Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1927
(1927)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||||||
Levensbericht van Karel VosGa naar voetnoot1.Een maand vóór zijn vroegen dood zond Vos mij een fotografischen herdruk van de bladen van Menno's ‘Van de nieuwe creature’, een van 's mans dogmatische geschriftjes, ± 1538, in Oostersch gekleurd dialect geschreven. De scherpe en keurige foto's waren het werk van zijn 16 jarigen zoon, genomen naar het exemplaar ter Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek, door den vader vermeld in zijn ‘Leven van Menno Simons’, blz. 293 sub 2. Enkele dagen later schreef hij mij nog, dat ik dit geschenk te danken had aan mijne vaak gebleken liefde voor de geschiedenis zijner Broederschap. Ziedaar de man. Een onvermoeid en scherpzinnig kerkgeschiedvorscher, een vluggen zoon in zijn werk betrekkende en door hem geholpen, altijd bezig en bereid om van de vruchten van zijn onderzoek allen te laten genieten, bij wie hij liefde voor zijne studiën verwachten mocht. Doch niet de gansche man nog, en het is niet gemakkelijk aan de vele kanten van zijne persoonlijkheid recht te laten wedervaren. Want hij was een rijke en veelzijdige geest, zich in ernstige studie verdiepend en meteen midden in het leven van elken dag zich bewegend, politicus en journalist, maar vóór alles predikant, met snel gewekt enthousiasme en even ras wakker geroepen toorn, rust noch gemak begeerend, meedoogend voor misdeelden, maar scherp in zijn critiek waar hij onwaarheid vermoedde, met een door en door goed hart en toch - tragische bijzonderheid - soms kwetsend door eene heftigheid, waarvan hij het scherpe niet bevroedde. In alles een man van beteekenis, maar te weinig gewaardeerd en ‘te laat | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
gekend’, naar een weemoedig woord bij zijne begrafenis gesproken. De heer S. Spaans, die in het ‘Doopsgezind Jaarboekje’ voor 1927 hem herdacht, spreekt van zijne ‘ontembare begeerte om zich te uiten in woord en geschrifte’, hem van zijn studententijd af bijgebleven, verklaring van de lange rij zijner in 't licht gegeven studiën en de veelheid der vergaderingen, waar hij het woord voerde. Toch deed dit hem zijn gemeentewerk niet verzuimen: hij heeft zijn ambtsplichten getrouw waargenomen en voor wie zijn hulp behoefden hebben zijn huis en hart opengestaan. Rusteloos bezig zijn, gelijk hem zoo bijzonder kenmerkte, is dikwijls gevolg van nood en verdriet, een ontvluchten ervan, een zoeken van heul en troost in afleiding. Ik ben geneigd daaraan ook bij hem te denken. Hij heeft de smart over ziekten van dierbaren geproefd, toenemende doofheid heeft hem gekweld, erkenning en eer heeft hij veel minder gevonden dan hij verdiende en wist te verdienen; en zijn eigenaardig karakter, dat hem deed handelen naar de eerste helft van het voorschrift, ‘alles wat gij zegt moet waar zijn’, maar hem de tweede helft, ‘niet alles wat waar is behoeft gij te zeggen’ al te vaak deed vergeten, en waardoor hij dan een ontstemming wekte, die hij stellig niet begeerd had te veroorzaken - dit alles en misschien meer, dat wij niet kennen, mag de oorzaak geweest zijn van dat altijd bezige, waarvan de onrust in zijn persoon en werk wel openbaar werd. Jammer, is iemand geneigd te verzuchten; maar wij zijn die wij zijn en Vos had daarnaast veel ontvangen, waardoor hij eene persoonlijkheid is geworden over wie het de moeite waard is te schrijven, die ‘een voetspoor nalaat in den zandzoom van den tijd’, bij wiens dood de verslagenheid groot was en die in zijn gezin en daarbuiten in wijden kring bitter wordt gemist. Zijne vele gaven dan, zijn karakter en temperament met lust en last - hij moge er bij gedacht hebben aan Job's woord, dat ook hiervan geldt: zouden wij het goede van God ontvangen en het kwade niet? Ik moet eerst iets zeggen van zijn optreden met het gesproken woord. Over zijn redenaarseigenschappen heb ik geen oordeel: ik hoorde hem slechts een enkele maal; maar zeker zal hij ook dan vol leven geweest zijn. Behalve dan natuurlijk des Zondags voor zijne kleine gemeente, heeft hij vele politieke spreekbeurten vervuld en van 1901 af op tal van plaatsen (waarvan hij zorgvuldig aanteekening placht te houden) gedebatteerd met Hermans, Okma, Schaper, Van der Borch van Verwolde, Van Eyk van Heslinga en velen meer. Hij heeft het woord gevoerd voor den Bond van staatspensioneering, voor de departementen van het Nut (over Rembrandt, de Fransche overheersching, het kloosterleven in de 15de eeuw, Jan de Witt, den koning-stadhouder), voor de afdeelingen der vrijzinnig hervormden en van den Nederlandschen protestantenbond (De oorlog en het Godsbestuur), voor doopsgezinde ringen en het Groninger predikanten-convent, maar ook | |||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||
voor landbouwvereenigingen in Groningen (De moraal in het boerenleven en: Is Socialisatie van den landbouw wenschelijk?). Voeg daarbij, dat hij eerst tusschen zijn proponentsexamen in Juni 1900 en zijn beroep naar Woudsend in Februari 1903, propagandist voor het Nut en secretaris der liberale kiesvereeniging Rotterdam IV geweest is en daarna zitting heeft gehad in de besturen van afdeelingen van het Groene kruis, den Pensioenbond, Volksonderwijs, Anti-oorlogsraad, Volkenbond en Vrede, tuberculosebestrijding, van kiesvereeniging, nutsdepartement en in commissies uit de Algem. Doopsgez. Societeit ... en men zal niet twijfelen of deze man, velen beschamend door zijn ijver, heeft midden in de maatschappij gestaan en voor zijn deel bewezen, dat wie het druk hebben het meeste ten uitvoer brengen. Een vraag blijft altijd, hoe een mensch over zooveel niet alleen zijn tijd, maar vooral ook zijn belangstelling verdeelen kan? Naast het gesproken nu het geschreven woord. Wat Vos aan de pers heeft toevertrouwd is van verbijsterende hoeveelheid, verbazingwekkend niet òm die veelheid alleen, maar omdat er onder die massa zooveel werk is, slechts na langdurige, geduldige onderzoekingen mogelijk. Hij voerde een vlugge, daarom nog geen vluchtige pen, en, zoo ik van zijn onrust gerept heb, er is in zijn werk veel dat alleen in rustige bezonnenheid tot stand is kunnen komen. Ik heb er veel, niet alles van gelezen. Het begint, wanneer hij 16 is in de Vox gymnasii; als student bijdragen in den Studentenalmanak en een reeks artikelen in Propria Cures van 7 Februari 1895 tot 2 Februari 1901. Dan de journalistiek, een artikel, een asterisk, een ingezonden stuk in Nederlander, Nieuws v.d. Dag, Nieuwe Courant, N.R.C., Algem. Handelsblad, Vaderland, Leeuw. courant, Rotterd. Nieuwsblad; in Kerk. Courant, Maasbode, Hervorming. Zondagsbode, Westfriesche Kerkbode, De Protestant; in Sluit Schiedam, Vrede door recht, Voorzorg, De Ploeg ... maar aan het optellen is geen einde en in ander verband zal ik hierna nog veel, vooral tijdschriften, noemen. Voor de kennis van zijn persoon leert zijn dagbladwerk ons zijne voortdurende scherpe opmerkzaamheid, zooals hij daarginds in zijn verre pastorie te Middelstum hevig medeleefde met al wat er in het vaderland geschiedde, meteen sterk reageerde op wat hij las, zoodat ik mij hem voorstel altijd grijpend naar pen en papier en schrijvend, schrijvend .... Voor de kennis van zijn beginselen leert het ons, dat hij tot de liberale partij, later den Vrijheidsbond behoorde, ijverde voor geheelonthouding (zie b.v. Rotterd. Nieuwsblad 26 Nov. 1894 het begin van een serie tegen den alcohol), tegen het ultramontanisme (zie b.v. De grenswachter van 1898-1911) en nog meer tegen de anti-revolutionnairen en Kuyper's neo-kalvinisme. Van dat werk, om mijn kort bestek, één voorbeeld. Eene vriendelijke hand heeft op mijn schrijftafel een exemplaar van het Vaderland 1905 en 1906 gelegd, waarin onder den titel van ‘Uit de Friesche pastorie’ (Woudsend dus), | |||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||
te beginnen bij 31 Mei 1905, politieke artikeltjes van Vos voorkomen. Over Gods hand bij de stembus, wat hij geene christelijke maar eene oud-israëlietische spreekwijze vindt. Hier, 27 Juni, het zinnetje: ‘Trouwens de bestudeering van Fruin is in het algemeen zeer nuttig’. En nog eens, 12 Juli, over Invoerrecht en moraliteit met dit woord: ‘Wat zijn Fruin's verzamelde werken toch een goudmijn, ook omdat in zijn staatkundige geschriften zooveel rake opmerkingen te vinden zijn, waarmede wij zoo van harte instemmen’. En dan citeert hij V.G. X 230, ‘Wat nog erger was enz.’. En ten derden male, 5 Januari 1906, dat Fruin ook van zooveel belang is voor de krijgsgeschiedenis en dat het daarom zoo vreemd is, dat zoo weinig officieren op de uitgave zijner werken hebben ingeteekend. Men ziet welk een indruk - hoe kon het anders - de meester op Vos' ontvankelijk gemoed gemaakt had. Voor het overige, over bijzondere openbaring schrijvend, 27 Juni, herinnert hij er aan, hoe niemand minder dan De Savornin Lohman verklaarde dat de bijzondere openbaring onbruikbaar is voor de voorbereiding en totstandbrenging van wetten. Het manifest van prof. Hugo Visscher ‘sleept den godsdienst in de politiek’, 8 Juli. De R.K. kerk is geen staatkundige, maar een geloofspartij, 11 Juli. Het is onverstandig van dr. De Visser een kamerzetel te begeeren, want (oratio pro domo) een predikant mag aan politiek doen, wanneer zich dat bepaalt tot enkele brieven, enkele uren per jaar, maar geen kamerzetel innemen, d.i. alle dagen van het jaar, 15 Octob. 1906, vergel. 5 Octob. Maak van den godsdienst geen vangballetje, 4 Dec. 1906. Over Kuyper's gematigdheid ironisch, 4 Aug. 1905. Schrijvend over de Radboudstichting, 10 en 25 Aug. 1905, verklaart hij: ‘Wij zagen eene staatsbijdrage oneindig veel liever verleend aan eene roomsche stichting dan aan de Vrije Universiteit, omdat de roomsche wetenschap in veel opzichten ons naderbij staat dan de kalvinistische en in zich zelf de kracht heeft zich te verjongen en te vernieuwen, terwijl van de kalvinistische universiteit kan worden gezegd, dat zij vrij heet, omdat men vrij wordt gesteld van de wetenschap, mits men volgzaam en blind wil gelooven’. Den 11den Augustus 1905: Zoo is dan de man (Wirtz), die de openbare school het kind van het bijwijf noemde, tot districtsschoolopziener benoemd (te Winschoten) en zal haar dus wel de woestijn inzenden. Een chr. schoolhoofd, benoemd tot examinator schoon zelf zeven maal voor de hoofdakte gezakt, noemt Vos een zeldzaam zakexemplaar, 6 Nov. 1905. Zulke dingen schrijft men in Nederland niet en dus: ‘wij zijn aangevallen in de a.r. Rotterdammer’, 12 Aug. 1905, waarop hij antwoordt, 15 Aug., met het betoog dat de antirevolutionnairen de socialisten aan de stembus steunen. Hij wijst het predikantschap voor de vrouw volstrekt af, 14 Aug. Hij wil geen republiek, maar een protestantsch koningschap, 31 October 1905. De gebrekkige bijbelkennis van dit geslacht is beklagelijk, 13 Nov., maar het vertellen van onvoegzame bijbelsche | |||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||
verhalen op chr. zondagscholen een gevaar, 11 Nov. 1905. Tot zoover Vos' journalistiek. De theologie is Vos blijven beoefenen. Reeds zijn journalistieke arbeid bevat veel populaire theologie, Eli's zwakheid (Zondagsbode 4 en 11 Juli 1909), Mozes op Sinaï (Westfr. Kerkbode 17 en 24 Juli 1914), terwijl hij over Scheiding van Kerk en Staat en Het staatssubsidie aan de kerk schreef in De Nieuwe Courant van 1 en 3 Febr. 1913. Als proefschrift, door de Alg. Doopsgez. Societeit bij het proponentsexamen geëischt, had hij reeds eene studie geschreven over Zacharia I-VIII en zijne apocalyptische denkbeelden. In 1899 bevatte de Septemberaflevering van De Tijdspiegel een opstel van zijn hand over De psalmen van Salomo, en in Maart 1908 datzelfde tijdschrift een over De marteldood van den profeet Jesaia. Het jaar daarvóór leverde hij eene vertaling van Bousset's Jesus (Assen, Hansma, 148 bldz.). In Teekenen des tijds Aug. 1914 vind ik van zijne hand: Het evangelie van Petrus en De brief van Paulus aan de Laodicensen, terwijl hij in het Theolog. Tijdschrift van 1918, blz. 1-20 dat befaamde artikel ‘De zieleslaap en dr. A. Kuyper’ plaatste, 3 Dec. des vorigen jaars op het predikanten-convent te Groningen voorgedragen, waarin hij scherp en geestig aantoont, dat Kuyper's leer van den toestand na den dood geheel afwijkt van Kalvijn, maar overeenstemt met wat de 18de eeuwsche doopsgezinden reeds als een verlaten standpunt hadden afgewezen en nu betitelden als ‘curieuse neuswijsicheydt’. In het Aprilnummer 1916 van Vragen van den Dag, blz. 312-318, herdacht hij de voltooiing van Meyboom's levenswerk, t.w. zijne Oudchristelijke geschriften in Nederlandsche vertaling, met Clemens Alexandrinus gereed gekomen, waardoor hij ‘de letterkundige schatkamer der oude christelijke kerk voor ons geopend heeft’; terwijl hij nog tijd vond voor de correctie van Bakels' ‘Het Nieuwe Testament voor leeken leesbaar gemaakt, 1908’. Zoo is ook eenmaal C. Sepp, onze onvergetelijke kerkhistoricus, met nieuw-testamentische studiën begonnen. Vos heeft ook voor de homiletiek iets gegeven: in De Schatkamer van 15 Januari 1907 schetsen over Joh. 16, 32 en 1 Kon. 22, 19, van 15 Juli over Filem. 4, 6, 7, van 15 Aug. over Genes. 21, 19a, van 15 Jan. 1908 over Matth. 6, 9b; terwijl er ook preeken van hem zijn gedrukt, in Onze godsdienstprediking 1905 no. 4: ‘Der kinderen straf en zegen’, in Vrijzinnige godsdienstprediking 1 Octob. 1914: ‘Mozes op Horeb’. Vos' eigenlijk studiegebied echter was de geschiedenis, met name de kerkhistorie, en dààr weder vooral die van zijn eigen kerkgenootschap. Op dit terrein heeft hij uitnemend werk geleverd en hier liggen de aanspraken, die hij m.i. met nadruk kon doen gelden op een wetenschappelijk ambt. Het is er nimmer van gekomen, en met weemoed sta ik stil bij dezen arbeid van den man, ook op dit punt ‘te laat gekend’. Als inleiding daartoe zeg ik iets over de registers, die hij bewerkt heeft. Een geschied- | |||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||
kundig werk zonder registers is een vergrijp. Lord Campbell, de Engelsche kanselier in 1850 wilde van den letterkundigen eigendom iederen auteur uitsluiten, die een boek zonder index uitgafGa naar voetnoot1. Dit zij al te draconisch, iedere historicus weet welk een last zulke boeken geven. Maar een goed register maken is moeielijk, en wie een deskundige bereid vindt hem die taak uit de hand te nemen heeft reden tot dankbaarheid. Vos heeft herhaaldelijk (hoe vond hij den tijd voor wat zooveel tijd rooft?) registers saamgesteld, waarop men veilig vertrouwen kan. In 1902 schreet hij het register op F. Domela Nieuwenhuis' ‘Geschiedenis van het Socialisme’ I-III. Twee jaren later verscheen Cramer's ‘Het Offer des Heeren’ als deel II van de bekende Bibliotheca Reformatoria Neerlandica, en de voorrede vermeldt, dat ‘mijn met onze martelaarsliteratuur vertrouwde en nauwlettende vriend ds. K. Vos te Woudsend’ het register heeft samengesteld. Toen de uitgave van Fruin's Verspreide Geschriften gereed lag, verlangde de firma Nijhoff terecht registers. ‘Wij’, t.w. P.J. Blok en S. Muller Fzn. (P.L. Muller was 25 Dec. 1904 overleden) ‘begrepen dat verlangen, maar’ - onverwachte wending - ‘konden daaraan niet voldoen’Ga naar voetnoot2. Slechts gaven zij L.D. Petit's chronologische lijst der geschriften, waarmede de firma Nijhoff echter niet geheel voldaan was. Toen geviel het dat Vos, van wiens warme bewondering voor Fruin ik reeds gewaagde, een alfabetisch register op den inhoud bleek vervaardigd te hebben, dat hij der firma aanbood en wij thans vinden in Registers blz. 33-108. Wederom bewees hij dezen dienst aan zijn neef dr. W.J. Kühler voor zijn academisch proefschrift over Joh. Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen, in 1908 te Amsterdam verdedigdGa naar voetnoot3. In 1909 was Cramer gereed met dl. V der Bibliotheca, ‘Nederlandsche anabaptistica’, en Vos vervaardigde het register, ‘waarbij zijn scherpe blik mij soms zeer te stade kwam’Ga naar voetnoot4. En toen dl. VII in 1910 verscheen, ‘Zestiende-eeuwsche schrijvers over de geschiedenis der oudste doopsgezinden hier te lande’ kon Cramer getuigen dat Vos ‘niet alleen weder voor het register en, naast eene andere trouwe hand, voor de zorgvuldigste correctie gezorgd (had), maar dat ook zijn kennis van onze 16de eeuwsche vaderen hem voor meer dan eene aanteekening (was) ten goede gekomen’Ga naar voetnoot5. Eindelijk, alsof dit nog niet genoeg ware, is het Vos geweest, die het register heeft samengesteld op de eerste vijftig jaargangen der Doopsgezinde Bijdragen, 1861-1910, benevens op S. Muller, Jaarboek voor de doopsgezinde gemeenten 1837-1850 en D.S. | |||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||
Gorter, Godsdienstige lectuur voor Doopsgezinden 1854-1858. Tegelijk met den 52sten jaargang der Bijdragen, 1912, verzonden, werd het ook afzonderlijk verkrijgbaar gesteld. Ik heb ze alle (behalve dat op het boek van Domela Nieuwenhuis) herhaaldelijk gebruikt en altijd juist bevonden. Wat nu de vaderlandsche geschiedenis aangaat, hier ken ik van Vos alleen maar dagblad- en tijdschriftartikelen van kleinen omvang. Er zijn opstellen over tijdgenooten bij, Fr. Haverschmidt (Rotterd. Nieuwsbl. 22 Jan. 1894), C.P. Tiele (aldaar 17 Dec. 1900 en het Zondagsblad van Rotterdam 15 Dec. van dat jaar), C.B. Spruyt (De Wereldkroniek van Mei 1901), J.P. Heye (in Bloemlezing uit de volksdichters, ed. R.v.d. Veen en K. Vos, Wereldbibl. 1909, 1913 2), daarnaast over talloozen uit vroeger tijd, te veel om te noemen. Vluchtig werk vaak, ongerijpt in den beginne, doch telkens degelijker als vrucht van grondiger onderzoek. Zoo had hij b.v. als jongen van 16 jaar over Erasmus geschreven; 33 jaar later wijdde hij hem weder een studie in de 13de aflevering van het ‘Mennonitisch Lexicon’, 1923, waarin hij aantoont, vooreerst dat Erasmus invloed op Menno heeft geoefend, zooals blijkt uit tal van citaten bij Menno uit Erasmus' werken en dan, dat de meerderheid der Nederlandsche doopsgezinden in de 16de eeuw met Erasmus den vrijen wil leerden, waardoor zij in de latere theologie een tegenwicht tegen het dogma der praedestinatie zouden geven. Zoo zijn wij dan tot de mennonitica gekomen, die de grootste plaats in het werk van Vos beslaan. Vermelden wij vooraf nog, dat hij in de Remonstrantsche Broederschap van 1901 en 1911 de resultaten der volkstelling voor het remonstrantsche kerkgenootschap gaf, wat hij ook voor het zijne deed (een van zijn stokpaardjes) en dat hij in De Tijdspiegel van Juni 1915 over Gisbertus Voetius schreef naar aanleiding van A.C. Duker's magistrale boek over Voet, dat immers in dat jaar met de registers zijne voltooiing schitterend had bereikt. Om Vos als geschiedvorscher en -schrijver der doopsgezinden te leeren kennen en bewonderen moet men vooreerst de jaargangen van De Zondagsbode bestudeeren te beginnen met, voorzoover ik heb gezien, 10 Januari 1897, in welk nummer Vos iets mededeelde uit de notulen der Vereen. Doopsg. gemeente te Rotterdam. Ik kan er niet aan denken uit den overvloed ook maar een keus te doen, ook zijn volstrekt niet alle artikelen aan anabaptistica gewijd; maar telkens en telkens treffen ze door puntigheid, frischheid en nieuwheid; in de oudere is ook veel dat Vos later herzien, uitgebreid of verbeterd heeft. Dit zal ons nog blijken. De beoefenaar van Vos' arbeid kan dan de iets uitgebreider studies ter hand nemen, die hij in de Geschriftjes ten behoeve van de doopsgezinden in de verstrooiing gegeven heeft. In no. 28 en 29, 1909, schreef hij over Onze doopsgezinde sociëteiten en over Oranje en de Doopsgezinden. In no. 33 van het volgend jaar over Adam Pastor, een der uitnemendste figuren | |||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||
onder de oude anabaptisten. Reeds in 1909 had Vos over hem gehandeld in de Doopsgezinde Bijdragen bl. 104-126, ter aanvulling van Cramer's arbeid in Bibl. Ref. Neerl. V, en wel op grond van nieuwe bescheiden (Rijksarchief te Arnhem) ‘Confessien van etzlicken gevangen van wederdoperie tot Ahuys’, ‘De bekentenis van Teunis van Haestenrade’ en de aktenstukken van eene vervolging te Zutfen in 1549, welke hij in bijlagen afdrukt. Ze geven belangrijk nieuws over Adams werkzaamheid in het Deventersche en Zutfensche, en het artikel teekent Vos' soliede en bezonnen wijze van werken. De genoemde ‘Confessiën’, waarin zooveel over Pastor, niet in die bijlagen afgedrukt, heeft hij toen later uitgegeven in Nederl. Archief XI, 1914, bl. 257-270, terwijl hij in De Zondagsbode van 28 Mei 1922 nog eens over hem schreef, thans naar aanleiding van een door dr. C.P. Burger ontdekt boekje van Adam ‘darinne dat Pater noster wert wtgelecht unde verclaert’. Blijkbaar liet Pastor hem niet los (in 1912 had hij hem ook nog een kort artikel gewijd in Nieuw Ned. Biogr. Woordbk. II 1078), en wij moeten ons verheugen, dat hij over dezen hoogstaanden man, een dooperschen unitariër en derhalve wegbereider van het Socinianisme in Nederland, maar daarom ook door de broeders uitgestooten, ons zoo voortreffelijk heeft ingelicht. En, al was Pastor in Westfalen geboren, hij behoorde tot de onzen, in ons land arbeidend, in onze taal schrijvend, in ons land zijne sporen nalatendGa naar voetnoot1. Dat Menno en de zijnen hem uitstieten, is verklaarbaar, gemerkt de verspreiding der sociniaansche ketterij in eigen gelederenGa naar voetnoot2. Ook daaraan heeft Vos zijne aandacht gewijd: ‘Sociniaansche bewegingen onder de doopsgezinden in de 17de eeuw’, in Nederl. Archief XI, 1914 bl. 332 -341. Het is in dit artikel dat hij tegen de ‘legende’ (zooals hij het juist zegt) front maakt, dat de doopsgezinden vroeger nimmer eene geloofsbelijdenis zouden bezeten hebben, terwijl juist elke fractie haar eigen confessie had en zij in plaats van anticonfessioneel ‘peuterachtig dogmatisch’ (bl. 336) geweest zijn. Over het Socinianisme in Stinstra's tijd onder de doopsgezinden weet ik niet dat Vos geschreven heeft; maar dat hij met het onderwerp altijd bezig was, toont ten overvloede nog zijne studie ‘Martelaars uit Gelderland 1550’ in Nederl. Archief X, 1913 bl. 252-268, waarin zooveel kostelijke gegevens over het godsdienstig en maatschappelijk leven dier Geldersche anabaptisten en hun lijdensmoed. Ik kan niet nalaten den wensch uit te spreken, dat Adam Pastor nog eens de stof voor een academisch proefschrift zal leveren. Van de genoemde geschriftjes voor de doopsgezinde diaspora | |||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||
bevat no. 43, 1916, van Vos ‘Twee brieven van Menno Simons’, waarop ik terugkom, en no. 44, van datzelfde jaar, ‘Balthasar Hubmaier’. Reeds in De Zondagsbode van 26 Juli 1914 had hij op dezen grootsten onder de Zuidduitsche doopers gewezen. Gelukkig! Want deze man, de meerdere zelfs van Denck en Satler, is door zijn eigen aanhangers vergeten. Hoogleeraar te Ingolstadt en (het doet mij leed het te moeten zeggen) hevig Jodenvervolger, onderging hij Luther's en Zwingli's invloed, maar ontwikkelde zich zelfstandig, prediker van een vergeestelijkten godsdienst, waarbij de werken der liefde het noodwendig gevolg van het geloof zijn en berouw over onze zonden de weg ter rechtvaardiging is. Alleen de doop der volwassenen mag evangelisch heeten, het avondmaal is herinnering- en liefdemaaltijd beide, een christelijke overheid is noodzakelijk en het voeren van het zwaard geoorloofd. Van communisme, polygamie en chiliasme, zooals de Munsterschen bij ons in praktijk zouden brengen, staat hij verre. Vos zegt terecht, dat hij met Menno gelijk dacht over de sleutelmacht der kerk (want ook de doopsgezinden hebben hun kerk gehad) en dat hij de menschwordingsleer van Hoffman voorbereidt. Fridberger, zooals hij ook heet, is 10 Mei 1528 te Weenen verbrand, zijne vrouw, Elsbeth Hügline, verdronken. In no. 47, 1918, behandelde Vos de avondmaalsbediening bij de doopsgezinden, van belang o.a. om de nauwkeurige beschrijving van oud avondmaals ... zilver, neen vaak steenen kommen en kruiken. Helder en op tal van gronden schrijft hij in no. 52, 1924, over de weerloosheid, gelijk hij reeds, korter, in De Zondagsbode van 30 Jan. 1916 gedaan had. Wanneer de vaderen in de 16de eeuw zich weerlooze christenen noemden, was dit geen antimilitairisme, maar het sterkst mogelijke frontmaken tegen Munsterschen en ‘zwaardgeesten’. Van veel belang is Vos' betoog over de weerloosheid in later tijden, toen b.v. zeevaart, handel en visscherij geen weerlooze mannen gebruiken konden. Men zal gaarne hooren, dat Vos op het eind zich verklaart voor ‘intensieve internationale propaganda voor den vrede’. Het treft ons telkens, hoe geheel Vos van zijne onderwerpen vervuld was en ze niet kon loslaten. Zoo met eene andere merkwaardige figuur uit de doopersche kringen der 16de eeuw, Leenaart Bouwens van Sommelsdijk, die meer dan één tot den bloei der broederschap heeft bijgedragen. Zijn goed bijgehouden dooplijsten 1551-1568 bevatten de namen van 10.000 doopelingen (hoe machtig is de beweging der anabaptisten toch geweest!) tot diep in België toe. Meteen was hij de leider der strenge fractie, die ook Menno tot zijn rigorisme in zake ban en echtmijding heeft verleid. In een noot in Doopsgez. Bijdragen 1909, bl. 117 herstelt hij eene vroegere dwaling, alsof Leenaart schoolmeester te Aken zou geweest zijn. Daarna handelt hij over den man in de Bijdr. en Meded. van het Histor. Gen. te Utrecht 1915 en in den Gron. Volksalmanak van datzelfde jaar. Uit Leenaarts dooplijst (d.w.z. | |||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||
de oudste copie ervan in 1714) gaf Vos ook een lijst van oudsten vóór de groote scheuringen, en na 1602 van die bij de Harde Vriezen of het Jan Jacobs volk. In die lijst is het dat ons de korte aanteekeningen in margine zoo treffen: ‘1540 Doen is Obbe Philipsen afgevallen. 1547 is afgevallen Adam Pastor. 1551 Jes afgevallen Gillis van Aken’. Over dezen laatsten oudste, ook van zoo groot belang in de geschiedenis der doopsgezinden, 10 Juli 1557 te Antwerpen na herroeping onthoofd, schreef Vos reeds in De Tijdspiegel van Augustus 1905 en daarna nog eens in een hoofdstuk van zijn natuurlijk nog te noemen Menno-biografie, bl. 95-99, waarin hij uit zijne rijke kennis de juiste data uit het leven van dezen al te vurigen rigorist vaststelt. In de latere geschiedenis van zijn kerkgenootschap was Vos even goed thuis. Zoo handelde hij over Reyer Anslo in De Zondagsbode van 2 Maart 1902, daarna in De Gids van Mei 1906. En, toen dr. H.H. Knippenberg 26 Mei 1913 te Amsterdam gepromoveerd was op ‘Reyer Anslo, zijn leven en letterkundig werk’, schreef Vos daarover twee uitvoerige artikelen in De Zondagsbode van 11 en 18 Januari 1914, als altijd scherpzinnig en goed gedocumenteerd. Daaraan ontleent ook de lof dien hij dr. K. geeft beteekenis: ‘dat de jonge doctor kennis van zijn onderwerp tot in de fijnste détails blijkt te bezitten’. Doch meteen handhaaft hij terecht dat Anslo, na zijn overgang, als dichter weinig meer heeft geleverd, en voorts, dat die geheime overgang in het voorjaar van 1649 moet geplaatst blijven. Met begrijpelijke verontwaardiging citeert Vos dr. K.'s dan ook wel zeer laatdunkend en mal vonnis, dat ‘de heer Vos zich van den godsdienstigen toestand in Nederland tegen het midden der 17de eeuw bijzonder slecht op de hoogte toont’. Maar hij, de grondige kenner van doopsgezinde archivalia en literatuur, antwoordt er alleen op met de rustige opmerking, dat ‘men, om de historie der mennisten goed te kennen en te begrijpen, meer moet weten dan wat dr. K. citeert uit een paar bladzijden van het geheel verouderde werk van Blaupot ten Cate’. En zoo is het ook inderdaad. Aan het einde van dit nog zeer onvolledig overzicht over Vos' biografischen arbeid, sta nog de vermelding van zijne studie over het ‘Menniste zusje’ in Nederl. Archief VII, 1910, bl. 325-336, waarin hij zich zoo thuis toont in de tallooze fracties onder de oude anabaptisten en voorts aannemelijk maakt, dat de bron der insinueerende uitdrukking te vinden is in de Sermoenen van Broêr Cornelis, die hij, evenals wij, voor echt houdtGa naar voetnoot1. Ik gun mijzelven het genoegen hier nog te wijzen op de bekoorlijke afbeelding van een echt menniste zusje 50 jaar geleden, draagster nog van het oude kostuumGa naar voetnoot2 en daarnaast te herinneren aan die twaalf jonge dochters van | |||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||
Ballum op Ameland in 1780, die eerst de vermaning haar jaarlijksche schoonmaak geven en daarna ... ‘hebben drie wagens gehuurd en hebben ereis pleiziert’Ga naar voetnoot1. Het laatste genoeglijke trekje is ontleend aan de lokale doopersche geschiedenis, waarvan ik indertijd den lof gezongen hebGa naar voetnoot2. Ook daaraan heeft Vos het zijne gedaan, maar hij vertelt niet zoo prettig als K.S. Gorter van Ameland of H. Bakels van WarnsGa naar voetnoot3. Daarom was het hem ook niet te doen. Hij heeft ons de uitwendige geschiedenis van enkele gemeenten gegeven, Rotterdam en Delfshaven (eene gemeente die in 1730 te niet ging), in Rotterdam in den loop der eeuwen II, 2, 1-48, 1907; Ouddorp-Goedereede in Doopsgez. Bijdr. 1907, 102-169 (in 1852 te niet gegaan); Middelharnis-Sommelsdijk in Doopsgez. Bijdr. 1908, 106-115 (in 1816 opgeheven); Schiedam in Doopsgez. Bijdr. 1909, 156-168 (25 October 1756 koopt de stad de menniste kerk, die niet meer werd gebruikt voor ƒ 1200 ten behoeve der lutherschen); 's Gravenhage in het Maandblad dier gemeente Juli 1914; eindelijk Antwerpen in Bulletin de la Comm. Royale d'Hist. de Belgique LXXXIV, 1920, p. 311-390. Het is alles wederom zelfstandig, uit archivalia geput werk, de feiten en data nauwkeurig vastgelegd; maar ik moet mij hier tot enkele aanteekeningen beperken. Over Rotterdam had Vos reeds geschreven in De Zondagsbode van 10 Jan. 1897, 24 Apr. 1, 8 en 15 Mei 1898, en over den bekenden leeraar Jan Jansz. Schot, onthoofd te 's Gravenhage 10 April 1534, in Doopsg. Bijdr. 1905, 169-175. Daar hield hij Schot nog voor den oom van Margaretha de landvoogdesGa naar voetnoot4, later bleek hem uit de bekentenis van Jan van Leiden (in J. Niesert, Münst. Urk. Samml. I 176) dat hij zich vergist had (‘tho Rotterdam is einer gedopt Johan Schotte ein schilder’); en daar ik in mijn Geschiedenis der hervorming binnen Leiden bl. 220 noot 2 deze bijzonderheid van hem had overgenomen, haastte hij zich mij per briefkaart beter in te lichten. Want zoo was hij: altijd bezig en altijd bereid tot mededeeling. Hoevele van zulke briefkaarten bewaar ik van hem! Over de bekende davidjoristische martelares te Rotterdam Anneke (de Lind, geb.) Jans, verdronken Januari 1539, schreef hij nog later in het Rotterdamsche Jaarboekje van 1918. J. Craandijk had reeds in Doopsgez. Bijdr. 1864, 102-123 mededeelingen gedaan uit het resolutie-boek der Rotterdamsche gemeente, 1771-1801. Hem was toen de verhouding der Rijnsburger Collegianten tot die gemeente nog duister, Vos heeft haar thans opgehelderd. Aan zin voor den humor der historie | |||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||
ontbreekt het hem allerminst: ‘In 1795 exerceert de Middelharnisser burgerwacht lustig in de menniste vermaning!’ Over 's-Gravenhage, eene gemeente, die in 1752 te niet ging, maar in 1881 weder werd opgericht, mede door de goede zorgen van Leiden en haar leeraar dr. C. Sepp, schreef G. ten Cate reeds in Doopsg. Bijdr. 1869, 360-79. Ik mag hier aanteekenen, dat Weynken Claesdr. van Monnikendam, 20 Nov. 1527 te 's Gravenhage verbrand, volgens De Hoop Scheffer, Kerkhervorming bl. 581 vlg. anabaptist, volgens Van Slee, Nederl. Archief 1927, bl. 136 sacramentist was. Zij was het inderdaad, gelijk ik dat in Ontstaan v.h. protest., bl. 158 reeds voorstond, wat aan Van Slee ontgaan is. De genoemde studie over Antwerpen eindelijk behoort tot het beste wat uit Vos' pen gevloeid is; ontroerend zijn de bladzijden 352 vlgg. over de pijniging en vuurdood, 25 Mei 1569, van den voortreffelijken oudste dier gemeente, Herman van der Greyn, die ik ter lezing aanbeveel aan allen, die voortgaan deze martelaren voor half-onnoozele, geesteskranke dwazen te houden. Met een anderen oudste, Hans Busschaert, gelukkig op zijn bed gestorven, heeft het avontuur op den reiswagen plaats gehad (‘zij zeggen dat hij er niet in is’), dat later op Menno's naam gezet is. Menno. Het was te verwachten, dat Vos zich in het bijzonder met hem zou bezig houden. Inderdaad verscheen in 1914 bij E.J. Brill te Leiden zijne groote Menno-biografie. Er was heel wat studie aan voorafgegaan. In De Zondagsbode van 9 April 1899 over Menno Simons in voorz. reiswagen; van 19 April 1903 over een portret van Menno; in Doopsgez. Bijdr. 1912, 14-29 over jaartallen uit het leven van Menno Simons; in De Zondagsbode van 21 Sept. 1913 Nieuws over Menno, I en van 1 Maart, 3, 17, 24, 31 Mei, 21 Juni 1914 verder nieuws, in hetzelfde jaar derhalve, waarin het boek verscheen. Laat mij er bij mogen voegen dat ook daarna het onderwerp Vos naar zijne gewoonte vasthield. In De Zondagsbode van 17 Octob. 1915 nog eens nieuws over Menno; van 13 Febr. 1916 over Menno Simons en Menno Coehoorn; in datzelfde jaar in de vroeger genoemde geschriftjes voor de diaspora no. 43 over twee brieven van Menno; in De Zondagsbode van 7 Jan. 1917 over Menno in Groningen; 9 Dec. 1917 over een nieuw portret van Menno; 17 Maart 1918 nog eens nieuws over Menno; 20 April 1919 eene aanvulling op (z)ijn Menno-biografie; in de studie over Antwerpen 1920 over dien daareven genoemden Herman van der Greyn, die immers Menno's uitbanningswoede bestreed. Men mag dus zeggen dat Vos zijn gansche leven met Menno bezig is geweest, meteen natuurlijk de overige ontzaglijke literatuur over hem verwerkend. En sinds Febr. 1926 arbeidde hij aan een nieuw, groot werk, eene uitgave der opera, die hij in de voorrede der biografie noodzakelijk had genoemd. Maar de voleindiging van deze taak heeft zijn vroege dood geschut. In deze biografie dan ligt al het over en van Menno geschrevene, | |||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||
kritisch geordend en beoordeeld, vóór ons, een zelfstandig werk met eene eigen meening, die de schrijver ook tegen geleerden van gezag handhaaft. Tegenover Hoekstra's geringschattend oordeel over Menno (gevolg, zegt Vos, van zijn gemis aan historische kennis en begrip van de taal der 16de eeuw, terwijl hij de vele geschriften van het tijdperk nimmer las) teekent Vos ons den man in zijn geheel eenigen invloed, waardoor hij de doopersche beweging, na Obbe's afval, heeft gered en jaren lang haar geestelijk hoofd en leidsman geweest is. En stellig heeft Vos hier tegen Hoekstra gelijk. Wat hij, bl. 215 vlgg., op dit punt zegt is niet te kras. Tegenover De Hoop Scheffer stelt hij nieuwe jaartallen vast, geboorte Januari 1496 (i. pl. v. 1492), priester 1524, uitgang 1536, dood 1561. Ook hier is zijn betoog, bl. 166-184, overtuigend. Wel verre ook wijkt hij van hem af in zijne opvatting van den oorsprong der anabaptisten in ons vaderland, die hij van Zürich en de Zuid-duitschers losmaakt en uitsluitend terugbrengt tot Hoffman. De melchiorieten zijn gerecruteerd uit de nieuwgezinden der eerste periode. Dit laatste schijnt mij juist (Kühler heeft onlangs recruteering uit de broeders des gemeenen levens bepleit), het verband met Zuid-Duitschland, o.a. door Hendrik Rol, dwingt niets ons los te laten. Vos laat voorts Menno dicht tot de Munsterschen naderen, ‘onze lieve broeders, die een weinich gedoolt’ hebben. Waarom zouden wij dit loochenen? Hij heeft zich aanvankelijk onder de bondgenooten geschaard, maar van hunne uitspattingen zich aanstonds afgewend. Menno en Jan Beukelsz. komen beiden uit Hoffman voort (38)? Beter te zeggen, dat het revolutionnaire en het stille element van den beginne in het anabaptisme aanwezig zijn. Reken ik dit boek derhalve eene groote aanwinst voor onze kerkgeschiedenis, ik erken dat de samenvoeging der deelen zwak is, eene reeks van kleine capita (waaronder over bijfiguren) gevolgd door een aantal bijlagen, die meer dan 1/3 der bladzijden beslaan en waartusschen het verband soms los schijnt. Toch was het indertijd zeer onbillijk het boek een ‘magazijn van geschiedkundige particulariteiten’ te noemen, zooals Ten Cate in De Hervorming van 23 Januari 1915 deed. Het is één geheel, al had ik het synthetischer en beschouwender willen hebben, met wat helderder licht ook op Menno's eigenaardige vroomheid; maar een voortreffelijk boek nochtans. Zijne opvatting van de doopersche beweging als niet geestelijk maar revolutionnair heeft hem in de laatste jaren zijns levens nog in heftige polemiek gebracht. Men leze daarover zijne belangrijke ‘kleine bijdragen over de doopersche beweging in Nederland tot het optreden van Menno Simons’ in Doopsgez. Bijdr. 1917, 74-202, zijne ‘Opmerking over de doopersche beweging in ons land’ in Theolog. Tijdschrift 1918, 154 vlg. en zijne ‘Revolutionnaire hervorming’ in De Gids van 1920, IV 433-450. In de literatuur Van Moerkerken's roman ‘Het nieuwe Jeruzalem’. Tegen Vos toen W.J. Kühler in Doopsgez. Bijdr. 1919, 1-90, | |||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||
G.J. Boekenoogen in De Zondagsbode van 26 Dec. 1920, 2 Jan. 1921, 9 Jan. 1921 en weder Kühler in De Gids van 1921, III 249- 278. Ik schaar mij nog altijd aan de zijde der laatsten. De Amsterdamsche beroerte is, als men wil, eene proletariërsbeweging, maar slechts een klein getal anabaptisten nam er aan deel; veel grooter was ook toen het aantal stille doopers, die in de volgende jaren der zware vervolging verreweg de meerderheid vormden, gelijk de martelaars uit het Offer des Heeren stellig geen proletariërs, maar ontwikkelde, soms geletterde en vaak niet onbemiddelde burgers zijn. Vos zelf denkt daar voor Antwerpen ook zoo over in zijn genoemd artikel bl. 323 vlg. En Munster met zijn gruwelen is een tusschenspel, dat de ontwikkeling van het stille, weerlooze anabaptisme een oogenblik afbreekt, maar geenszins tegenhoudt. Met recht heeft Vos op deze revolutionnairproletarische groep licht laten vallen; dat hij het gansche anabaptisme er toe rekent blijf ik onverklaarbaar vinden. Ook is het waar, dat hij onvolledig aanhaaltGa naar voetnoot1. Aan Spaans ontleen ik, dat hij later heeft verklaard toch misschien te veel beteekenis aan die zijde der beweging te hebben gehecht. De stijl in Vos' werken is niet meesleepend, maar helder en zonder omwegen, zooals hij zelf was. Zijn taal is zuiver, met kleine vlekjes als ‘de Kuypersche opvatting’ (Theolog. T. 1918 bl. 4), en met zekere verslaafdheid aan den passieven, slappen vorm b.v. ‘is de bekentenis door mij reeds gepubliceerd’; ‘deze dooplijst wordt door mij medegedeeld’ (Nederl. Archief X 253, 342); ‘is door mij het vermoeden uitgesproken’ (Rotterd. i.d. loop d. eeuwen II, 2, 5). Aardig is ‘dienaarlijke vergadering’ (ald. 15). In 1926 maakte de Groninger Sociëteit zich gereed tot de viering van haar 100-jarig bestaan. Vos zou hare geschiedenis schrijven, het stuk was gereed; maar toen overviel hem zijne ziekte, een ander las zijn werk voor en thans heeft de Sociëteit het ter eere zijner nagadachtenis uitgegeven. Ik heb het niet onder oogen kunnen krijgen; maar mij trof de opmerking, dat er meer rust en grooter bezadigheid van oordeel in te vinden is dan vaak in vroeger studies. De Groningsche gemeente kocht het doopsgezind gedeelte zijner bibliotheek en plaatste dat in de | |||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||
Universiteitsbibliotheek te Groningen. Daar bevindt zich ook al zijn eigen werk. Zijn portret vindt men bij het genoemde opstel van Spaans en bij een ander van prof. Lindeboom in den Gron. volksalmanak voor 1927 tegenover bl. 78. Bij zijne begrafenis was er een rouwdienst in de doopsgezinde kerk te Middelstum, en wie daar het woord voerden getuigden van hun eerbied voor den rechtschapen, geheel bijzonderen mensch en geleerde en van de smartelijke ontroering, door zijn vroegen, onverwachten dood bij zoovelen gewekt. Den schrijver dezer bladzijden rest nog slechts om de zwaarstbeproefde, mevrouw G.A. Vos-Schipper, zijnen dank te betuigen voor het afstaan van zooveel papieren, die hem bij zijnen arbeid zijn te stade gekomen. Moge zij, mogen zijne kinderen en vrienden dit In memoriam den betreurden doode niet onwaardig oordeelen.
29 Juni 1927. L. Knappert. | |||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||
Lijst der geschriften van Ds. K. Vos.
|
1890 | Over Carolus. Vox Gymnasii. 2e Jrg. No 4. Twee prettige vacantieweken. Idem. Over Erasmus. Idem. Over Ludovicus. Idem. Vier berichten. Idem. |
1892 | Gedenkdagen. De Huisvriend, blz. 472. |
1893 | Maria Huart. De Huismoeder, 8 Jan. Mededeeling over Gysbrecht van Amstel. Tijdschrift voor Geschiedenis en Aardrijkskunde, Juli. |
1894 | Herinneringsdagen 8 Jan.-31 Dec. Eigen Haard. Op tot den strijd naar Kallinos. Vox Gymnasii, 9 Juli. Hermes als bruiloftsschenker, naar Sappho. Idem. |
1895 | De Almanak van 1895. Propria Cures, 7 Febr. Het mengelwerk van den Almanak. Idem. Uit de gedenkschriften van Satan. Idem, 21 Febr. Verslag Geheel-Onthoudersvereeniging. Idem. Psalm der vervloekinge. Idem. Aan E.S.D. Idem, 7 Maart. Het Stukje van D. van Waeghe. Idem. In Memoriam, Simon Smit Hzn. Idem, 16 April. Nicolaas Simon van Winter. De Wereldkroniek, 20 April. Verkeerde uitlegging. Propria Cures, Mei. Bier. (Contra Dr. Snijders.) De Nederlander, Juli. Alcohol-Geheel-Onthouding. De Hervorming, 6 Juli. Repliek. Idem, 20 Juli. Over N.I.A. Propria Cures, 24 Aug. Over Propria Cures. Idem, 20 Dec. |
1896 | Circulaire opgesteld. Mixta J.M. Vos Mzn voor Wenk en Berkhoff. Critiek op Gysbrecht van Amstel. Uitgegeven door Dr. C. Ph. Meyer. Noord en Zuid, blz. 253, 381. Zomerochtend. (T.g.T.) Amsterdamsche Studentenalmanak. In de Varia de Nrs 1, 7, 9, 16, 17, 19, 22, 23, 27, 38 en 39. Idem. De Pannekoek. Idem, blz. 163-164. Het ontluiken. De Kunstwereld, No 13. Een vriendelijk verzoek. Propria Cures, 1 Febr. Een hoogst belangrijke ontdekking. Idem, 22 Febr. Een toevoegsel op Daniel. Idem, 7 Maart. |
1897 | Bähler's Referaat over dienstweigering. Propria Cures. Uit de notulen der Vereen. Doopsgez. Gem. te Rotterdam. Zondagsbode, 10 Jan. De nieuwe vertaling van het Oude Testament. Propria Cures, 23 Oct. Bavincks Dogmatiek, II. Idem. |
1898 | Een Doopsgez.-Luit.-Adm. in de 17e eeuw. Zondagsbode, 24 April. Uit de notulen van de Waterl. gem. te Rotterdam. Idem. Uit de geschied. onzer gemeente te Rotterdam. Idem, 1, 8, 15 Mei. Een doopkwestie te Delft. Idem, 17 Juli. Bijdrage tot de kennis der woelingen in 1672. Idem, 7 Aug. Predikanten bij de Waterl. gem. te Rotterdam. 1660-1700. Idem, 14, 21 Aug. Eerste-jaars-verwaandheid. Propria Cures, 27 Aug. Bericht Rotterdam. Zondagsbode, 11 Sept. Pieter de Jager te Leiden en te Rotterdam. Idem, 18, 24 Sept. Den Heer M. Huizinga. Propria Cures, 1 Oct. De Knorcantate. Idem, 15 Oct. Nog eens de predikant Bruna. De Grenswachter, 22 Oct. Naar aanleiding van eenige kritieken op H. van Suylenburg. Propria Cures, 5 Nov. Christelijke Moraal. Idem, 28 Nov. |
1899 | Zacharia 1-8 en zijn apocalyptische bestanddeelen. Semin. proefschrift. De Vrouwenquaestie. De Amsterdammer, 8 Jan. Bibliotheek en Archief. Zondagsbode, 16 Jan. Twee vragen. Idem, 19 Maart. Menno Simons in den reiswagen. Idem, 9 April. Schaepman-Bolland. De Grenswachter, 15 en 22 April. Zielmissen. Idem, 29 April. De Doop op Belijdenis toebediend aan doofstommen. Zondagsbode, 4 Juni. De Psalmen van Salomo. Tijdspiegel, Sept. Roomsche Aalmoezeniers. De Nieuwe Sprokkelaar, 22 Sept. Petrus en het primaat in de oude Kerk. De Grenswachter. 23, 30 Sept. Ritueele moorden. De Nederlander, 30 Sept. en 28 Nov. Sloet's Bollands lichtkogels. De Grenswachter, 7 Oct. De nieuwe Hoogleeraar. Propria Cures, 14 Oct. Döllingers Pabstfabeln. De Grenswachter, 21 Oct. Paus Griacus. Idem, 21 Oct. Paus Marcellinus. Idem, 28 Oct. Constantijn. Idem, 4 Nov. Silvester. Idem, 4, 18 Nov. Gregorius II en Keizer Leo de Isauriër. Idem, 11 Nov. De toestand van het A.S.C. Propria Cures, 2 Dec. Liberius. De Grenswachter, 2 Dec. Den jongeheer v.H. Propria Cures, 9 Dec. Felix. De Grenswachter, 9 Dec. Open brief aan de Maasbode. Idem, 16 Dec. Het ontslag van den Kardinaal-vicaris Parocchi. Idem, 23 Dec. Woorden van Luther. Idem, 23 Dec. Uit een agenda van 1505. Idem, 23 Dec. |
1900 | Menno-kalender voor 1900. De Nieuwe Sprokkelaar, 5 Jan. Bericht tentoonstelling zeewezen. Zondagsbode, 19 Aug. Artikelen in De Grenswachter, 13 Jan., 24 Febr., 28 Mei, 24 Nov. |
1901 | Een nieu liedeken van 't bannen der secte der Jesuiten uit heel Vranckryk bij C. Geleyns. Een oude spreuk meegedeeld. Sluit Schiedam, 15 Jan. ‘25 Dec.’ en ‘21 Dec. 1900’. De Nieuwe Sprokkelaar, 18 Jan. De Universiteitsbibliotheek. Propria Cures, 19 Jan. De opleiding aan het Doopsgezinde Seminarie. Idem, 19 Jan. Een nieuw boek van Charles Sheldon. Zondagsbode, 3 Maart. Martelaars te Rotterdam. De Grenswachter, 6 April. Uit een lied van twee Doopsgezinden. Idem, 6 April. Een opmerking over onze Agenda met herinneringsdagen. Idem, 6 April. Martelaren te Rotterdam. De Nieuwe Sprokkelaar, 12 April. Electra van Perez Galnoz, met naschrift. De Grenswachter, 13 April. Martelaren in Friesland. Idem, 13 April. Bericht Rotterdam. Zondagsbode, 20 April. Het tweede ‘In Memoriam’ op prof. C.B. Spruyt. De Wereldkroniek, 4 Mei. Aan de Christelijk Historischen in Friesland. De Grenswachter, 18 Mei. Hypercritiek. Tijdspiegel, Juni. Uitkomsten van de 10-jarige volkstelling in 1900. Noord-Holland, Friesland, Groningen, Zuid-Holland, Overijsel, Gelderland, Utrecht, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Zondagsbode, 23 Juni-13 Oct. Remonstranten in de verstrooing. Uit de Remonstrantsche Broederschap, Sept. Curiosum. Idem. Een voorbeeld hoe een kerkel. gem. optrad als Levens-Verzekering-maatschappij. De Voorzorg, 15 Sept. Martelaarslied op Anneke Jans van Rotterdam. De Nieuwe Sprokkelaar, 21 Sept. Vergelijking der uitkomsten van de Volkstellingen van 31 Dec. 1859, 1889 en 1899. Zondagsbode, 20 Oct. Achteruitgang in percentage van de Doopsgez. in Nederland. Idem, 24 Oct. Resultaten der laatste twee volkstellingen. Uit de Remonstrantsche Broederschap, Nov. Bericht Rotterdam. Zondagsbode, 3 Nov. Artikelen in De Grenswachter, 8 Juni, 22 Juni, 29 Juni; 6, 27 Juli; 3, 10, 17, 24, 31 Aug.; 14, 21 Sept.; 5, 26 Octob.; 30 Nov.; 17 Dec. |
1902 | Register op F. Domela Nleuwenhuis' Geschiedenis van het Socialisme. I-III. Bericht Rotterdam. Zondagsbode, 5 Jan. Iets over vervolging van Doopsgezinden door de Geref. Overheid. Idem, 12 Jan. Uittreksels uit de Moraal-theologie. De Grenswachter, 18 Jan. De twee nieuwe platen van den Protestantenbond. Zondagsbode, 26 Jan. Een hulpmiddel bij het godsdienstonderwijs. Idem, 2 Febr. Men moet maar verwaand zijn. De Grenswachter, 22 Febr. Iets over Reyer Anslo. Zondagsbode, 2 Maart. De geheime drijfveer tot de staking. De Grenswachter, 15 Maart. Aan het adres van het Goedkoope Nieuwsblad. Idem, 22 Maart. Varia. Zondagsbode, 6 April. Bericht overlijden G.A. Nanninga. Idem, 20 April. |
1902 | Iets over Rotterdam in 1672. Rotterdamsch Weekblad, Sept. Uit Gerard Brandts Dagwijzer, 3 (2), 17, 24, 31 (2) Aug., 5 (2), 19 Oct., 9, 23, 30 Nov., 21 Dec.. 11, 25 Jan., 8 Febr., 19 Maart, 19 (2), 26 April, 3, 10 (2), 17, 24 (2) Mei, 14, 21, 28 Juni. (31 Nos). De Grenswachter. |
1903 | Kerknieuws. Doopsgezinde Bijdragen. Bericht intrede (ingez. door H. Westra). Zondagsbode, 22 Febr. Menno, Mennoniten. Real Encycl. De schilderijen van het Rijpenhofje. Zondagsbode, 5 April. Een portret van Menno Simons. Idem, 19 April. Bericht Woudsend. Zondagsbode, 3 Mei. Het voornemen van Utrecht. Idem, 11 Oct. De Eedskwestie in de Tweede Kamer. Idem, 1 Nov. Want wij hebben zijn ster gezien. De kleine Medearbeider, Dec. |
1904 | Register op Bibl. Reform. Neerl. Dl II: [Het Offer des Heeren. Uitg. d.S. Cramer.] Het stelsel Okma. De Nederl. Pensioenpartij, Mei. Nog eens het stelsel Okma. Idem, Juni. Brief. De Zondagsbode, 20 Nov. Ester. De Blijde Boodschap, 9 Dec. Weduwpensioen. Zondagsbode, 25 Dec. Vloeken. De Blijde Boodschap, 30 Dec. Hoeveel psalmen zijn er. Idem. |
1904-1915 | Bibliotheca Reform. Neerl. I-X. Aankondiging. Tijdspiegel. |
1904-1905 | Het Offer des Heeren herdrukt. Zondagsbode, 18 Dec., 30 April. |
1905 | Der kinderen straf en zegen. Onze Godsdienstprediking, No 4. Jan Jansz. Schot. Doopsgezinde Bijdragen. Register op R. Fruin, Verspreide Geschriften. De tweede 10 geboden. De Blijde Boodschap, 13 Jan. Legaten. Zondagsbode, 29 Jan. Om te onthouden. De Nederl. Pensioenpartij, Febr. Kuyper. Bijbel. Boekbespreking. De Blijde Boodschap, 3 Febr. Het oudste martelaarsboek. Idem. Schrijfgereedschap. Be Blijde Wereld. 3 Febr. Van wie zijn de psalmen. De Blijde Boodschap, 24 Febr. Sela. Idem, 24 Febr. Voor onze boekhouders. I-III. Zondagsbode, 25 Febr., 5 en 19 Maart. Het getal 666. De Blijde Boodschap, 17 Maart. Curiosum. Idem, 24 Maart. De Vulgata. Idem. De beteekenis der getallen. Idem. Moet een gemeente kapitaal bezitten. Zondagsbode, 26 Maart. Quantum mutatus ab illo. Idem, 16 April. Bouwfonds. Idem, 23 April. Reservefonds. Idem, 14 Mei. De nieuwe platen van den Protestantenbond. Idem, 28 Mei. Antwoord aan den heer P.v. Eeghen. Idem, 4 Juni. Wie begonnen de Bijbelcritiek? Be Blijde Boodschap, 7, 14 Juli. Bewaarde papieren. Zondagsbode, 30 Juli. Gilles van Aken. Tijdspiegel, Aug. Vijf lessen. De kleine Medearbeider, Aug. ‘Daar ben ik op tegen’. Zondagsbode, 13 Aug. ‘Uw gave zij in 't verborgene’. Idem, 27 Aug. |
1905 | Rekening en Verantwoording. Zondagsbode, 3 Sept. De Doopsgezinde Zendingsvereeniging. Idem, 8 Oct. Een professoraal oordeel over de Mennisten. Idem, 29 Oct. Rectificatie. Idem, 5 Nov. |
1906 | Het Friesche emeritaatsfonds. Idem, 14 Jan., 25 Febr., 6 Mei. Jan Nieuwenhuyzen. Idem, 25 Febr. Jan Bisschop. Idem, 6 Maart. Het ontstaan der Doopsgezinde beweging. I-II. Zondagsbode, 8 April, 13 Mei. Reyer Anslo's Overgang. Gids, Mei. Prof. Dr. S. Cramer. De Schatkamer, 15 Aug. De beteekenis van het Anabaptisme. Zondagsbode, 2 Sept. Branden. Idem, 9 Sept. De legenden van het gouden kettinkje. Idem, 16 Sept. De eigendom van de N.Z. Kapel. De Amsterdammer, Weekblad, 11, 18 Nov. Assurantie. Zondagsbode, 9 Dec. |
1906-1907 | Hulpmiddelen bij de Catechisatie. Zondagsbode, 16, 23 Dec., 2 April 1907. |
1907 | De Doopsgezinde gemeente te Rotterdam. Rotterdam in den loop der eeuwen, 2e ged., 4e stuk. Doofstommendoop. Doopsgezind Jaarboekje. De Doopsgezinden op Goeree en Overflakkee. I. Goedereede-Ouddorp. Doopsgezinde Bijdragen. W. Bossuet. Jezus. Vertaald en met aanteekeningen voorzien. Schetsen. Joh. 16 : 32, 1 Kor. 22 : 19. De Schatkamer, 15 Jan. Breimachines. De Vrouw, 9 Febr. De Ter Overdenkings en Ter Betrachtings of Allerlei. De Blijde Boodschap, van 12 Juli af. Keuze van dienaren bij het lot. Zondagsbode, 21 Juli. Schets Gen. 21 : 19a. De Schatkamer, 15 Aug. Het vijftigjarig bestaan van het kerkgebouw te Ylst. Zondagsbode, 6 Oct. Huisbezoek bij besmettelijke ziekte. De Schatkamer, 25 Oct. Kerkelijke kunst en Rijkssubsidie. Idem, 15 Nov. Antwoord aan Heyner. Idem, 15 Dec. |
1908 | Register op het proefschrift van Dr. W.J. Kühler, Joh. Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen. H. Bakels. Het N. Testament voor leeken leesbaar gemaakt. Gecorrigeerd. Bastiaan van Weenigen en het Eedsvraagstuk. Ned. Archief v. Kerkgeschied. dl VI, afl. 1. De Doopsgezinden op Goeree en Overflakkee. II, Middelharnis-Sommelsdijk. III. Bommel-Ooltgensplaat. Doopsgezinde Bijdragen. Schets Mattheus 6 : 9b. De Schatkamer, 15 Jan. Een eigenaardige opvatting van het Gemeenteraadslidmaatschap. Wijmbritseradeel, 22 Febr. De marteldood van den profeet Jesaia. Tijdspiegel, Maart. Bedenkelijk. Hervorming, 7 Maart. Oxyrhynchius. Zondagsbode, 26 April, 3 Mei. Hoe de Heraut over de predikanten denkt. Hervorming, 9 Mei. Staatssubsidie. Zondagsbode, 10, 24 Mei en 6 Dec. Kritiek op Knappert's Hervorming te Leiden. Hervorming, 6 Sept. |
1908 | Boekaankondiging. De Schatkamer, 15 Mei. Bericht uit Woudsend. Zondagsbode, 1 Nov. Wie bezit de geschiedenis van Schijn-Maatschoen? Zondagsbode, 8, 15 Nov. Eusebius. Aankondiging. Idem, 22 Nov. Pamphilus. Aankondiging. Idem. Meyboom. Aankondiging. Idem. De Maatschappij tot Nut van het Algemeen en de openbare school. Het Schoolblad, 1, 8, 15 Dec. Johannes Brinckerinck en zijn klooster Diepenveen. Zondagsbode, 13 Dec. Aankondiging. Idem, 27 Dec. |
1908-1910 | Oudchristelijke Geschriften. I-VII. Aankondiging. Tijdspiegel. |
1909 | Onze Doopsgezinde Sociëteiten. Geschriften ten behoeve van de Doopsgezinden in de verstrooiing. No 28. Oranje en de Doopsgezinden. Idem, No 29. Dr. J.P. Heye. Bloemlezing uit de Volksdichten. Door R.v.d. Veen en K. Vos. (Inleiding.) De Nederl. Bibliotheek, No 64. Adam Pastor. Doopsgez. Bijdragen. De Doopsgezinden te Schiedam. Idem. De ‘Broederlicke Vereeninge’. Ned. Archief v. Kerkgeschied., Dl. VII, afl. 1. Districtsvorming. Meded. Mij Nut v.h. Algemeen, Jan. De herdrukte Anabaptistica. Zondagsbode, 7 Febr. Antwoord aan Ds. F.C. Fleischer. Idem, 14 Febr. Anabaptisten in Limburg. Idem, 21 Maart. De Doopsgezinden te Woudsend. Idem, 18, 25 April, 2, 9, 16 Mei. Van Middeleeuwsche Nonnen. Tijdspiegel, Mei. Kras Bijgeloof. Hervorming, 15 Mei. Vraag. Zondagsbode, 16 Mei. Gij zult geen valsche getuigenis spreken tegen uw naaste. Idem, 6 Juni. Rembrandts geloof. Gids, Juli. Oranje en de Doopsgezinden. De kleine Medearbeider, Juli. De slag bij Nieuwpoort en prof. Fruin. Tijdspiegel, Juli. Eli's Zwakheid. De Zondagsbode, 4 en 11 Juli. Eedsdwang. Idem, 29 Aug. en 5 Sept. Het Biographisch Woordenboek. Idem, 19 Sept. De eedsformule. De Blijde Boodschap, 8 Oct. De Dageraadsmotie. Hervorming, 16 Oct. Anthony Winkler-Prins. Zondagsbode, 14 Nov. Ingezonden. Hervorming, 27 Nov. |
1909-1910 | Register Bibl. Reform. Neerl. Ed. Dr. S. Cramer. Dl. V, VII. |
1910 | Gedenkschrift honderdjarig bestaan dept Middelharnis-Sommelsdijk der Mij tot Nut van het Algemeen. Max-Havelaar. Herdenking. De Ploeg, blz. 339. Het Menniste Zusje. Ned. Archief v. Kerkgeschied., Dl VII, afl. 4. Eed en Eedsdwang. Pro en Contra, Ser. VI. No 1. (Contra.) Statistisch overzicht van de Doopsgezinden in Nederland. Doopsgezinde Bijdragen. Adam Pastor, de eerste Nederl. vrijzinnig Doopsgezinde. Geschr. ten behoeve van de Doopsgez. in de verstrooiing, No 33. Menniste stoutigheid. Zondagsbode, 6 Febr. |
1910 | Jan Bisschop. Zondagsbode, 6 Maart. Een goed boek. De Blijde Boodschap, 27 Mei. Een Dominees-roman. De Schatkamer, 15 Juni. Brief. Zondagsbode, 3 Juli. Een legende. Hervorming, 13 Aug. Langdurige eb van 1672. Idem, 10 Sept. Honderdjarig bestaan van het Departement Middelharnis-Sommelsdijk. Meded. Mij Nut van het Algemeen, Oct. Schijn-Maatschoen over Menno. Zondagsbode, 16 Oct. Het Weeshuisplan. Hervorming, 3 Dec. Roomsche polemiek. Zondagsbode, 4 Dec. Mennist. Idem, 11 Dec. De aanvang van Hallum. Idem, 18 Dec. |
1911 | Aanteekeningen voor de Doopcatechisatie. De Doop bij overstorting. Doopsgezinde Bijdragen. Tot Aanval en Verweer. De Nederl. Pensioenpartij. Staatspensioen is socialistisch. Idem. De vrouw en het Nut. Meded. Mij Nut van het Algemeen, Jan. Districtsvorming. Idem. Prof. Cramer's jongste arbeid. De Zondagsbode, 22 Jan.-19 Maart. Martelaarslied op Anneke Jans van Rotterdam. De Grenswachter, 8 April. De Karmelietenkloosters te Woudsend en Ylst. Zondagsbode, 14 Mei. Verslag Cursus v. Hulst. Meded. Mij Nut v.h. Algemeen, Juli. Aan Mr. H.P.v. Heukelom. Zondagsbode, 16 Juli. Verhooging der traktementen. Idem, 30 Juli. Vergelijking der zes laatste volkstellingen ten aanzien der Doopsgezinden. Idem, 27 Aug. Collecte bij het eeuwfeest. Idem, 3 Sept. Gereformeerde offervaardigheid. Hervorming, 16 Sept. Toen Jeschurun vet werd sloeg hij achteruit. Zondagsbode, 17 Sept. Resultaten der volkstelling 1909. Uit de Remonstrantsche Broederschap, Nov. Open brief aan Dr. G. Wuite. Hervorming, 19 Nov. Uitkomsten der volkstelling van 1909. Noordholland. Zondagsbode, 10 Dec. Antwoord aan den heer W. Knuif. Idem, 25 Dec. |
1912 | Register op Doopsgezinde Bijdragen, 1837-1910. Jaartallen uit het leven van Menno Simons. Doopsgezinde Bijdragen. Een teeken des tijds. Hervorming, 3, 10 Febr. Uitkomsten der volkstelling 1909. Friesland. Zondagsbode, 10 Febr. Antwoord op, Wat nu? Idem, 10 Maart. Uitkomsten volkstelling Zuid-Holland, Groningen, Overijsel, Utrecht, Drente, Zeeland, Noord-Brabant, Limburg. Idem, 24 Maart-28 Juli. Aankondiging. Idem, 30 Juni. Bijbelsche platen. De Schatkamer, 15 Oct. Niet op de hoogte. Zondagsbode, 3 Nov. |
1913 | Neef Jan's bekeering. Voor Denkende Menschen, III : 1. De volkstelling van 31 Dec. 1909. Doopsgezind Jaarboekje. Martelaars uit Gelderland. 1550. Ned. Archief v. Kerkgeschiedenis, Dl X, afl. 3. De nieuwe Bijbeluitgave. Hervorming, 25 Jan. Over de Vrijzinnige Concentratie. De Nederl. Pensioenpartij, Febr. Een teeken des tijds. Hervorming, 8 Febr. |
1913 | Verslag Groninger Societeit. Zondagsbode, 29 Juni. Waar ligt de grens tusschen orthodox en vrijzinnig? De Westfriesche Kerkbode, 7, 14, 21 Nov. |
1913-1914 | Nieuws over Menno. Zondagsbode, 21 Sept.-17 Mei '14. |
1913-1914 | Een vriendelijk verzoek. Idem, 5 Oct. en 25 Jan. '14. |
1914 | Levensbericht van C.N. Wybrands. Levensberichten v.d. Mij van Ned. Letterk. Meyndert van Emden. Ned. Archief v. Kerkgeschied. Dl XI, afl. 2. Menno Simons. 1496-1581. Zijn leven en werken en zijn reformatorische denkbeelden. Met facs. Anabaptisten te Ahaus (1549). Ned. Archief v. Kerkgeschiedenis. Dl XI, afl. 3. Sociniaansche bewegingen onder Doopsgez. in de 17e eeuw. Idem, Dl XI, afl. 4. De Copia der Outsten en Dooplijsten van de harde Vriezen uit de 16e en 17e eeuw. Idem. Reyer Anslo's overgang. Zondagsbode, 11 en 18 Jan. Wolfson, Luther. Aankondiging. Idem, 26 April. De openluchtmeetings. De Hervorming, 6 Juni. De Doopsgezinden te 's Gravenhage. Doopsgez. Maandbl., Juli. Mozes op den Sinaï. De Westfriesche Kerkbode, 17, 24 Juli. Balthasar Hubmaier. Zondagsbode, 26 Juli. Het evangelie van Petrus. Teekenen des Tijds, Aug. De brief van Paulus aan de Laodicenzen. Idem. De Vriesch-Vlaamsche twisten. Zondagsbode, 16, 23 Aug. Oorlog. De Westfriesche Kerkbode, 21 Aug. De afstamming van Pieter Teyler v.d. Hulst, Zondagsbode, 30 Aug. Een merkwaardig document. Idem, 6 Sept. De erfenis van Pieter Teyler v.d. Hulst. Idem, 13, 20 Sept. Mozes op den Horeb. Onze Godsdienstprediking, 1 Oct. De Heer regeert. De Westfriesche Kerkbode, 6 Nov. Het loon der plichtsbetrachting. Zondagsbode, 15, 22 Nov. |
1914-1915 | Nieuws over Menno Simons. Idem, 24 Mei, 31 Mei, 21 Juni, 7 Oct. '15. |
1915 | De Dooplijst van Leenaert Bouwens. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap te Utrecht, Deel XXXVI. Doopsbedieningen van Leenaert Bouwens in Groningen. Gron. Volksalmanak. Wijbrandt Jansz. v. Hartwerd. Ned. Archief v. Kerkgeschied. Dl XII. Haagsche brief No 3. In samenwerking met Jhr. Mr. E.v.L. 't H. Groene Amsterdammer, 30 Mei. Duker, Gisbertus Voetius. Aankondiging. Tijdspiegel, Juni. Verslag Gron. Sociëteit. Zondagsbode, 11 Juli. H. van Dijke, De blauwe bloem. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 1 Aug. Meulenbelt, Bij onze zieken. Boekbespreking. Idem, 22 Aug. Het geslacht Mesdag. Navorscher, Sept. Want hij zag op de vergelding des loons. Zondagsbode, 24 Oct. Het eenige fundament. Idem, 31 Oct. Weggeman Guldemont, Een kloosterling. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 14 Nov. De familie van David Joris. Navorscher, Dec. Aan de wateren van Mara. Zondagsbode, 5, 12, 19 Dec. |
1916 | Onze kleinere broeder. Tekt: Ex. 2 : 4. Vrijz. Godsdienstpred. XI : 5. De avondmaalsbediening bij de Doopsgezinden. Ned. Archief v. Kerkgeschied. Dl XII, blz. 258-270. Een zeldzaam Nieuw-Testament. Idem, Dl XII, blz. 331-345. Statistisch overzicht enz. Doopsgezinde Bijdragen. Ziekenbezoek. Teekenen des Tijds. Twee brieven van Menno Simons. Geschr. ten behoeve van de Doopsgez. in de verstrooiing, No 43. Balthasar Hubmaier. Idem, No 44. Iets over Gods almacht. Theologisch Tijdschrift. Een bisschop in Appingedam. Gron. Volksalmanak. Een storm in een glas water. Idem. Menno Simons in Groningen. Groningen, Jan. De Hervorming in verband met hare oeconomische omgeving. Nieuw Theologisch Tijdschrift, Jan. Doopsgezinde weerloosheid. Zondagsbode, 30 Jan. De belasting op de goederen in de doode hand. De Westfriesche Kerkbode, 11 Febr. Menno Simons en Menno v. Coehoorn. Zondagsbode, 13 Febr. Groninger oude Vlamingen. Groningen, Maart. Meyboom, Clemens Alexandrinus (Oud-christ. Geschriften, VIII-XIX). Beoordeeling. Tijdspiegel, Maart. Iets over de Doopsgezinden in België. Zondagsbode, 26 Maart. Meyboom's levenswerk voltooid. Vragen van den Dag, April. Wat een Calvinist over de Mennisten zegt. Zondagsbode, 2, 9 April. F.W. Drijver. De Bijbel-oorsprong. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 15 April. Aan de Kerkeraden. Zondagsbode, 7 Mei. Het wetsontwerp-Treub. Stemmen voor Waarheid en Vrede, Juni. Belasting op de goederen in de doode hand. Idem. Open brief aan C.E. Hooykaas. Hervorming, 10 Juni. Ontwerp Statuten. Zondagsbode, 11 Juni. Verslag Gron. Sociëteit. Idem, 9 Juli. Pijper, De Kloosters, I. Aankondiging. De Protestant, 2 Aug. Wynaendts Francken, Levenswijsheid d. Aphorismen. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 5 Aug. Maandag, Donderdag. Zondagsbode, 13 Aug. Horach over Menno. Idem, 10 Sept. Duurtetoeslag. Idem, 8 Oct. Wat deden onze gemeenten in oorlogstijd? Idem, 22 Oct. Legaten sinds 1912. Idem, 12 Nov. Een ander die maait. Vrede door Recht, Dec. Herinneringen aan Samuel Cramer. Zondagsbode, 17 Dec. Uit het Groningsch Archief. Idem, 17, 24 Dec. |
1917 | Maarten Luther in zijn leven en werken van 1483-1525. Door H.H. Barger, e.a. Kleine Bijdragen tot de geschiedenis der Doopsgezinden in ons land tot aan het optreden van Menno Simons. Doopsgezinde Bijdragen. 't Lutherboek. Ingezonden. Hervorming. Vijfschaft. Groningen. Luther tegen Karlstadt en de Wederdoopers. Doopsgez. Maandblad. Haarlem. Idem. Vergelijkende staat der traktementen. Idem. |
1917 | Bij S.L.v. Looy. Doopsgez. Maandblad. Vorsterman's Bijbel, editie N. Beets. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 6 Jan. Menno in Groningen. Zondagsbode, 7 Jan. Doopsgezinden in Drenthe. Idem, 11 Maart. Een teruggevonden Handschrift. Idem, 8 April. De geestdrift van het oogenblik. Idem, 22, 29 April. Staat der leeraarstraktementen. Idem, 22 April. Nog eens de Stitswerder monnik. Groningen, Mei. Avondmaalsvoorwerpen. Zondagsbode, 10 Juni. De roepende zonde. Weekbl. v. vrijz. Hervormden, 28 Juni. Over Collatien. Idem, Juli. Verslag Gron. Soc. Zondagsbode, 1 Juli. Bakel, Luthers Leven. Aankondiging. Idem, 29 Juli. Bestrafte pronkzucht. Idem, 12 Aug. Nog iets over de kleeding. Idem, 26 Aug. De oudste dorpsvereeniging in de provincie Groningen. Groningen, Sept. Vijfschaft. Zondagsbode, 30 Sept. Luthers invloed op de Nederlandsche reformaten. I-II. Vragen van den Dag, Sept., Oct. Bakels. Wolfson. Aankondiging. De Protestant, 10 Oct. Bakker, Op weg naar de blijde wereld. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 20 Oct. Schoenmakers, Het Evangelie der aarde, 2e dr. Boekbespreking. Idem, 20 Oct. Cunow. Boekbespreking. Idem. Yzerman. Het ontstaan van den Godsdienst. Boekbespreking. Idem. Tal, Jood en Jodendom. Idem, 27 Oct. Bakels, Luthers leven voor leeken verteld. Boekbespreking. Idem. Het Lutherboek. Boekbespreking. Idem. v.d. Vlies, Jood en Christen. Idem. Luther-Mozes. De Blijde Boodschap, Nov. Luther-Veluanus-Menno. Onze Eeuw, Nov. Bedelen in Luthers tijd. Hervorming, 10 Nov. Aflaathandel. Idem. V.d. Hoeve, Het werk van den Nederl. Protestantenbond. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 10 Nov. Talrijkheid der Doopsgezinden in vroeger tijd. Zondagsbode, 10 Nov. Het Lutherboek. De Protestant, 21 Nov. v. Rijnberk. Aankondiging. Hervorming, 24 Nov. Kompasmaker. Vragen v.d. Dag. Dec. Over Goossen's proefschrift. Hervorming, 1 Dec. Een nieuw portret van Menno. Zondagsbode, 9 Dec. Teekenen des Tijds. Hervorming, 15 Dec. |
1918 | Statistisch Overzicht. Doopsgezinde Bijdragen. De Avondmaalsbediening bij de Doopsgezinden. Geschr. ten behoeve van de Doopsgez. in de verstrooiing, No 47. De Zieleslaap en Dr. A. Kuyper. Theologisch Tijdschrift. Opmerking over de doopersche beweging in ons land. Idem. Vaders hoed en moeders das. Gron. Volksalmanak. Anneke Jans. Rotterdamsch Jaarboekje. Een Rotterdamsch Volksprediker. Idem. |
1918 | Een Leidsch Martelaarslied. Leidsch Jaarboekje. De in 1535 te Leiden ter dood gebrachte Anabaptisten. Idem. Adriaan Vermeer. Idem. Doopgetuigen. Zondagsbode, 6 Jan. Nieuws over Menno Simons, IX. Idem, 17 Maart. Goossens, Franciscus Sonnius in de pamfletten. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 4 Mei. Westerman, Het Leven van Luther. Boekbespreking. Idem, 11 Mei. Een Calvinist over Luthers reformatie. Idem, 22 Juni. Verslag G.D.S. Zondagsbode, 22 Juni. Doopsgezinden te Maassluis. Idem, 24 Nov. |
1919 | Kerknieuws. Doopsgezinde Bijdragen. Menno Simons in Groningen. Gron. Volksalmanak. Claas Ganglofs. Idem. De Hartog, Groote Dogmatici. Ritschl. Boekbespreking. Groene Amsterdammer, 1 Febr. Japik-oom. Zondagsbode, 8 Febr. Het neiuwe Jerusalem. Idem, 27 Febr. Een aanvulling op mijn Menno-biografie. Idem, 20 April. Martelaren te Nijmegen. Idem, 4 Mei. Een Haarlemsch beroep. Idem, 18 Mei. Uit aanteekeningen van 1829-1840. Idem, 25 Mei. De zwarte gaper en het witte mutsje. Idem, 1 Juni. Een gevel-vers. Idem. Dat gaat zoo niet. Idem, 22 Juni. Verslag Gron. Soc. Idem, 29 Juni. De ouwel in de modder. De Protestant, 2 Juli. Bakels over zijn professoren. Zondagsbode, 13 Juli. Waren onze voorouders principiëele dienstweigeraars? Idem, 17 Aug. De heer Horach over Menno. Idem, 2 Nov. Over Catechisatie. Hervorming, Dec. Weerloosheid. Idem. De Heilige Agnes. Groene Amsterdammer, 20 Dec. |
1920 | Engelsch of Duitsch Systeem. Verzekeringsbode en Jaarboekje Pensioenpartij, 1920. Wessel Gansforts invloed. Gron. Volksalmanak. Hélène Swarth. Vragen van den Dag, Jan. Revolutionnaire Cultuur. Den Gulden Winckel, Jan. Reorganisatie der A.D.S. Zondagsbode, 25 Jan., 1 Febr. Brief. Idem, 25 Jan., 8 Febr. Melkema. Groningen, Febr. Armendiensten. Zondagsbode, 8 Febr. Arie Schipper. Groene Amsterdammer, 14 Febr. Over den aanvang v.h. Anabaptisme. Zondagsbode, 29 Febr., 7 en 14 Maart. Volkerenbond en Wereldbeschouwing. Vragen van den Dag, Maart. Ibsen, Essays. Den Gulden Winckel, Maart. Postscriptum. Zondagsbode, 21 Maart. Vrouwelijke predikanten. De Vrouw en haar huis, April. Blijf bij ons, want de avond is gedaald. Zondagsbode, 4 April. Bakels, Bijb. Woordenboek. Aankondiging. Groene Amsterdammer, 10 April. Het Mennofonds. Zondagsbode, 11 April. |
1920 | Uit de oudste verslagen der A.D.S. Zondagsbode, 18 en 25 April. Socialisatie. Vragen van den Dag, Mei. Waarom Multatuli ontslag nam. Tijdspiegel, Mei. Querido's Koningen. Idem. Het Kaïnsteeken. Zondagsbode, 16 Mei. Na Pinksteren. Idem, 30 Mei. Waarom E.D. Dekker naar Indië ging. Vragen van den Dag, Juni. P. Douwes Dekker. Idem. Pirenne over Anabaptisme. Groene Amsterdammer, 26 Juni. Verslag G.D.S. Zondagsbode, 27 Juni. Coenen. Aankondiging. Groene Amsterdammer, 17 Juli. Christoffel Plantijn. Vragen van den Dag, Aug. Naschrift. Tijdspiegel, Aug. Goethe misverstaan. Den Gulden Winckel, Aug. Onvriendelijk oordeel over Haarlem. Zondagsbode, 15 Aug. Zeven wijzen van Griekenland. Haagsche Post, 28 Aug. Broer Cornelis' Preeken. Stemmen voor Waarheid en Vrede, Sept. Revolutionnaire hervorming. Gids, Sept. Iets over de Genestet. Vragen van den Dag, Sept. Mr. J. Frima, Het strafproces in de Ommelanden. Beoordeeling. Groningen, Oct. Een Italiaansche prins over de Doopsgezinden. Zondagsbode, 31 Oct. In memoriam. I.J. de Bussy. Vragen van den Dag, Nov. Verbetering van het Stamboek van Derk Pieters en Katrine Tomas. Groningen, Dec. Bijgeloof. Idem. Obbinks verkorte Bijbel. Vragen van den Dag, Dec. |
1921 | De Doopsgezinden te Antwerpen in de zestiende eeuw. Bull. de la Comm. Roy. d'Histoire de Belgique. De keuze van Doopsgezind Bisschop, 1537-1563. Nederl. Archief v. Kerkgeschied., blz. 194-202. Brief over den watersnood in 1717. Gron. Volksalmanak. Doopsgezinde Families te Middelstum. Idem. Overeenkomst van groote geesten. Gulden Winckel. Olie op de golven. Idem. Cuperus. Aankondiging. Groene Amsterdammer, 29 Jan. Naar aanleiding van de Paradijsvloek. Tijdspiegel, Febr. Het Natalsch tekort. Vragen van den Dag, Maart. Querido's Zonsopgang. Tijdspiegel, April. De huwelijksgehoorzaamheid. Vragen van den Dag, Aug. Godsdienst en Staat. Idem, Sept. Over Felix Rutten. Tijdspiegel, Sept. Een gevelsteen te Westerwytwerd. Groningen, Sept. Cohen Tervaert, De Grietman Rud. de Mepsche. Proefschr. Beoord. Groningen, Dec. De Groninger Muiderkring. Idem. Tal contra Bolland. Groene Amsterdammer, 31 Dec. |
1922 | De Costerlegende ontward? Naar aanleiding van den Briel. Vragen v.d. Dag, blz. 333-346. Mogelijke verheffing van het moreele peil. Idem, blz. 401-423. Kiesrechtwenschen. Idem, blz. 676-683. In en om de Faust-Nathan kwestie. Idem, blz. 842-857. |
1923 | Kerkelijk en geestelijk grondbezit in Hunsingo in 1553. Gron. Volksalmanak. Naar aanleiding van Groningen's ontzet. Idem. |
1924 | De weerloosheid der Doopsgezinden. Geschr. ten behoeve van de Doopsgez. in de verstrooiing, No 52. De volkstelling van 1920. Doopsgezind Jaarboekje. |
Benevens tal van Dagbladartikelen in: De Maasbode, Kerkelijke Courant, Rotterd. Zondagsblad, Nieuws v.d. Dag, Dagblad van Rotterdam, De Limburger Koerier, Het Volk, De Nieuwe Courant, Rotterd. Nieuwsblad, Het goedkoope Nieuwsblad, N. Rotterd. Courant, Leeuwarder Courant, Algemeen Handelsblad, De Tijd, Het Vaderland, Enkhuizer Courant, Friesch Dagblad, Brielsche Courant, Land en Volk.
- voetnoot1
- Geboren 22 Augustus 1874 te Rotterdam. Leerling van de U.L.O. school aan den Westersingel, waarvan zijn vader hoofd was, daarna van het Erasmiaansch gymnasium, deed hij in 1894 eindexamen aan dat te Schiedam. September 1894 student te Amsterdam, Juni 1900 proponent bij de Alg. Doopsg. Sociëteit, 5 Februari 1903 gehuwd met mej. G.A. Schipper, 15 Februari 1903 predikant te Woudsend, 3 September 1911 te Middelstum, overleden te Groningen 30 Mei 1926.
- voetnoot1
- Mémoires de Saint-Simon, éd. Boislisle, 1879, L'avertissement, p. LXXI, note 4. N.N. Biogr. Woordbk. V 723.
- voetnoot2
- Fruin, Verspr. Geschr. Registers 1905, voorwoord.
- voetnoot3
- A.w. voorrede bl. VIII.
- voetnoot4
- A.w. voorrede bl. XII.
- voetnoot5
- A.w. voorrede bl. VIII.
- voetnoot1
- Vergel. mijn Ontstaan v.h. protest., bl. 228 vlg. noot 3.
- voetnoot2
- Juist als prof. Ant. Driessen, die Röell bestreed en dat te liever ‘omdat hij zich daardoor kon zuiveren van den lak, hem aangewreven, alsof hijzelf een röellist ware’, Ypey en Dermout, Herv. Kerk II, aantt. bl. 359, no. 697.
- voetnoot1
- Aldaar, 1889, 16.
- voetnoot2
- Aldaar, 1912, 94 vlg.
- voetnoot3
- Aldaar 1900, 38-57.
- voetnoot4
- Margaretha dochter van Karel V en Johanna v.d. Gheenst; hare zuster, Maria, trouwde ‘mr. Jehan Schot en son vivant clercq de saing de Bruxelles’.
- voetnoot1
- De Gids, bl. 438, reg. 1 v.o.: zal leveren. In de vonnissen die mej. Grosheide uitgaf in Bijdr. Hist. Gen. 1920 bl. 48: zoude leveren zonder bloetstortinge. De Gids, bl. 442, reg. 2 v.b.: Jacob van Campen had geconsenteerd dat ieder wapens zou koopen. Bijdr. bl. 96 midden: consenteerde mit conditie dat zij hen alleen zouden defendeeren sonder voorder yemant te misdoen. De Gids, bl. 442, midden: dat men er een gemeenschappelijke kas op nahield. Bijdr. bl. 49 voorl. alinea: uytgegeven totten huyze Goodts. Dus geen communistische kas, maar die der diakenen of buildragers. Ook dit slordig aanhalen wijst op de onrust, waarmee Vos dit geding heeft gevoerd.