpraktisch en onbruikbaar. De oude Heer Cuypers - de groote - heeft het reeds zoo aardig gememoreerd in gevel-inscripties van huizen in de Vondelstraat: ‘Jan bedenckt 'et - Piet volbrenght 'et
Claesgen laeckt 'et - Och! wat maeckt 'et’.
Werd deze laatste opvatting maar meer gehuldigd! De werkelijkheid leert wel anders. Velen zijn geneigd om òf enthousiast, òf onbegrensd kritisch afbrekend zich te uiten. In die sfeer van wrijving van opvattingen heeft Cuypers zijn | |
[pagina 2]
| |
geheele leven gewerkt; hij heeft altijd te midden van strijd gestaan. Maar ook zijn karakter ging in die tweevoudige richting uit; hij zelf was ook vol van oprechte bewondering voor wat hem aantrok, en tegen hetgeen hij verwierp bond hij dadelijk en voortdurend den strijd aan en dan was hij niet zelden Claesgen in overtreffenden trap. Hij kon zich dan in zijne verontwaardiging tot zijne vrienden richten met slechts één woord, hetwelk alle en algeheele afkeuring in zich droeg: ‘schrikkelijk, schrikkelijk!!’
Eduard Cuypers heeft al dadelijk van jongsaf aan geleerd wat werken was. De eerste opleiding in zijn vak ontving hij in Roermond, in het atelier van zijn Oom, den later zoo beroemden Dr. P.J.H. Cuypers. Hard werken was daar het parool; met beperkten arbeidstijd liet men zich niet in. Eduard Cuypers was echter te zelfstandig van natuur om bij een ander werkzaam te blijven; hij wilde de wereld in. En zoo was hij op 21-jarigen leeftijd reeds zelfstandig, zoekende naar werk als architect. Zijn eerste bouwwerk bestond slechts uit een nuchtere opdracht: het bouwen van een vetfabriek in Velzen. Reeds in 1878 heeft hij zich te Amsterdam gevestigd; en reeds in die jaren had hij de eigenaardigheid, die hem in zijn geheele leven is bijgebleven, dat hij veel op reis was naar het buitenland. Als goed opmerker bracht hij van die reizen altijd wat mede en hij knoopte vriendschapsbanden aan met vele buitenlanders van beteekenis, die hem steeds trouwe vrienden gebleven zijn. In de Malkasten in Dusseldorf gevoelde hij zich net zoo thuis als in zijn eigen land; in de Künstler-Kneipe van Tante Anna drukte hij links en rechts handen van goede bekenden. Hij gevoelde voor dat opgewekte kunstenaarsleven; hij had meer Zuidelijk temperament dan de meeste van zijne meer Noordelijke vrienden. Het duidelijkst kwam dit uit bij de organisatie van de Feestmarkt in Amsterdam. De hoofdstad des Rijks had zich opgemaakt om op luisterrijke wijze het 25-jarig jubileum te vieren van het verblijf van de alom geëerde Koningin-Moeder in ons land. Onder leiding van Jhr. Mr. C.J. den Tex was eene groote commissie gevormd, waarin ook vele dames zitting hadden. Cuypers was de architect in de commissie, maar tevens de ziel van de geheele onderneming. Een driedaagsch feest werd georganiseerd, dat ook eene huldiging in practischen vorm ten doel had, om gelden bijeen te zamelen, ten einde deze ter beschikking te stellen van de geliefde Vorstin voor Hare edele belangstelling in het lot van tuberculeuzen. Cuypers was enthousiast over dit voornemen, niet het minst omdat hij reeds als bouwmeester gekozen was voor het Amsterdamsch Sanatorium voor Borstlijders ‘Hoog-Laren’ bij Laren (N.-H.). Het was een soort Fancy-fair, een soort kermis in den meest verfijnden vorm. Het beschikbare deel van het Paleis voor Volksvlijt was daarmede geheel in beslag genomen. Niet alleen de decoratieve versiering van de zaal, met uitzondering | |
[pagina 3]
| |
van eene afzonderlijke, zeer verdienstelijke, kunstenaarswijk, maar ook de inrichting van alle ‘stands’ was door Cuypers verzorgd, en hij ging zóó ver in zijne toegepaste idealen van vorming van een harmonieus geheel, dat hij zelfs de costuums en de hoeden had ontworpen voor de dames, die eigen tentjes hadden, en voor de vele jonge meisjes, die zaaldiensten moesten verrichten, zoodat men kon zeggen, dat de chique van vrouwelijk Amsterdam gedurende die dagen gekleed was geweest naar de aanwijzingen van Eduard Cuypers! Het was inderdaad een schitterend geheel, dat zoozeer het publiek trok, dat duizenden, ook uit andere deelen des lands, er voor over hadden in een lange file te staan om tegen betrekkelijk dure entrée-prijzen die Feestmarkt te zien. De bruto-opbrengst was meer dan ƒ 95.000. Zulk werk was net naar den aard van Cuypers. Hij was onvermoeid; hij bemoeide zich met ieder detail, en kon dit doen, omdat hij zijne nachtrust daarbij opofferde. Wij zagen hem tot 3 uur 's nachts werken en constateerden, dat hij om 7 uur 's morgens weder op het werk was. Deze Feestmarkt is eigenlijk de beste typeering van zijn karakter. Hij had behoefte om brillant werk te leveren, waarvan elk detail in harmonie was met de omgeving. Hij was één der eersten in ons land, die huizen ontwierp in verband met het interieur, en anderzijds meubileering en keuze van sier-voorwerpen wilde doen overeenstemmen met den opzet van de ruimten in de te bouwen huizen. Van vele zijden werd beweerd, dat Cuypers daarom duur was in zijn werk. Dit is slechts ten deele waar. Sterk sprak altijd in hem de artist; dus, had hij de keus tusschen mooie en minder mooie zaken, dan koos hij de mooie, wat veelal neerkwam ook op de duurste. Wanneer men echter als een bepaalden eisch bij een werk stelde, dat het niet duur mocht zijn, dan hield hij zich ook stipt daaraan, en leverde hij voor weinig geld toch goed werk. Sprekende voorbeelden daarvan zijn het Amsterdamsch Sanatorium voor Borstlijders te Hoog-Laren, en villa's in Noordwijk. De laatste leverde hij kant en klaar voor vier duizend gulden. Het Sanatorium heeft zich altijd gunstig onderscheiden van andere soortgelijke inrichtingen door het feit, dat zijne rekeningen sluitend te maken waren; voor een niet gering deel is dit te danken aan den economischen bouw van den architect. De inrichting was zóó wèl doordacht, dat met een minimum van personeel kon worden volstaan. Ik heb hier en daar reeds een greep gedaan in het werk van Cuypers. Indien men nu wil trachten een beeld over zijn geheele levenswerk te verkrijgen, dan zijn daarin inderdaad verschillende perioden van ontwikkeling te vinden. Tot ongeveer 1900 trekt vooral het sierlijke hem aan; Italiaansche voorbeelden schijnen indruk op hem gemaakt te hebben. Hij bouwde o.a. twee be- | |
[pagina 4]
| |
kende huizen in het begin van de Sarphatistraat; het woonhuis van de familie Teixeira de Mattos en het huis en de kliniek van Dr. Mendes de Léon. Het station te 's Hertogenbosch is het eerste groote werk in die periode; het draagt ook den stempel van dien tijd. Doch zijn praktische kijk op licht en ruimte - misschien zijn beste eigenschap - komt ook daarbij reeds uit. Zijn eigen huis naast het Rijksmuseum en het huis daarnaast zou men nog een proef in die richting kunnen noemen; zijn eigen huis is nimmer geheel voltooid geweest; het was zoo ook goed genoeg voor zijne bureaux. Het gebouw van de Amsterdamsche Bank geeft reeds eene kentering te zien. De voorgevel is vooral sierlijk, de achtergevel in gestrenge, hoogst eenvoudige, lijnen, die later in vele zijner ziekenhuizen worden teruggevonden. Het huis van Mevrouw van Boekhoven op de Maliebaan in Utrecht geeft al meer symptomen van die latere periode. Het Algemeen Handelsblad gaat nog meer in die lijn; het groote en statige gebouw der Levensverzekering-Maatschappij ‘Dordrecht’, dat men zoo goed kan zien uit den trein bij Dordrecht, heeft diezelfde grondgedachte, al zocht hij hier ook weder naar de sierlijkheid. Iets soortgelijks merken wij op bij het Landhuis ‘De Hooge Vuursche’ te Baarn. De villa ‘Simpang’ te Dordrecht, tegenover het station, later in ongeveer denzelfden stijl opgezet op het terrein Zorgvliet bij Den Haag, geeft het type, dat later bijna overheerschend bij hem zou worden. Een villa in de van Eeghenstraat te Amsterdam geeft in meer eenvoudige uitvoering dezelfde gedachte. Wij zijn nu allengs in de periode van zijn leven gekomen, dat de opdrachten naar hem toestroomden, zoodat hij deze nauwelijks meester kon blijven. Zie ik het goed, dan heeft hij echter zijne grootste evolutie doorgemaakt door en na zijne reis naar ons Indië in 1909. Het Oostersche land heeft een diepen indruk op hem gemaakt, vooral door zijne grootte, door de mooie lijnen in de inheemsche bouwkunst en door de mooie kleuren in de bergen. Hij strekte zijne reis uit ook over Bali en was doorloopend opgetogen over wat hij zag van inlandsche kunst, zelfs in eenvoudige dessa's, of doorloopend tot in het uiterste geërgerd door het vandalisme van de B.O.W. (Departement van Burgerlijke Openbare Werken), die met hunne daken van gegolfd ijzer en stijlen van gaspijpen inderdaad aan een summum van banaliteit in die prachtige omgeving leden. Cuypers heeft ontegenzeggelijk een stoot gegeven aan de latere ontwikkeling van onze Indische bouwkunst. Er was een begin van opleving op dit gebied waar te nemen. Een nieuwe bouwtrant scheen inheemsch te worden, die met den naam van ‘Toorop-stijl’ werd betiteld; vooral meubelen werden door de Chineesche meubelmakers in Toorop-stijl ontworpen en in ruime mate verkocht. Men had een hang naar iets nieuws. Het was | |
[pagina 5]
| |
echter allerdwaast om den naam van den grooten Toorop daaraan te verbinden, aangezien die uitingen van bouw- en meubel-sierkunst met de kunst van den grooten meester Toorop niets hadden uit te staan. Zoowel die nieuwe richting in den huizenbouw als de smaak in die meubileering in nieuwen stijl waren leelijk en onpraktisch. De huizen konden aan de eerste eischen van tropischen huizenbouw niet voldoen; het scheen, dat leelijke burger-villatjes uit de forensendorpen rondom Amsterdam tot model hadden gediend, en men moest de grillige fantasie van Chineesche meubelmakers kennen, om te begrijpen hoe deze hun door het Westen bedorven kunstzin konden botvieren om dergelijke wangedrochten te ontwerpen. Er was echter blijkbaar een verlangen naar iets nieuws en dus vonden die leelijke producten ook aftrek. Cuypers heeft zich niet weinig geërgerd aan deze leelijke uitwassen en had een onwederstaanbaren drang om iets beters te scheppen. Hij begreep dadelijk, dat hij het systeem der oude Bataviasche huizen in eere moest houden, om door middel van eene binnengalerij een reservoir van koele nachtlucht overdag te houden. Het is niet algemeen bekend, dat hij in staat is geweest in Djocjakarta een type landhuis, tevens Indisch huis, in te richten, dat als een welgeslaagde proeve te beschouwen is om het comfort van eene Europeesche woning met de groote voordeelen in een tropisch klimaat van een huis van Indisch karakter te vereenigen. Hetzelfde beginsel zou hij later toepassen in den bouw van kantoorgebouwen. Van verschillende zijden werden hem adviezen gevraagd en al spoedig opdrachten gegeven. Daarom stichtte hij een afzonderlijk architecten-bureau in Batavia, waaraan hij den Heer M.J. Hulswit verbond, en dat den naam kreeg van Cuypers en Hulswit. De Heer Hulswit had reeds vele bouwwerken in Indië geleverd en had in alle opzichten een zeer goeden naam verworven. Dit bureau werd al spoedig overstelpt met werk. Niet alleen vele teekeningen werden in Amsterdam gemaakt en naar Indië gezonden ten gebruike van het bureau aldaar, maar ook eenige goede teekenaars en opzichters werden naar Indië uitgezonden. Het hoofdgebouw van de Javasche Bank had dringend uitbreiding en moderniseering noodig; een monumentaal gebouw werd ontworpen en uitgevoerd in de beneden-stad. Al zeer spoedig kwam de Kali besar (de ‘city’ van Batavia, letterlijk vertaald ‘de groote rivier’) met opdrachten aan het architecten-bureau. Aldra waren verrezen de kantoren van de Chartered Bank en de Honkong and Shanghai Banking Corporation. Waren - behalve de Javasche Bank - de buitenlanders vóórgegaan, zoo zouden de banken van Hollandsche origine echter spoedig volgen. De Nederlandsche Handel Maatschappij, de Nederlandsch-Indische Escompto-Maatschappij gaven opdrachten; een geheel net van nieuwe gebouwen van de Javasche Bank werd voor de agent- | |
[pagina 6]
| |
schappen gesticht. Het begon met Medan; in Solo werd wegens beperktheid van het terrein voor het eerst een gebouw met verdieping gekozen; telkens werden weder kleine verbeteringen aangebracht, waardoor zoowel de sierlijkheid als de bruikbaarheid verhoogd werden. Zoo blinken vooral uit in de latere jaren door de mooie lijnen de kantoren te Padang, Pematang Siantar en Bandoeng; Batavia en Soerabaia waren evenwel ook, vooral wegens hunne grootere afmetingen, zeer statig van karakter geworden. Bij dezen kantoren-bouw kon men duidelijk zien wat de hand des meesters vermocht. Iets vroeger was voor de Javasche Bank te Semarang ook een geheel nieuw gebouw gesticht, uitgevoerd door Indische bouwmeesters van ouden stijl. Niet alleen is dit gebouw, in vergelijking met de slechts even later gebouwde kantoren te Batavia, Soerabaia, Makassar e.t.t.q.q., foei leelijk, maar ook de temperatuur van het Semarangsche gebouw is zóóveel hooger, dat het arbeiden daar soms eene marteling kan zijn; de andere kantoren der Javasche Bank worden geroemd om hunne koelheid. Het is opmerkelijk dien vooruitgang in constructie en in aanzien der bouwwerken gade te slaan. Verschillende handelsfirma's schonken ook hun vertrouwen aan het architecten-bureau, zooals Linde Teves en Stokvis; maar het hoogste punt in smaak en kunnen is ontegenzeggelijk zijn laatste bouwwerk geworden, het groote kantoorgebouw van de Handelsvereeniging ‘Amsterdam’ te Soerabaia. Bij een gestreng volgehouden Oostersch karakter is de praktische indeeling zeer te loven. Het gebouw is zeker één der sierlijkste in het geheele verre Oosten; als men de banale nieuwe bouwwerken in Singapore, Hongkong, Shanghai en zelfs Peking hiermede vergelijkt, dan staat de Handelsvereeniging ‘Amsterdam’ te Soerabaia veel hooger. Cuypers heeft in Indië beslist school gemaakt. De groote steden van ons Indië zijn in de laatste vijftien jaren sterk uitgebreid; kleine steden, als Siantar ter Oostkust van Sumatra, zijn gesticht, en eene opmerkelijke verbetering is in den bouwstijl dier uitbreidingen allengs merkbaar. Het type door Cuypers voor Indië ontworpen, kan men zeer dikwijls in die andere bouwwerken terugvindenGa naar voetnoot1. Cuypers heeft beproefd niet alleen het Indische - bepaaldelijk het Hindoe - element in zijn bouwstijl op te nemen, doch heeft ook naar eene aanpassing van Chineesche lijnen en motieven gezocht. Hij heeft deze samenvoeging ook gezocht in kleinere bouwwerken en particuliere huizen, en naar mijne opvatting met beslist succes. Een voorbeeld is mijn landhuis ‘Die Clinghe’Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 7]
| |
te Bloemendaal, alwaar men de Chineesche lijn in het dak en de Chineesche combinatie van kleuren in het innerlijke kan terugvinden. Cuypers was ook bijna in staat geweest een zeer grooten dienst aan Indië te bewijzen. De Gouverneur-Generaal van Heutsz heeft hem een advies gevraagd over eventueele gedeeltelijke bebouwing van het Koningsplein en verder over het maken van een plantsoen of aanleg voor deze groote, dorre zandvlakte, zóó groot, dat de stad Leiden binnen de singels op dat terrein geplaatst zou kunnen worden. Ware Cuypers' raad maar gevolgd, dan zou die afschuwelijke verminking van het Koningsplein van de latere jaren niet plaats gevonden hebben. Nu is vlak tegenover het Gouvernements-Paleis een minderwaardig soort van Luna-park aldaar geduld! Eene zeldzame miskenning van hetgeen mooi en statig kan zijn en nu een rommelzooi geworden is.
In Nederland was evenwel ook allengs eene merkwaardige ontwikkeling waar te nemen in het werk van Cuypers. Hij was één van de vier architecten in Nederland, die uitgenoodigd werden om een ontwerp voor een Vredespaleis in te leveren. Dag en nacht werd op het bureau in de Jan Luykenstraat gearbeid om op waardige wijze aan die uitnoodiging gevolg te geven. Cuypers leverde niet één, maar vier geheel verschillende ontwerpen in, met zóóveel detail-teekeningen, dat voor het vervoer naar Den Haag een geheele wagon noodig was! Ondanks zijn harden arbeid werd hij niet uitverkoren.
Zijne specialiteit zou echter op den duur worden de ziekenhuisbouw en tot zekere hoogte ook zijn bouw van R.K. kapellen. Zoowel in Nederland als in Indië heeft Cuypers kleinere kerken en kapellen gebouwd. Van deze laatsten blinken uit de kapellen van het Sanatorium Dekkerswald bij Groesbeek en vooral van het St. Jozefs-ziekenhuis te Heerlen. De bij uitstek groote werken van den lateren tijd zijn evenwel de ziekenhuizen. Cuypers had zoowel van Sanatoria als van ziekenhuizen veel studie gemaakt. Telkens ging hij daarvoor naar het buitenland, zelfs nadat de eerste aanvallen van de ziekte, welke hem zou sloopen, hem tijdelijk aan het bed hadden gekluisterd en hij beter had gedaan zich niet zoo in te spannen.
Cuypers was propagandist in hart en nieren; alles wat volgens zijn idee mooi en goed was, wilde hij in breeden kring kenbaar maken, wilde hij als 't ware anderen ingieten. In zijne onmiddellijke nabijheid deed hij dat door onder zijne teekenaars en opzichters eene portefeuille te laten circuleeren, waarin niet alleen tijdschriften op het gebied van bouwkunst en kunstnijverheid opgenomen waren, maar ook staaltjes van mooi | |
[pagina 8]
| |
drukwerk, catalogi, kortom alle specimina, welke hem onder de oogen kwamen en waarvan een streven naar schoonheid uitging. Ook hadden zijne medewerkers de volle beschikking over zijne bibliotheek, waarin prachtwerken op elk gebied te vinden waren. Geen offer was hem te groot, indien het betrof het aankoopen van een interessant en fraai uitgevoerd werk en waarvan hij dacht, dat zijn personeel nut zou kunnen hebben. Die drang tot propageeren van schoonheid uitte zich in de publicatie van een tijdschrift: ‘Het Huis, Oud en Nieuw’, Maandelijksch Prentenboek, gewijd aan huisinrichting, bouw- en sierkunst, meubelen’, waarvan de eerste aflevering in Januari 1903 het licht zag. Het formaat, de wijze van uitvoering, papier, letter, kortom alles trok de aandacht; het was een ding op zich zelf, iets geheel aparts, dat een architect als redacteur, maar ook tevens als uitgever, optrad. In de voorrede, waarin hij de motieven uiteenzet, waarom hij zelf de uitgave van een tijdschrift ter hand genomen heeft, zegt hij o.a.: ‘Ook een boek kan een voorwerp van kunst wezen en zoo zal er dan naar worden gestreefd dezen bundel van prenten en tekst tot een mooi geheel te maken, een sober maar smakelijk boekje, ‘pleasant to see, to handle and to feel’. Op deze wijze hoop ik bij velen liefde op te wekken voor een welverzorgde woning en misschien nu en dan eene nuttige aanwijzing te kunnen geven voor de inrichting daarvan. Het Hollandsch spreekwoord, dat eigen haard goud waard is, zou zeker niet ontstaan zijn in een tijd - als die nu gelukkig achter ons ligt -, waarin de aantrekkelijkheid der kunst zoo gansch en al in de huizen ontbrak. Een mooi huis schijnt mij eene verhooging van het levensgeluk voor den bewoner. Mocht ik er in slagen door de prenten van dit boekje deze overtuiging meer ingang te doen vinden, dan zou ik meenen, dat de uitgaaf er van zichzelf gerechtvaardigd had’. Zoo schreef Cuypers in 1903 en deze voorrede kan beschouwd worden als zijn levens-programma: ‘verhooging van levensgeluk’, door de menschen te omringen door alles wat schoon en goed is. Dat de uitgave van het tijdschrift zichzelve rechtvaardigde, bewijst wel het feit, dat er zóóveel belangstelling was, dat Cuypers besloot met den aanvang van den derden jaargang, Januari 1905, tot uitbreiding over te gaan, door niet alleen werken van hem zelven er in op te nemen, maar ook bijdragen over oude voorwerpen van gebruikskunst en stedenbouw. Met nadruk wijst hij in de voorrede van dezen jaargang er op, dat zijn tijdschrift Het Huis, oud en nieuw een zoo zuiver mogelijk Nederlandsch karakter zal dragen. Cuypers eindigt zijne inleiding met den wensch, dat het tijdschrift in zijn nieuwen vorm eene zeer bijzondere plaats zal innemen onder de binnenlandsche en buitenlandsche kunstperiodieken. Zijn wensch is vervuld; het nam eene bijzondere plaats in. Het was de pionier op dit gebied; geen tijdschrift toch vestigde | |
[pagina 9]
| |
op deze manier en in dit kleed de algemeene aandacht op de oude Nederlandsche architectuur en sierkunst. Mannen als Prof. Vogelsang, Dr. Jan Kalf, Flament, Hoefer, Pit, Six e.a. leverden bijdragen, welke tot de besten behooren, die verschenen zijn op het gebied van oude bouw- en sierkunst. Ook wat illustraties betreft stond het tijdschrift Het Huis aan de spits, want dàt was juist voor de medewerkers het aantrekkelijke van het tijdschrift, dat er nooit beknibbeld werd op het illustratie-materiaal. Integendeel, volgens Cuypers waren er steeds te weinig afbeeldingen in. Of het tijdschrift hem daardoor handen vol geld kostte, kwam er minder op aan; hoofdzaak was voor Cuypers om het in een fraai kleed te steken. Als blijk van erkenning van zijn pionierswerk - er bestond toch geen tijdschrift van dit genre; ‘Buiten’ verscheen eerst in 1907, ‘Oude Kunst’, ‘Ons eigen tijdschrift’ en tal van anderen zagen eerst veel later het licht - werd Cuypers in 1908 benoemd tot gewoon lid der Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.
Na zijn reis in Indië kwam Cuypers zoo opgetogen over de schoonheid van land en volk terug, dat hij op een avond zijne medewerkers bij elkaar riep en de conferentie opende met de woorden: ‘wij gaan laten zien wat een pracht-land dat Indië is; wij gaan een tijdschrift uitgeven’. Toen Cuypers onder het oog werd gebracht, dat zoo'n uitgave toch wel wat gedurfd zou zijn, wilde hij van die bezwaren niet hooren. En het is voor elkaar gekomen. Ook dàt was pionierswerk, want in 1910 bestond geen tijdschrift speciaal aan Indië gewijd. Zijn tijdschrift ‘Het Nederlandsch-Indische Huis, oud en nieuw’, waarin, behalve de bouwwerken van zijn door hem in Indië gesticht bureau Ed. Cuypers-Hulswit, ook bijdragen op het gebied van land en volkenkunde werden opgenomen, was de voorlooper van het nog bestaande tijdschrift ‘Nederlandsch-Indië, oud en nieuw’, dat als eene aparte N.V. in Mei 1916 werd opgericht en waarvan ook o.a. de Generaal van Heutsz commissaris was.
Een kantoor of een huis, een station, zullen nuttig zijn; een goed ziekenhuis is veel meer dan dat; het is een weldaad aan de menschheid bewezen. Het mag de grootste genoegdoening voor Eduard Cuypers zijn, dat hij in ruime mate in zijn werk die weldaad aan de menschheid heeft bewezen; niet alleen omdat hij die inrichtingen gebouwd heeft, maar vooral om zijne diepgaande studiën, hoe eene dergelijke inrichting behoort te zijn en hoe deze niet al te duur in het gebruik behoeft te worden. Hij heeft op die wijze leering verschaft aan anderen, die dit werk na zijn verscheiden moeten voortzetten, en dientengevolge hiertoe ook in staat zullen blijken te zijn. Men kan zich haast geen schriller voorstelling maken van de beteekenis van het maken van groote plannen en van eene | |
[pagina 10]
| |
goede uitvoering, dan wanneer men de tragedie van het Leidsche Academische Ziekenhuis stelt tegenover de praestatiën van Cuypers op dit gebied: eenerzijds verslinding van millioenen voor één inrichting, welke zeer weinig geloofd wordt, bovendien van architectonisch standpunt een leelijk geheel vormend, en de vele vriendelijke, aantrekkelijke inrichtingen van Cuypers, welke met hun allen tezamen nog bij lange na niet zullen gekost hebben wat de Leidsche mislukking heeft opgeslokt.
Eduard Cuypers heeft èn als ontwerper, èn als baanbreker én als uitvoerder een zeer eervolle loopbaan achter zich. Zijne werkkracht was bijna ongeëvenaard; hij was tot kort vóór zijn dood onvermoeid. Hij heeft zeer gemist het gezellige huiselijke leven van een gelukkig gezin. Hij zocht daarom des te meer vriendschap bij velen zijner goede vrienden en gaf die in nog meerdere mate. En overigens heeft de leegte van zijn huiselijk leven des te meer zijne liefde voor en zijne toewijding aan zijn hoogstaanden arbeid ontwikkeld. Ten slotte is daarom zijne eenzaamheid aan het welzijn van het algemeen ten goede gekomen. Moge die gemeenschap hem daarvoor dankbaar zijn en zijne nagedachtenis in eere houden.
Bloemendaal, Augustus 1927. G. Vissering. | |
[pagina 11]
| |
Bouwwerken van Ed. Cuypers in Nederland en van het architecten- en ingenieursbureau Hulswit, Fermont & Cuypers te Weltevreden.Ziekenhuizen.Roode Kruisziekenhuis te 's Gravenhage. Gast- of Ziekenhuis te Dordrecht. Particuliere Ziekenverpleging te Dordrecht. St. Canisius Ziekenhuis te Nijmegen. Kinderziekenhuis te 's Gravenhage. St. Jozefsziekenhuis te Heerlen. (Diverse uitbreidingen). R.K. Ziekenhuis te Tilburg. Ooglijdersgesticht Dr. Yap te Djocjakarta. | |
Sanatoria.Sanatorium Dekkerswald te Groesbeek. Sanatorium Hoog Laren te Blaricum met een uitbreiding in 1925. Uitbreiding Sanatorium Oranje-Nassau-oord, Renkum. Gesticht voor vrouwelijke zwakzinnigen te Druten. | |
Scholen en pensionaten.Kennemer Lyceum te Bloemendaal. R.K. Hoogere Burgerschool en Lyceum te Eindhoven. St. Dominicus College te Neerbosch. Pensionaat en Bewaarschool der Ursulinen te Roermond. Middelbare Technische School te Dordrecht. Bewaarschool te Oss. Scholen der Ursulinen te Soekaboemi. Scholen der Ursulinen te Meester Cornelis. Scholen der Ursulinen te Bandoeng. Scholen der Ursulinen te Weltevreden. Scholen der Ursulinen te Malang. Scholen der Ursulinen te Buitenzorg. Scholen der Ursulinen te Gondangdia. Seminarium te Djocjakarta. Broederschool te Weltevreden. | |
Kerken en kapellen.R.K. Kerk te Korvel (Tilburg). R.K. Kerk en Pastorie te Oss. Kapel van het St. Jozefsziekenhuis te Heerlen. | |
[pagina 12]
| |
Kapel van het Sanatorium Dekkerswald te Groesbeek. R.K. Kerk te Langeboom. Kapel St. Dominicus College te Neerbosch. Uitbreiding R.K. Kerk te Heesch. Kapellen van de Retraitehuizen te Vught, Venlo, Spaubeek. Kapel van het gesticht voor vrouwelijke zwakzinnigen te Druten. Uitbreiding R.K. Kerk te Bovenkarspel. R.K. Kerk en Pastorie Gondangdia. R.K. Kerk te Kota Radja. R.K. Kerk te Djocjakarta. R.K. Kerk te Moentilan. R.K. Kerk te Ambarawa. R.K. Kerk te Malang. Kerk der Ursulinen te Noordwijk. Kerk der Ursulinen te Weltevreden. Broederkapel te Weltevreden. Ontwerp Vrijlegging Munsterkerk te Roermond. | |
Kantoor en bankgebouwen.Nederlandsche Bank te Maastricht. Verbouwing Nederlandsche Bank te Amsterdam. Verbouwing Nederlandsche Bank te Zwolle. Kantoorgebouw Lippman Rosenthal te Amsterdam. Amsterdamsche Bank te Amsterdam (Heerengracht). Amsterdamsche Bank. (Bijkantoor Sarphatistraat). Algemeen Handelsblad te Amsterdam, N.Z. Voorburgwal. Uitbreiding Algemeen Handelsblad te Amsterdam, Paleisstraat. Levensverzekering Maatsch. ‘Dordrecht’ te Dordrecht. Verbouwing en uitbreiding van de Twentsche Bank te Dordrecht. Verbouwing en uitbreiding der Hollandsche Stoomboot Maatschappij te Amsterdam. Verbouwing Kauffmann's Bank te Amsterdam. Javasche Bank te Batavia. Javasche Bank te Djocjakarta. Javasche Bank te Makassar. Javasche Bank te Padang. Javasche Bank te Medan. Javasche Bank te Semarang. Javasche Bank te Pematang Siantar. Javasche Bank te Palembang. Javasche Bank te Bandjermasin. Javasche Bank te Soerabaia. Javasche Bank te Pontianak. Chartered Bank te Batavia. Hongkong & Shanghai Banking Corp. te Batavia. Nederlandsche Handel-Maatschappij te Makassar. Nederlandsche Handel-Maatschappij te Bandoeng. Nederlandsche Handel-Maatschappij te Weltevreden. Internationale Crediet & Handelsvereeniging ‘Rotterdam’ te Batavia. Gebouw der Koloniale Zee- en Brandassurantie Maatsch. te Batavia. Kantoor van de M.U.C.H. te Weltevreden. Handelsvereeniging ‘Amsterdam’ te Soerabaia. Handelsvereeniging ‘Amsterdam’ te Medan. | |
[pagina 13]
| |
Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij te Weltevreden. Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij te Medan. Lindeteves Stokvis te Soerabaia. Lindeteves Stokvis te Batavia. Levensverzekering Maatsch. ‘Arnhem’ te Weltevreden. West-Java Handel-Maatschappij te Batavia. Bureau Hulswit-Fermont en Cuypers te Weltevreden. Borneo Comp. te Batavia. | |
Hotels.Hotel des Indes te Weltevreden. | |
Gemeentehuizen.Raadhuis te Noordwijkerhout. Raadhuis te Goirle. Raadhuis te Valkenswaard. | |
Spoorweggebouwen.Station te 's Hertogenbosch. 36 Stations van de Noord-Ooster Lokaalspoorwegmaatschappij. | |
Tentoonstellingen enz.Tentoonstelling te Brussel in 1910 (Ind. afdeeling). Tentoonstelling te Parijs in 1897. Fancy-fair, Paleis voor Volksvlijt in 1903. | |
Prijsvragen.Uitnoodiging voor de prijsvraag van het Vredespaleis. Uitnoodiging voor de prijsvraag van de Tweede Kamer der Staten-Gen. Derde prijs in de prijsvraag voor bebouwing Dam te Amsterdam. | |
Winkels.Firma Jansen, Spui te Amsterdam. Etienne Delaunoy, Kalverstraat Amsterdam. Verschillende winkels van Van Andel te Dordrecht, Amsterdam, Breda, Den Haag, Rotterdam, Leiden. Toko de Vries te Bandoeng. Apotheek Rathkamp te Weltevreden. Boekwinkel Kolff & Co. te Weltevreden. | |
Graf- en andere monumenten.Grafmonument van Van Deventer. Grafmonument van Van Menten. Grafmonument van Van Coster van Vrijenhoeven. Grafmonument van Van Vissering Westerveld. Grafmonument van Van Monseigneur Luypen. Grafmonument van Van Pastoor Kortenhorst. Grafmonument van Van Hulswit. Grafmonument van Smits van Oijen. Monument Regeeringsjubileum van den Sultan van Boeloengan. | |
[pagina 14]
| |
Retraite-huizen.Retraite Huis Loyola te Vught. Retraite Huis Manresa te Venlo. Retraite Huis St. Ignatius te Spaubeek. | |
Landhuizen, villa's en woonhuizen.Villa Simpang te Dordrecht. Villa Simpang te Den Haag. Villa 't Witzand te Blaricum. Landhuis Hooge Vuursche te Baarn. Landhuis Die Clinghe te Bloemendaal. Villa v. Oldenborgh te Dordrecht. Villa Roeper-Bosch te Zandvoort. Villa Walenburgh te Rotterdam. Villa Rouppe- Van der Voort te 's Hertogenbosch. Landhuis te Vilsteren (Pathuis Cremers). Villa Tjabring te Laren. Villa Geradts te Roermond. Villa Hoevenaar te Aerdenhout. Villa Prof. Bulbring te Noordwijk aan Zee. Villa Baurat Stoessel te Noordwijk aan Zee. Villa Dr. Graanboom te Noordwijk aan Zee. Villa Dr. Hoyer te Noordwijk aan Zee. Villa Van der Elst te Noordwijk aan Zee. Woonhuis Teixeira de Mattos te Amsterdam. Villa ‘Grijpsheert’ Zorgvliet den Haag. Dubbele Villa aan den Klatteweg te Den Haag. Villa te Nunspeet. Villa Rosenhage te Baarn. Villa Tjabring te Baarn. Villa Alsberg Museumterrein te Amsterdam. Woonhuis Boissevain Van Eeghenstraat te Amsterdam. Woonhuis Jan Luykenstraat 2 en 2a te Amsterdam. Woonhuis Wertheim. Roemer Visscherstraat te Amsterdam. Woonhuis Franco Mendes, Weteringschans te Amsterdam. Woonhuizen Stark, Amsteldijk te Amsterdam. Woningbouw voor de Eerste Ned. Verz. Maatschappij te Dordrecht. Woningbouw te Nieuwendam. Middenstandswoningen te Bloemendaal. Middenstandswoningen te 's Hertogenbosch. Woonhuis van Boekhoven te Utrecht. Rectorswoning Eindhoven. Pastorie Vlierden. Tuinmanswoning Die Clinghe te Bloemendaal. Woonhuis v.d. Laan te Soerabaia. Woningbouw O.T.O.N. te Amsterdam. Boardinghouse voor de Eerste Ned. Verz. Maatschappij te Dordrecht. Restauratie en verbouwing kasteel Sevensen te Zevenaar. Uitbreiding en verbouwing kasteel Eckart te Woensel. Uitbreiding en verbouwing kasteel Vlieck te Ulestraten. Verbouwing gebouw Malthezer Ridders te Utrecht. | |
[pagina 15]
| |
Fabrieken.Erven Lucas Bols fabriek ‘Het Lootsje’ te Amsterdam. Eckart's Meubelfabriek te Rotterdam. Uitbreiding British American Tobacco Co. (Holland) Ltd. Amsterdam. Uitbreiding fabrieken en kantoren van de firma Clos en Leembruggen te Leiden. Melkinrichting Prinsengracht te Amsterdam. Cigarettenfabriek van den Britsch American Tobacco Comp. te Cheribon. | |
Diversen.Havenloodsen Ned. Ind. Scheepvaart Etabl. Belawan. Stoops' Bad te Bloemendaal. Veiligheidsmuseum te Amsterdam. Zander Instituut te Amsterdam. Vacantiekolonie Bennoheim te Zandvoort. |