Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1896
(1896)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina I]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levensbericht van Mr. Willem Pieter Sautijn Kluit,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tretschilder, van Dirk Outgertsz. Kluyt, schrijver over ‘de Bijen’, die denkelijk de aanlegger was van den hortus academicus te Leiden; ik ga niet verder terug dan tot den Dordtschen apotheker Willem Kluit, 1692-1777, die bij Cornelie Louise De la Coste, uit een réfugié-familie, dochter van Louis De la Coste, geb. te la Rochelle 1674, overl. 1733, predikant der Nederduitsch hervormde gemeente te Dordrecht, de vader is geweest van 12 kinderen, waaronder de Leidsche hoogleeraar Adriaan Kluit, 1735-1807, de nauwkeurige geschiedvorscher, mede-oprichter onzer Maatschappij; diens zoon Willem Pieter, 1769-1837, telde zij onder hare leden, den directeur van het postkantoor te Leiden, in welke betrekking zijn zoon Willem Pieter, 1796-1857, hem opvolgde, uit wiens huwelijk met Anna Maria van Lelyveld, tante van mijn zwager, thans nog in leven is Mr. Pieter Cypriaan Willem, griffier van het kantongerecht te 's Gravenhage, die na zijn ontslag uit die betrekking naar Brussel vertrok, en de drie zoons van diens broeder Marie Adriaan 1823-1863, den oud-zeeofficier, een der oprichters van de Leidsche Kweekschool voor Zeevaart, de drie zeeofficiers: Willem, Marie en Jan. Een broeder van professor Kluit was Mr. Hendrik Kluit van Rhijnsaterwoude, 1740-1812, welke door hem aangekochte heerlijkheid door het recht van tolheffing van een veer een kapitaal vertegenwoordigde in de 18e eeuw tot dat de revolutie hem dit ontnam. Ook hij was lid onzer Maatschappij; gehuwd met Elise Provó, werd hij vader van twee zoons: Willem, 1772-1805, wiens kinderen ter onderscheiding den naam Sautijn voor den hunne geschreven hebben naar hun grootmoeder, en van Mr. Pieter Willem, 1773-1851, die zich naar zijne moeder Provó Kluit heeft genoemd, en o.a. de betrekking van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
procureur generaal in het hof van Utrecht bekleedde en lid onzer Maatschappij is geweest, evenals zijn zoon Mr. Hendrik Provó Kluit, 1803-1860, laatst lid van den Hoogen Raad; twee dochters en twee zoons van dezen zijn nog in leven, Pieter en Hendrik, waarvan de oudste zich in twee zoons, Hendrik en Pieter, verheugt. Laatstgenoemde Willem Kluit schijnt in den Franschen tijd de militaire loopbaan te hebben gekozen, hij huwde Suzanna Jakoba Vrouwtje de Smidt die kort daarop overleed, zoodat de kinderen Elizabet Henrica Vrouwtje en Hendrik door hun grootvader Hendrik van Rhijnzaterwoude te Leiden zijn opgevoed, waar deze zich als ambteloos burger had gevestigd. Hier huwde de dochter den procureur Andries Dillié, van eene Middelburgsche réfugié-familie, die later wethouder van Leiden is geweest, terwijl de zoon er gestudeerd heeft van 1814-1818, waarna hij zich te Amsterdam vestigde als advocaat en dank de nieuwe Fransche wetten een bloeiende praktijk had. Doch hij verloor er zijne echtgenoote Henriette Talbot, eveneens uit eene réfugié-familie gesproten die naar de West was overgestoken, en hertrouwde te Leiden Maria Margaretha, een der dochters van den oud-burgemeester Mr. Pieter Van Lelyveld, dijkgraaf van Rijnland, onder wiens bestuur de sluizen van Katwijk zijn gebouwd, en van Cypriana Anna Margaretha Van Royen, ook van eene burgemeesters-familie van Leiden afstammende. In het door de familie Van Lelyveld op de Hooigracht bewoonde huis zit ikGa naar voetnoot1 dit levensbericht van den nakomeling te schrijven, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want de eenige dochter van Mr. Hendrik Sautijn Kluit werd in 1863 met mij in den echt verbonden, en sedert bewonen wij dat familiehuis, waarin naar de gewoonte van weleer de wapens van Van Lelyveld en van Van Royen in stuco in het trapportaal prijken. Zoo werd dan Mr. Willem Pieter Sautijn Kluit mijn zwager; hij was de eenige zoon van Mr. Hendrik Sautijn Kluit en Maria Van Lelyveld, geboren 29 October 1838 te Amsterdam op de Leliegracht, hij woonde later op de Keizersgracht bij de Leidsche straat N. 469. Nadat hij de eerste schrijf- en leeslessen van den heer N. van der Laan en na diens dood van A.J. Baars, beide meesters van diaconiescholen, had ontvangen, bezocht hij, September 1845, de school van den heer A.H. Kooyker, vader van den Groninger hoogleeraar, op de Leidsche gracht, tot September 1851, toen hij tot het ‘gymnasium was toegelaten, waar dr. D.J. Veegens als rector aan het hoofd stond. In later jaren heeft hij steeds met dankbaarheid erkend hetgeen hij hier voor zijne verdere ontwikkeling was verschuldigd aan mannen als J.H. Van Koten, W.J. Hofdijk, dr. J.H. Nieuwveen en den lateren Leidschen hoogleeraar dr. J.G. Hulleman. Wist Van Koten, een man die zich zelf had gevormd en dus bij uitstek geschiktheid bezat voor het geven van onderwijs vooral aan eerstbeginnenden, door zijn zoo eenvoudig en helder onderricht bij den knaap belangstelling op te wekken voor mathematische studiën, wist Hofdijk door zijnen dichterlijken en, merkwaardig genoeg, tegelijkertijd wetenschappelijken geest bij zijnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leerling liefde te ontvonken voor nasporingen op het gebied der Nederlandsche geschiedenis, aan Nieuwveen en Hulleman heeft hij duurder verplichtingen gehad’. Met deze woorden heeft Kluit zijne leermeesters op ouder leeftijd geschetst. Op 12 September 1857 werd Kluit als student in de rechten ingeschreven en volgde hij de mathematische collegies van prof. Verdam, de propaedeutische van Bake en Cobet, die van Nederlandsche taal en geschiedenis van M. De Vries, door wiens bezielende lessen hij zich aangemoedigd heeft gevoeld tot zelfstandig werk, en die van de algemeene geschiedenis van R. Dozy, wiens boeiende voordrachten over de Fransche revolutie diepen indruk achterlieten. Hetzelfde was het geval met de lessen over staathuishoudkunde en statistiek van prof. Vissering, want hij is zijn leven lang een onveranderlijke aanhanger gebleven van de hem door Vissering ontwikkelde en verdedigde school van het ‘laissez-aller’; hij kon er zich niet indenken, dat later eene richting opstond, die door de overheid een en ander wil laten regelen, en b.v. het lager onderwijs aan de Staatszorg èn voor regeling èn voor betaling overdroeg. Verder waren prof. Cock, De Wal en Goudsmit zijne zeer geëerde leermeesters, maar met dat al liet hij zich minder aantrekken door het recht en de toepassing daarvan. Vandaar, dat hij voor zijne dissertatie beproefde te bewerken de zoo weinig bekende geschiedenis van onzen handel met Rusland. Maar hij kon dit onderwerp niet meester worden, hij bemerkte spoedig dat de bronnen daarvoor niet zoo voor de hand liggen; welk handelshuis heeft toch zijne correspondenties en boeken bewaard, en welke nakomelingen kunnen bij het verhuizen en verdeelen van den boedel de verleiding weerstaan van ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koop van zulke bestoven folianten met onleesbaar schrift en registers van oud-hollandsch papier, zoo goed om in nieuw papier te worden omgezet? En wat valt hetgeen nog bewaard werd ons niet tegen; hoe onvolledig is o.a. in het oog van den geschiedvorscher de groote reeks registers van de Amsterdamsche Wisselbank, waarin slechts de naam van het kantoor en een cijfer van het omgezette bedrag zonder vermelding van het artikel geboekt staan. De registers van het rijksarchief leveren weinig en eerst voor weinige jaren ontdekte dr. Uhlenbeck in de archieven te Moskou en Petersburg wat deze bevatten voor onze handelsgeschiedenis. Met beter gevolg zette Kluit zich aan het bewerken van de zoo goed als niet behandelde geschiedenis van het Continentaalstelsel, waarmee Napoleon zich had voorgespiegeld den handel van Engeland, zijn aartsvijand, te zullen fnuiken, en hem te dwingen tot onderwerping. Aan dit merkwaardige verkrachten van de eerste wetten van staathuishoudkunde kon hij zich wijden, dank de nog levende herinnering van den tijdgenoot; onze ouders en leermeesters, dank het dagblad uit die dagen, waarin alle strenge wetten en bepalingen tot uitvoering van dat onuitvoerbare doel waren afgedrukt met tal van voorvallen, die hierop betrekking hebben; daar leert men de eindelooze uitvluchten door den handelsman uit de nog niet aan Napoleon onderworpen volken als Spanje en Turkije, Noorwegen en Rusland bedacht, terwijl de strengere voorschriften niet bij machte waren den handel te dwingen; de alleenheerscher van Europa, die de wetten van handel en bedrijf verkrachtte, werd door Engeland en Amerika tot het einde toe geplaagd, en zijn decreet van Trianon, dat alles wat Engelsch was ten vure doemde, heeft niet het minste zijn daarop gevolgden val in 1813 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de hand gewerkt. Nu bezat mijn schoonvader een belangrijke reeks van Leidsche couranten uit den Franschen tijd, bij toeval niet tot ander doel gebruikt; en die foliantjes nooit met dat doel nagezien, werden met het beste gevolg geraadpleegd door den scherpzinnigen doctorandus, wien de liefhebberij en de geschiktheid om na te vorschen scheen aangeboren. Op 10 Juni 1863 promoveerde mijn zwager op een dissertatie (N 1) Geschiedenis en invloed van het Continentaalstelsel op den toestand van Europa, die blijvende waarde heeft, en waarop kan voortgewerkt worden, want aanleg en vorm bewijzen de goede bronnenstudie en duidelijke voorstelling. Wel werd Kluit als advocaat te Amsterdam beëedigd, maar voor de advocatuur, waarin zijn vader een goeden naam had verworven, voelde hij geen sympathie; hij had geen lust en er was ook geen reden voor om het vaak ondankbare pad van den practizijn te bewandelen en eindelijk als griffier van een der kleine kantongerechten op een dorp te gaan leven. Een paar faillissementen en een paar op zijn beurt hem ter verdediging toegewezen schavuiten, deden hem de handelswereld niet van de gunstigste zijde kennen, en leerden de geneigdheid om kwaad te doen om den broode of uit aangeboren lust, nog meer verafschuwen, dan dat hij zou voortgaan zulke ‘correctioneeltjes’ te verdedigen met een betoog: ‘dat 't toen nog geen nacht was’, of met dergelijke afgezaagde argumenten de heeren rechters te vervelen. Voor zulk een werkkring was hij te rechtvaardig, daarom en niet om een scherp woord van een president of officier van justitie, zooals een biograaf, die zijn naam gelukkig maar wegliet, ging vertellen in de courant die zijn dood vermeldde; ik ben beter ingelicht. In één woord Kluit werd door de studie der geschiedenis aangetrokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nauwelijks was zijne dissertatie afgedrukt, of hij was reeds bezig met het uitwerken van een ander onderzoek, en weldra liet hij de rechtsstudie en de rechtsbedeeling schieten, nam geen lastbaantje aan behalve de vervulling van schutterlijken dienst en de zorg voor de penningen van de Nutsbewaarschool van 1876-1885. Voor het Nut had Kluit natuurlijk zwak, want zijn vader was van 1823 af steeds Secretaris gebleven van het Tweede Departement van Amsterdam, welke betrekking hij tot aan zijn dood heeft waargenomen met merkwaardige opoffering van tijd; eigenlijk gezegd is de op handen zijnde viering van het Secretariaat, door hem weldra 50 jaren vervuld, de aanleiding van zijn dood geweest; de ruim 78 jarige man zag te veel op tegen die feestelijkheden en eene beroerte belette hem de reeds geslagen gouden medaille der Maatschappij aan te nemen. Geen wonder, dat de zorg voor de oudste bewaarschool, die de ellendige klein-kinderschooltjes in Neerlands hoofdstad zou tot model strekken en ze tot verbetering aansporen, eenige sympathie opleverde. Maar spoedig genoeg bleek dat de overeenstemmmg der heeren en dames in dat bestuur te wenschen overliet; later zag hij ook dat de heeren niet bij machte waren door het Departement behoorlijk betaald te krijgen de hulponderwijzeressen ervaren in de Fröbelmethode, welke in die jaren hierheen was overgewaaid met de zoogenaamde kindertuinen. Uit geldgebrek moest de zoo nuttige instelling na eenigen tijd bezwijken; vooral in hare buurt had zij in de hoofdstad een reeks van jaren zeer veel goed, gesticht. In de volgende jaren is Kluit nog wel aan het Hoofdbestuur van 't Nut toegevoegd in zijne zomervergaderingen, in raadgevende commissies, maar dat was nooit van harte. Hij beweerde altijd, dat slechts één lid eener | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
commissie het werk doet, hij was een bepaalde vijand van commissiewerk, ten onrechte naar ik meen; het beginsel van de verdeeling van den arbeid vindt hierin zijne zeer geschikte toepassing; er is veel werk, dat onmogelijk anders kan worden verricht. Nog twee malen nam Kluit evenwel zitting in eene Amsterdamsche commissie en wel als penningmeester, eene betrekking die aan den financier, die voor zich en vele anderen steeds een zeer zuinig beheer voerde, best was toevertrouwd, want nauwgezetheid en nauwkeurigheid waren twee zijner steeds gewaardeerde eigenschappen, en van het behartigen van geldelijke belangen had hij zoowel oefening als voorliefde; de vele door hem jaren lang bezorgde tijdroovende administraties van familieleden en goede kennissen konden aan geen betere onbaatzuchtige handen zijn toevertrouwd; mijne meening ten deze werd na 's mans dood verre overtroffen, toen ik van al dat geldelijk beheer inzage kreeg. Amsterdammer in merg en been,
Nederlander van top tot teen,
zooals hij van zichzelven terecht getuigde, liet hij zich vinden om penningmeester te zijn van de Commissie voor de historische Tentoonstelling te Amsterdam, die in 1876 de zalen van het Oude Mannenhuis vulde. Het was een gewichtige dienst aan het Oudheidkundig Genootschap bewezen, vooral door zijne strenge zuinigheid en stipte nauwkeurigheid. Al haalde hem dit penningmeesterschap van zijn ander werk af, hij smaakte er toch voldoening van, evenals in April 1887, toen hij in dezelfde betrekking deel nam aan het versieren van de P.C. Hooftstraat en de van Baerlestraat, waar hij toen N. 4 woonde, nadat hij eenige jaren op de Prinsengracht bij de Spiegelgracht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had gewoond. Met een der bewoners van de P.C., den helaas sedert overleden ingenieur Joannes Kluit, een der afstammelingen uit een der andere takken dezer familie, heeft hij gezorgd voor de oprichting van den Eereboog, die de P.C. bij de Hobbemastraat versierde ter eere van de vorstelijke ontvangst van den zeventigjarigen koning. Noode liet hij zich voor zulke werkzaamheden vinden; evenmin komt hij voor in de rei der diakenen of ouderlingen van de Wale kerk, waarvan hij de belangen alleen als Membre du Collège électoral behartigd heeft, en wel in liberalen geest. Volgeling van Opzoomers en Scholtens richting geworden in den studententijd, had hij daarna getoond een open oor te hebben voor de voordrachten der modernen; ook bij hem is later het gevolg hiervan geweest staking van het kerkbezoek, al is hij ook een braaf man en eerlijk medeburger gebleven. Aan het gezellig verkeer had Kluit ook geen groote behoefte; vreemd genoeg, want in gezelschap met verstandige beschaafde menschen was hij zoo uitmuntend op zijne plaats. Wellicht hangt dit zamen met zijn physiek, dat hem van zijn jeugd af tot geheelonthouder had gemaakt, Kluit kon zelfs geen glaasje bier verdragen. In opgewonden kringen gevoelde hij zich misplaatst en hij vermeed ze, en zoo is hij een eenzelvig man en kamergeleerde geworden, die alle bevrediging vond in de studie, die ongetrouwd bleef, om te werken en aanteekeningen te maken, te lezen en te schrijven. Alleen op het Leesmuseum zag men die lange gestalte, den vriendelijken doch afgemeten man, met dat open oog en fijne snorbaardje zeer getrouw elken dag, al had hij daar ook te kampen met den zoo noodigen aanvoer van versche lucht, zoodat hij in zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoogen hoed bescherming moest zoeken voor zijn van haardos ontbloote hoofd, iets wat door den ongenoemden courantenschrijver vrij ongepast is meegedeeld met nog een paar onzinnige praatjes. Daar heeft hij bijna dagelijks de couranten gelezen en er uit opgeteekend wat van zijne gading was. Op bibliotheken en archieven nasporingen te doen naar het onderwerp dat hem bezig hield, was zijn lust en zijn leven, daarvan kunnen velen getuigen, die hem in verschillende steden behulpzaam waren, en hij werkte daar alsof hij er voor was opgeleid, dank de aangeboren gaven, een uitstekende memorie en een scherp oog, een uitnemend verstand en eene goede combinatiegave op dat gebied, gevoegd bij een zeldzame volharding. Al deze eigenschappen zouden hem zeker tot een uitmuntend archivaris hebben ontwikkeld; zijn later gebleken meesterschap in het beschrijven van alle bijzonderheden van alle couranten is waarborg, dat hij naar behooren zou beschreven hebben of door anderen onder zijne leiding hebben laten beschrijven charters of giftbrieven, cartularia of registers van welken aard ook. Maar zelfs de gedachte van den toenmaligen archivaris Pieter Scheltema te gaan verdringen, was hem zoo afkeerig, dat hij slechts als liefhebber het Amsterdamsche archief bleef bezoeken. Mijn wensch om van zijne groote liefde voor het hem ‘zoo dierbare Amsterdam, de stad der steden van Nederland, met haar roemrijk verleden’, die hij zoo gaarne elken dag van zijn leven doorliep, - hij zou zich in geen andere woonplaats ooit te huis hebben gevoeld, - te doen blijken als opvolger van Mr. Scheltema wierp hij meer dan eens ver weg. Kort nadat zijne dissertatie was verschenen en gunstig beoordeeld, werden hem dergelijke geschriften ter recensie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangeboden door de redacties van onze eerste tijdschriften. Zoo schreef hij in 1865 een aankondiging van het academisch proefschrift van J.H.M. Mollerus, over het handelsstelsel in Nederl.-Indië (N. 5), in de Bijdragen van Staats- en Gemeentebestuur van Boer, Fruin en Hubrecht, en in Nijhoffs Bijdragen kondigde hij in 1866 (N. 9) aan het Repertorium der bijdragen in tijdschriften en mengelwerken verspreid, benevens het Register der Academische dissertaties over onze geschiedenis, toen ik met den druk van die wegwijzers in allerhande bundels was gereed gekomen, een boek, dat door weinigen zoo vaak is geraadpleegd en zoo zeer is geprezen als door Kluit. In de Gids van 1868 schreef hij de aankondiging (N. 14) van de Informacie door onze Maatschappij uitgegeven, en in 1882 eene afkeurende beoordeeling (N. 59) der 1e afl. van Verboden boeken, geschriften en couranten in de 18e eeuw, van A.J. Servaas van Rooyen. Maar de uitnoodiging van Paul Nijhoff om in diens Bijdragen op te treden als aankondiger van al hetgeen op het gebied onzer geschiedenis verscheen, nadat zijne eerste Bijdrage (N. 2) in 1865 daarin was opgenomen, sloeg hij af. Hij wilde liever vrij blijven en zich niet laten afleiden van de geschiedenis der dagbladlitteratuur, die nu eenmaal zijn lievelingsstudie, zijn levenstaak was geworden. Slechts drie hierbuiten vallende geschriften moeten nog eerst vermeld worden, die reeds het licht hadden gezien. Vooreerst Noordwijkerhout (N. 3), een gelegenheidsstukje in 1865, toen daar zijn vriend A.C.J. van der Kemp tot predikant beroepen was; het is hier de plaats om aan te teekenen, dat de tegenwoordige hoofdonderwijzer aldaar, onlangs dit geschrift aanvulde met de gegevens uit het rijke archief dier gemeente, dat Kluit niet had | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen raadplegen. Verder het afzonderlijk verschenen boekwerk van 1865, De Amsterdamsche Beurs in 1763 en 1773 (N. 4), twee der vele geldcrisissen, zooals wij ze in 1848, 1865 en later ook nog beleefden. Hiervoor hadden zoowel de dagbladen - doch merkwaardig genoeg niet de Amsterdamsche - als zeer vele pamfletten de rijke stof geleverd; het was een studie waarop herhaaldelijk de aandacht werd gevestigd en nog onlangs door den heer J.M. Broekman Jr., die in zijn Weekblad er een overzicht van gaf in 1894, met het oog op den toenmaligen financiëelen toestand der wereld; deze financieman oordeelde de lezing van dat geschrift overwaard. Zijn leermeester Vissering viel hem hard over den drogen vorm, een gevolg van Kluits karakter, maar later bekende hij mondeling den inhoud meer geprezen te moeten hebben. Ten derde gaf hij in de Handelingen onzer Maatschappij in 1866 een studie over een anderen windhandel, De Tulpenen Hyacintenhandel in 1634-37 en 1733-34 (N. 8), bewerkt met behulp der vele door den tijdgenoot nagelaten geschriften. In het voorbijgaan veroorloof ik mij de opmerking, dat de grootste vriend der couranten, slechts ééns een artikel, in 1880 in het Handelsblad, schreef, Reinigingsdienst (N. 53). Hij vatte de pen op om zijne afkeuring van sommige zaken van bestuur te toonen. Het heeft hem vaak moeite gekost zich in te houden en niet meer in de courant te schrijven, toen bij de groote uitbreiding van zijn geliefde geboortestad, en de reusachtige opdrijving van haren schuldenlast, er zoo ontzettend veel in strijd met zijne verwachting en zijne wenschen gebeurde. Hij leefde namelijk nog al veel in het verleden, ging niet genoeg mee met zijn tijd, die anderen verblindde en meesleepte. Naar aanleiding van vele gesprekken over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de hier bedoelde belangen met mijn zwager gehouden, durf ik verklaren, dat het maar goed is geweest, dat de oppositieman verder heeft gezwegen, en zich niet heeft opgeworpen tot leider van de staatszaken in kalmer en zuiniger richting, want voor zeer veel tegenspraak en tegenwerking is hij gespaard gebleven; bovendien sprak hij wel verstandig en helder maar niet vlug, hij was geen ‘debater’; zijne kracht lag elders, hij moest de Nederlandsche Hatin worden, had dr. Campbell in de Ned. Spectator gezegd in 1865, en Kluit had die taak reeds op zich genomen.
Hij wilde het voorbeeld volgen van Eugène Hatin, schrijver van een meesterlijke ‘Bibliographie de la Presse périodique’, die reusachtige beredeneerde lijst van alle in het Fransch gedrukte gazettes en couriers, revues of hoe of die bladen al mogen heeten, om na een gerechtelijke of administratieve schorsing onder een anderen naam te herleven, om de wil van het personeel van de drukkerij enz. zooals het dan heet. Hatin had daarna onder handen genomen een monografie ‘Les Gazettes de Hollande et la presse clandestine au 17e et 18e siècle’, en kwam herwaarts; Frederik Muller verwees hem naar mijn zwager en naar mij; ik hield mij toen onledig met het voltooien van den catalogus der rijke bibliotheek van mijn oom Mr. L.C. Luzac, in welk werk de 76 jarige lettervriend was weggenomen; ik kon dus het meest volledige familie-exemplaar der Fransche Leidsche Courant hem voorleggen, om zijne te Parijs vervaardigde aanteekeningen aan te vullen; Kluit, die zijne bijdrage omtrent de Fransche Amsterdamsche en Leidsche Courant (N. 2) zoo goed als klaar had, vertoonde hem het prachtige portret van Antoine de la Font, den stichter der Fransche Leidsche Courant van 1667. En toen nu dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tweede keurige boek van Hatin het licht had gezien, lag het op den weg van Kluit om te toonen in Fransche dagbladen in Nederland (N. 6), hoe veel licht uit Hatin's boek werd ontstoken, maar dat er nog vele vragen onbeantwoord bleven, dat er toen nog 4 Fransche bladen hier te lande uitkwamen, en dat uit een klacht van 1677 het bestaan van een Fransche courant vaststaat, door C. Jansz. Swoll te Amsterdam uitgegeven met behulp van den réfugié J. Rousset, schrijver van de Mercure historique, die in 1724 raad en historieschrijver van Willem IV werd. Hij vulde Hatin aan met een twaalftal periodiek hier verschenen Fransche tijdschriften te noemen, die de Leidsche bibliotheek wel maar geen der Parijsche bibliotheken bezit; kortom Kluit toonde recht te hebben van meespreken, en verklaarde kort daarop in 1867 onder den titel La gazette de Hollande (N. 11), dat er op ééne uitzondering na, die hier buiten valt, er geen aldus genaamd blad heeft bestaan, al wordt die ook in de toen en vogue zijnde opera ‘La Grande Duchesse de Gérolstein’ genoemd, maar dat de vele Fransche couranten te Amsterdam en te Leiden, te Utrecht en te 's-Gravenhage en waar al niet gedrukt onder een anderen titel, door heel Europa met de grootste belangstelling in alle vorstelijke kabinetten werden gelezen, en dat de vorsten en gezanten voor die bladen groot ontzag hadden en ze Gazettes de Hollande noemden. Bovendien stipte hij aan dat Hatin van de Navorscher gehoord had, waarin door de heeren Bodel Nijenhuis en Rammelman Elsevier vele bijdragen waren geschreven over de oudste Fransche Leidsche couranten; dit tijdschrift nu was verward door den Parijzenaar met den heer Kluit, dien hij ‘le fureteur hollandais’ had genoemd. Nu op dien titel kon mijn zwager aanspraak maken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want het is boven allen lof hoe goed hij de bronnen heeft weten te vinden voor zijn veelzijdig onderzoek. Vertelt ons Hatin hoe vele duizenden catalogues hij op de Parijsche bibliotheken had doorloopen om die eindelooze reeks van titels van verschijnende en verdwijnende periodieken op te stellen, te regelen en aan te vullen, Kluit heeft jaren ten koste gelegd aan het lezen van catalogi van boeken en vlugschriften zoo buitengemeen talrijk in Nederland verschenen, van historieplaten en portretten, van lijsten van boekdrukkers en uitgevers, van schilders en uithangborden, waarin hij zoo vele gegevens over de dagbladen vond. Het spreekt van zelf, dat hij alle onze historieschrijvers voor datzelfde doel heeft doorgewerkt, evenals de placaatboeken en verzamelingen van wetten en besluiten geëxcerpeerd met de pen in de hand, en vooral duizenden en duizenden couranten op die wijs doorbladerd, overal toch vond hij iets van zijne gading; maar hij leefde ook in een gunstigen tijd, want de grootste verzamelingen onzer pamfletten werden naar den eisch beschreven, terwijl de antiquaarcatalogi evenals de auctiecatalogussen, door Frederik Mullers leerlingen bewerkt, vertrouwbare bronnen waren geworden; de catalogus onzer bibliotheek, de lijsten der portretten van Nederlanders, het biographisch woordenboek van Van der Aa-Schotel werd voltooid en gevolgd door dat van Huberts, Elberts en Van den Branden, later door Frederiks zoo ontzettend verbeterd, en ten slotte Van Doornink's lijst van Anonieme geschriften; laatstgenoemde boekenvriend werkte anders dan mijn zwager, eerst kocht hij die boekjes, bestudeerde ze en ging ze daarna beschrijven. In weinig tijd vulde zich dan ook een groote doos met kwartjes schrijfpapier, elk voor een andere courant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestemd, zooals ik hem had aangeraden als groot voorstander van het behandelen van titels op losse bladen, die men in alphabetische orde of naar de tijdsorde of naar het onderwerp kan verschikken. Op elk kwartje schreef hij dan met die kleine doch zware en gelijkmatige hand, door de jaren, wellicht toen hij last van zijn gezicht had gekregen, met nog kleinere maar gelijke letter, al was die een beproeving voor de lezers van zijn handschrift en voor den zetter, die er overigens prachtig werk mee leverde, hij schreef dan, zeg ik, van elke courant den titel en het jaar, de dagen van verschijning en prijs, de door hem geziene Nummers - van sommigen heeft hij er slechts één enkel te zien gekregen, van anderen kende hij uit paskwillen het kortstondig bestaan of het toegezegde verschijnen, - de plaats waar gedrukt en door wien, en door wien uitgegeven, en waar deze woonde, en bij welken boekhandelaar te verkrijgen, de afmeting, het getal kolommen en der dwarsche kolommen, de plaats der advertenties, de centen van het zegel en waar gezegeld, alle welke bijzonderheden moesten vermeld worden, daar hierin meestal verandering kwam; verder boekte hij alle mogelijke wijzigingen in die vele opgaven, alsmede alle persvervolgingen of moeielijkheden met den gerechte. Van den beginne af had Kluit slag van zoo op te teekenen, dat hij het gebruikte niet meer noodig had. Velen meenden, dat hij alle couranten, wier geschiedenis hij schetste, in eigendom bezat, maar dat was het geval niet, en hij waarschuwde bij voorbaat dat na zijn verscheiden auctionarissen zouden teleurgesteld worden. Van een andere kracht is de heer Forckenbeck te Aken, die uit voorliefde tot het dagblad verzamelaar werd, en een Museum daarvan heeft aangelegd, waarin zoowel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merkwaardige bladen uit verre landen als gewone couranten kunnen worden gelezen, terwijl een nu en dan daaromtrent verschijnend blad de aandacht op allerlei merkwaardigheden op dit gebied vestigt. Kluit gebruikte slechts de groote en kleine reeksen op archieven en bibliotheken bewaard, of door particulieren verzameld en gelukkig nog niet opgeredderd. Hij was tevreden met ze te hebben geraadpleegd en niet begeerig ze te bezitten, waartoe, al was hij er voor in de gelegenheid als ongehuwd particulier en zich niet behoevende te bekrimpen voor die liefhebberijstudie, hij noch geld noch ruimte tot berging wilde geven, beter dan eenig ander wetende welk een ontzettenden omvang het nieuwspapier van vroeger en van onze jaren heeft. Hij was een voorstander van het beginsel om die soort van plaatsroovende boeken op openbare boekerijen verzameld te zien, zoodat zij niet meer bij sterfgeval of verhuizing onder den hamer kunnen komen en dan soms naar het buitenland gaan, of wat erger is, naar den papiermolen versukkelen. Met dezen tegenzin in het verzamelen hangt zamen, dat hij het aanbod van Martinus Nijhoff afsloeg, om hem de noodige oude couranten allengs te bezorgen, mits hij bij hem een bibliographie zou uitgeven zooals Hatin zoo prachtig van Frankrijk had gedaan. Dit heeft mij in der tijd zeer gespeten, want ik vreesde dat Kluit gebrek aan stof zou krijgen, maar ik zag het verkeerd in; het heeft hem nooit aan stof ontbroken. Zelf was ik in de gelegenheid hem op zijne studeerkamer te bezorgen het zoo even genoemde familieëxemplaar der Nouvelles Politiques van Luzac, dat Louis Caspar, die de eenige zuster van mijnen vader had gehuwd, van zijn vader Etienne had geërfd, evenzoo hielp ik hem aan het familieëxemplaar van de Hollandsche Leidsche Courant der De Kloppers, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de voorvaders van mijne moeder; verder vond hij de Haarlemsche Courant bij onzen vriend Enschedé die hem vele bescheiden ter inzage gaf; op de Amsterdamsche, Haagsche, Rotterdamsche en Utrechtsche bibliotheken of archieven trof hij vele anderen aan, om van eenige particulieren te zwijgen, die hem behulpzaam zijn geweest, terwijl op meer dan ééne boekverkooping door zijne aanwijzing de gelegenheid tot aankoop of aanvulling van gedeelten werd aangegrepen door mij of een ambtgenoot bij wien wij begrepen, dat het publiek zoo iets eer zou zoeken. Toen nu Campbell hem als den Nederlandschen Hatin had aangewezen in 1865, heeft Kluit in 1867 in de inleiding tot zijne monographie over de Amsterdamsche Courant verklaard te willen geven ‘de Beschrijvende bibliographie van al wat hier en elders in het Nederlandsch en in Noord-Nederland in andere talen verschenen is van periodica’, of zooals de prijsvraag van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van 1861 luidde: ‘de litteratuur en kritiek der dagbladen en periodica tot 1830’. Doch dit was volgens hem onbereikbaar om den rijkdom der stof en om de onbekendheid waar die bladen en geschriften bewaard zijn; zijne herhaalde pogingen, om de door particulieren nog bewaarde bundels of losse krantjes te zien te krijgen, slaagde niet voldoende, want er moeten er nog veel meer te vinden zijn. Daarom had hij zijn beperkt plan om alleen de bladen van 1780-1813 te behandelen, d.i. van af den Engelschen oorlog, die aan het twistgeschrijf der staatkundige partijen nieuw leven gaf, tot en met de revolutie-periode en de Fransche overheersching, moeten opgeven, hoe grooten lust hij ook daartoe had. De Nederlandsche nieuwsbladen zijn te talrijk, de verandering van titel te druk, de vervolgingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en schorsingen te veelvuldig, met één woord de taak is voor één mensch te werkelijk. Zelfs een woordenboek als dat van Hatin is een veel te omvangrijk werk voor één geleerde. Men moet bovendien op het stedelijke archief van de drukplaats van elk blad te veel gaan nazien, hetgeen niet van een rondreizenden onderzoeker is te vergen. Hij zou zien wat hij doen kon; hij stelde het schoone cijfer van 20 jaren om aan die levenstaak te arbeiden. Dit is ons indertijd veel te ruim voorgekomen, maar nu hij 30 jaren met onverflauwden ijver heeft verzameld en geschreven, zich met allerhande opofferingen uitsluitend aan dat werk heeft gewijd, en een 80 monographies van grooter en kleiner omvang heeft achtergelaten, doet zich de vraag voor: is Kluit niet de Nederlandsche Hatin geweest? Het antwoord geeft slechts de bevestiging van zijn uitspraak van 1867, hoe vreemd het klinken mag, en hoe gaarne wij van zijne hand zulk een alphabetische beredeneerde lijst hadden gehad, waarin wij, al ware het voorloopig, de lange reeks van bladen konden vinden met vermelding van al die opgaven van uiterlijke bijzonderheden door hem zorgvuldig opgeteekend, van vorm en inhoud, tijd van bestaan, wijze van uitgaaf, en vooral van richting en redacteurs. Dat alles was verzameld in de boven genoemde doos, waarbij twee keurig ingerichte en doelmatige alphabetische en chronologische blaffers behooren, want hij vond herhaaldelijk dat de naam van een blad, dat had opgehouden te bestaan, later werd gekozen voor een nieuwe courant van soms geheel andere richting. Deze uiterst kostbare verzameling, de keurige vrucht van 30 jaren ijverigen en onverdroten arbeid, is niet te vergeefs aangelegd; zij is bijeen gebleven en zal aan alle volgende onderzoekers, die op dit gebied willen werken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten dienste gesteld worden op de bibliotheek der Vereeniging voor de belangen des Boekhandels te Amsterdam. Daar heeft zijne zuster op mijn voorstel alles aan geschonken, omdat in die aanteekeningen en in 's mans monographies zoo zeer het belang van drukker en uitgever of redacteur en schrijver op den voorgrond treedt en niet de letterkunde noch de geschiedenis; anders was die geheele nalatenschap natuurlijk aan onze Maatschappij gegeven. Bij dat geschenk is ook gevoegd het doorschoten handexemplaar zijner artikelen, zoover het de dagbladen betreft, met tal van verbeteringen en toevoegselen. Wellicht doen die nog eens dienst, als men de voornaamste zijner stukken, die het meest in den smaak zijn gevallen, tot een bundel vereenigd en vermeerderd weder het licht laat zien, iets waarvan men mij reeds heeft gesproken. Er ging toch geen dag voorbij, dat hij zijne aanteekeningen niet vermeerderde. Hij leefde er dan ook bijna uitsluitend voor, las geregeld een zestal groote bladen te huis en op het Leesmuseum, en verzuimde nooit alles te huis op de behoorlijke plaats in te voegen. Hij was dat alles als dagelijkschen plicht gaan beschouwen, dien hij niet wilde verzuimen; hij ging dan ook later weinig uit de stad, en was tevreden met hetgeen hij met ons of met vrienden had gezien van de wereld op zijne reizen in België en Duitschland, Zwitserland en in Parijs. Dat het bijhouden van die aanteekeningen een tijdroovend werk moet geweest zijn, bleek mij later zonneklaar, toen ik voor de aardigheid na 's mans dood alle berichten omtrent verandering van titels, van prijs of advertenties, van letter of formaat, van redacteurs of hun verderen levensloop, als ook de wisselende waarde der aandeelen en uitgekeerde dividenden dier bladen heb opgeteekend, en in één jaar daarvan ettelijke honderden blaadjes kon tellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook is aan de Vereeniging geschonken de stapel van 6 meter hoog, van verschillende bladen meerendeels eerste nummers, of waarin eenige verandering van letter of vorm, redacteur of inrichting het merkwaardige van uitmaakt. Moeielijker viel het hem het laatste nummer van een blad te bemachtigen, te meer omdat velen met stille trom verdwijnen. Dit bleek vooral toen op de tentoonstelling te Philadelphia onze pers van haar kracht in die richting blijk wilde geven en met een lange lijst voor den dag kwam, waaraan Kluit ook de behulpzame hand heeft geboden, maar tot groote spijt moest waarschuwen voor de onvolledigheid in vele opzichten. Maar al is mijn zwager niet de Nederlandsche Hatin geworden, hij heeft in zeker opzicht wat beters geleverd: de stof voor elk blad door hem vergaderd, was zoo rijk, dat hij er een monographie over kon schrijven en zelfs een uitvoerige, en wanneer één blad niet genoeg opleverde, dan vereenigde hij onder één titel een stuk of wat, b.v. die in dezelfde stad waren verschenen in den loop der tijden, of wel hij gaf alles wat over dezelfde courantenen pamfletschrijvers kon gezegd worden, als Jacob Campo Weijerman (N. 39), of Nicolaas Hoefnagel (N. 57); op een anderen tijd vereenigde hij wat hij wist over een bepaald soort bladen, als De Narrensteinsche, Utopiaansche en Liliputsche Couranten (N. 24) en De Miniatuur-Couranten of Lilliputters (N. 63), waarin de kwestie van vrijdom van zegelrecht van die kleine blaadjes breed is behandeld. Die manier van werken heeft helaas deze keerzijde, dat de titel van meer dan één artikel niet aan den inhoud beantwoordt; hieraan zal ik, zoover doenlijk, in de lijst van Kluits geschriften te gemoet komen. Meer dan eens heb ik later bij mijn zwager aangedrongen op het geven van eene, al was het voorloopige, lijst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der hem bekende Nederlandsche bladen; deze had b.v. onze Maatschappij kunnen drukken, maar Kluit bleef weigeren; eerst wilde hij nog twee groote couranten op zijne wijs behandelen, het Handelsblad en als ik wel heb, den N. Rotterdammer, en dan zouden wij elkaar nader spreken, zeide hij; maar zoo ver is het niet mogen komen. De bescheiden courantenvriend, die in deze afdeeling der geschiedenis onzer letterkunde en nijverheid opging, werd midden in zijn werk weggenomen; de Geschiedenis van het Handelsblad (N. 83) vond ik wel onvoltooid maar tot 1865 zoo keurig geschreven, dat het de moeite waard is haar te drukken. Al het overige moet aan zijne opvolgers worden overgelaten, mogen zij evenveel hart voor de zaak en evenveel geduld bezitten als mijn zwager gehad heeft! Al wat hij heeft voorgewerkt, staat hun ten dienste. Doch dan zou ik hun aanraden in de methode eenige verandering te brengen, want al hetgeen Kluit heeft opgeteekend en dat in zulk een bibliographie als die van Hatin van pas zou komen, behoeft niet in de monographie te worden ingevlochten; daardoor wordt de lezing van zulk een geschiedenis onaangenaam gestoord, en deed het de lezers van zijne toch zoo belangrijke studies verminderen. Ik heb hier het oog op de onbeduidende bijdragen, ik noemde ze microscopische kleinigheden en had ze in bijlagen achter elk artikel willen geplaatst zien, hetgeen mijn zwager volstrekt niet toegaf; op zijn juiste plaats wilde hij vermelden dat vrijdagsche in vrijdagse courant veranderd was, dat het N. van de rechter- naar de linkerpunt was verplaatst, dat de druipstaartende leeuwen in het stedelijk wapen door andere met krullende staarten waren vervangen, dat de advertenties voortaan een half uur vroeger moesten bezorgd worden, dat de bestelhuizen der uitgevers veranderden, en wat dies meer zij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In één woord de ijverige courantenvriend heeft de uitwendige geschiedenis van het blad te veel op den voorgrond gezet, terwijl zoo velen met mij wat meer van den inhoud hadden willen lezen en daarin werden teleurgesteld. Kluit was volstrekt niet blind voor het groote gewicht daarvan, hij onderschreef het oordeel van den hem geliefden en zeer gewaardeerden Arnhemmer: ‘Vier of vijf kolommen van een courant leeren ons meer van de zeden en gewoonten, van den stoffelijken en verstandelijken toestand van een volk, van zijne beschaving en zijne moraliteit dan een dik boek vermag. Over 1000 jaren zal één jaargang van het Handelsblad den geleerde meer en beter ten aanzien het Nederland en den Nederlander van 1864 b.v. inlichten, dan de opgravingen van Pompeji ons inlichten ten aanzien van de klassieke oudheid’. Doch nu begon hij met de uitwendige geschiedenis der bladen, en die was reeds zoo omvangrijk, dat hij slechts in zijne eerste stukken wat gaf van het inwendige; hij schijnt het later, denkelijk om den omvang, te hebben ter zijde geschoven. Uit een oude Amsterdamsche Cours van Negotie b.v. deelde J.C. Altorffer in de Bibliographische Adversaria mede den prijs van de drie soorten goudleeren behangsel, dat een Fransche régufié daar vervaardigde, het gewone, het gebombeerde en het bonte. Vallen zulke bijdragen niet meer in den smaak van de lezers? Had hij met zulke belangrijke bijdragen aan velen geen genoegen gedaan? Slechts ééne merkwaardigheid omtrent de geboorte- en doodadvertenties vond ik in die duizenden bladzijden, die ik voor deze schets heb doorgelezen; dat is dat de overheid verbood de oorzaak van den dood en de uitvoerige berichten omtrent de bevallingen wereldkundig te maken. Juist dat verbod prikkelt de nieuwsgierigheid om te weten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoe of die advertenties dan vóór dat verbod waren, en er voorbeelden van te lezen. Wat heeft H. Sampson in zijn History of advertising (London 1874) daarover een alleraardigst boek weten te schrijven, en wat is het werk van R. Van der Meulen De Courant, een aangename lectuur. Dit boek heeft mijn zwager groot verdriet gedaan; de schrijver had zoo ontzettend veel aan hem ontleend, maar ook getoond hoe of over de courant in hare geschiedenis en wording d.i. druk en uitgaaf, een leesbaar boek te schrijven is, dat door zeer velen is en zal worden gelezen. Mij dunkt de aard der nieuwsberichten der vorige eeuwen, de vertrouwbaarheid der toenmalige correspondenten mocht wat meer op den voorgrond zijn gezet, want daardoor kreeg een blad geloofwaardigheid en tal van abonnenten, die de nieuws- en beursberichten durfden vertrouwen; slechts ééns vermeldt Kluit, hoe door een Nederlandsch blad in de vorige eeuw een leening van een der vele Duitsche Staten is mislukt. Eenige staaltjes van stijl en taal, zouden o.a. door de bewerkers van het Woordenboek gewaardeerd zijn, vooral uit den tijd, toen de couranten slechts twee- of driemaal in de week verschenen, en er meer zorg aan besteed kon worden dan tegenwoordig. Proeven van onbeschoftheid van de dagbladschrijvers van vroeger eeuwen, want het waren vaak libelschrijvers en ongelikte ofschoon begaafde mannen, zouden de monographies gekruid hebben, welke zoo verbazend dor en stroef werden, vooral omdat Kluit uit lust om getrouw te zijn, veel had overgeschreven, en nu de woorden van zijn zegsman liet afdrukken, wel netjes tusschen de zijnen ingevlochten met de noodige aanhalingsteekens, doch daardoor een mengsel van taal en stijl ons voorzette, dat vrij stootend moest worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vooral is dit het geval geweest met de breed behandelde vervolgingen wegens hoon en persdelicten; de pleidooien en de redevoeringen in de Kamers hoe belangrijk ook, waren in het oog van anderen, die daarin meer een staatkundige partijzaak zagen, b.v. de zegelkwestie der kleine courantjes, vrijwel onnoodig, en zoo wenschte het Bestuur van onze Maatschappij inkrimping daarvan in zijne studie over de Arnhemsche Courant, in wier geschiedenis de rekbare vraag van hoon en laster zoo erg breed is behandeld. Maar de schrijver weigerde iets daaraan te veranderen; gelukkig ook, want later verscheen het in de Bijdragen der Vereeniging voor den Boekhandel, waar dat keurig ontwikkelde artikel geheel op zijne plaats was, het gold toch den drukker en den uitgever. Kluit was een groot voorstander van de vrijheid van drukpers, met voorliefde stelde hij in het licht de talrijke klachten over berichten voor buitenlandsche mogendheden min aangenaam, of verkrachting der stedelijke keuren of provinciale placaten; en meer dan eens betwijfelde ik bij het nalezen van al die gevallen of die veelgeroemde persvrijheid hier te lande wel bestaan heeft. Die drukkers en uitgevers toch zijn onophoudelijk lastig gevallen door schout of baljuw, en dan werd er een ernstige reprimande uitgesproken en belofte gedaan van herroeping van het nieuwsberichtje, dat zulk een aanstoot gaf, of er werd een zware boete opgelegd; Kluit gaf een voorbeeld hoe van de betaalde Æ’ 600.- slechts Æ’ 300.- staat vermeld in de armenregisters, de andere Æ’ 300.- kon de vertoornde Pruisische gezant wel eens gekregen hebben om zachter te worden gestemd. De meeste nieuwe keuren of bepalingen werden door de courantiers als niet geschreven beschouwd, als zij al niet werden ingetrokken door de overheid, want kort na zulk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een bestraffing verschenen nog meer pamfletten en nieuwe bladen, vaak onder een anderen naam, en dit huismiddel verklaart hoe reeds sommige bundels couranten uit de 16e eeuw onvolledig schijnen, het nieuwsblad had opgehouden en verscheen eerst een poos later onder een anderen titel. Helder licht laat de jurist ook schijnen op de vele kwesties van monopolie uit de verkregen en vaak duur betaalde recognitie van den courantier, als ook op het door de stedelijke regeering beweerde eigendomsrecht van de courant, omdat er een stadswapen op prijkt. Merkwaardige contracten drukte hij midden in den tekst af, terwijl ik ze in de bijlagen zou geplaatst hebben. Doch genoeg, om in het voorbijgaan aan te toonen wat al zaken op het door Kluit bearbeide veld zich voordoen. Ik moet van mijn voornemen afzien om de vele resultaten door hem gevonden, hier mede te deelen, zij zijn te talrijk, en ik moet mij beperken tot een overzicht der bladen door hem in die 80 artikels behandeld. In onze Handelingen van 1875, 1878 en 1882 heeft hij een lijst zijner Bijdragen over de Dagbladlitteratuur gegeven, maar ik zal achter zijn Levensschets afdrukken zijne keurige ‘Lijst der achtereenvolgende studiën’ waarvan ik de nummers geregeld tusschen ( ) opgeef in deze schets, en neem daarbij over wat hij aanteekende omtrent besprekingen of beoordeelingen, zoo beknopt mogelijk; nog voeg ik er bij de namen der meest verdienstelijke schrijvers, uitgevers of drukkers van elk blad, want door zijn onderzoek is de biographie onzer landgenooten zeer gebaat; bovendien vermeld ik tusschen haakjes de namen der bladen in elk artikel behandeld maar niet op den titel vermeld; zij zijn achteraan geschikt in één alphabetisch lijstje, dat voor velen zeer geriefelijk kan zijn; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en ten slotte noem ik de openbare en private bibliotheken waar de besprokene bladen bewaard worden. Hiervan had ik Kluit meer dan eens de opgave gevraagd om die door onze Maatschappij b.v. te laten drukken, want telkens bleek daaraan op de bibliotheek de behoefte; doch mijn zwager verwees mij steeds naar zijne artikelen over die bladen, waar hij het getrouw had meegedeeld; maar nu ik al die studies heb doorgelezen en mijne aanteekeningen overzie, erken ik een alles behalve volledige lijst daarvan te kunnen geven.
Ik laat thans een overzicht volgen van zijne studies: in N. 16 en 54 behandelde hij de oudste Gazette van Antwerpen en De eerste Courantiers in Europa, in N. 37 die van de Indische Nieuwsbladen, in N. 11 heeft hij de beteekenis van Gazette de Hollande verklaard en in N. 2 en 6 de Amsterdamsche en Leidsche Fransche Couranten en de hier te lande in de Fransche taal gedrukte nieuwsbladen opgegeven, evenals in N. 23 de Spaansche en Italiaansche in de Nederlanden verschenen bladen, blijkbaar uitgegeven om de handelsbelangen, welke ook gebaat werden door de Rotterdamsche Zee- en Posttijdingen van Joh. Naeranus (N. 15), evenals door de Amsterdamsche Prijscourantjes in de 17e en 18e eeuw (N. 30), waarvan uiterst weinig door den tijd is gespaard geworden tot veler spijt. Van de meest gelezene en belangrijke couranten beschreef Kluit al wat hij er van had gevonden, meerendeels in onze Handelingen; de Amsterdamsche Courant in N. 13, den Arnhemmer in N. 66, de Delftsche in N. 20 en de 's-Gravenhaagsche Couranten in N. 38 en N. 42, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Haarlemmer in N. 32, het Journal de la Haye in N. 50, de eerste Leidsche in N. 10, die van De Klopper in N. 22 en de Fransche Leidsche in N. 18, de Rotterdamsche in N. 43, de Hollandsche en Fransche Utrechtsche in N. 46, de Staatscourant vóór 1814 in N. 56, de talrijke Vervolgingen in België tusschen 1815 en 1830 in N. 76, terwijl de bladen voor den Boekhandel in N. 70 behandeld zijn. Bovendien vond ik twee in mijn oog voltooide studies, steeds met aanteekeningen vermeerderd, in zijn schrijftafel; na zijn dood verschenen zij in de Bijdragen van de Vereeniging voor den boekhandel: N. 81 De Belasting op de Nieuwspapieren 1674-1869, waarin de geheele en toen afgesloten zegelgeschiedenis is behandeld, en N. 82 De Verzending van het Nieuwspapier, waarin vele bijdragen omtrent het postwezen. Behalve het bovengenoemde stuk over het Handelsblad (N. 83) lag nog een keurig lijvig stuk bij zijne papieren, zegge de twee eerste hoofdstukken van eene Geschiedenis der Nederlandsche Dagbladpers (N. 84), dat is van de opkomst tot 1780, en van dat jaar tot 1813. Evenals al zijne uitgegevene studies, zijn zij keurig bewerkt en zullen zij ook het licht zien; in het 3e hoofdstuk zou hij de couranten van 1813 tot 1 Juli 1869 hebben behandeld, terwijl het 4e hoofdstuk de geschiedenis der pers na de afschaffing van het zegel tot onze dagen zou bevatten. Zeker zou hij daarin zijne inzichten hebben verdedigd omtrent de ontwikkeling der nieuwsbladen vooral na dien belangrijken maatregel van 1869. Kluit wilde b.v. alleen nieuws in de courant lezen, het was en bleef voor hem het nieuwsblad, al het overige wenschte hij aan vakbladen over te laten. Maar de industrie wil het anders, hare belangen gaan niet uit van een historische opvatting, zij geeft ons | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alles en nog wat in de ons overstelpende couranten met Bijvoegsels of in het Eerste, Tweede of Derde blad om van de verschillende Edities niet te spreken. In Nijhoff's Bijdragen, in De Navorscher en vooral in de 30 laatste jaargangen van De Ned. Spectator heeft Kluit een reeks van min of meer belangrijke onderzoekingen omtrent kleinere bladen uitgegeven, vooral partijbladen, die na 1780 in grooten getale werden geschreven en in groote oplagen gedrukt, want zij werden ontzettend druk gelezen. Zeer vele zijn bijna geheel verdwenen, zoodat hij ontzettend veel moeite heeft gehad om hunne lotgevallen te weten te komen; zeer veel vond hij natuurlijk in de tegenschriften en in de oneindige reeks van octavo blauwboekjes uit het eind der vorige eeuw, zeker geen aangename lectuur, al zijn zij door buitengewone heftigheid terdege gekruid. In artikelen die ik hier slechts opnoem, gaf hij al wat hem bekend was, van deze en van de door schorsing of veroordeeling in hunne plaats gekomen bladen of van de door hunne aldus broodeloos geworden schrijvers daarna uitgegeven couranten. In 1780 verscheen dan de Diemer- of Watergraafsmeersche Courant van H. Koning (N. 21); door de Amsterdamsche Courant belet zijne Posttijdingen uit te geven trok deze naar 't platte land, waar de Amsterdamsche keuren niets vermochten. In hetzelfde jaar kwam het weekblad de Post van den Neder-Rhijn (N. 52), het patriottische blad van P. 't Hoen uit, waarvan te Arnhem een exemplaar door beulshanden is verbrand; even vinnig was het als de daartegen gerichte orangistische Post naar den Neder-Rhijn (N. 40), van P. Verbrugge, die vervolgd werd en door Bilderdijk is verdedigd. Veel heeft Kluit geput uit de brieven van R.M. van Goens over dezen en over de Ouderwetsche Nederlandsche Patriot (N. 41). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de andere richting was Le politique Hollandais van A.M. Cérisier (N. 58), en de Vaderlandsche Courant (N. 62) als ook het in samenspraken vervatte weekblad Krelis en Louw, onder welken titel sedert lang een almanak verscheen, van Berkenkamp, die ook in Grietje en Dieuwertje en in de Hollandsche wekelijksche Nieuwsverteller dezelfde beginselen verkondigde. Al deze bladen zweepten de gemoederen op, bijna elk werd op zijn beurt verboden. Zoo ook de Politieke Kruyer van 1782 (N. 55), dien J.C. Hespe bij Verlem uitgaf, wiens zware boete in 1785 door de patriotten uit het geheele land werd betaald; de Oranjepartij had in 1783 daartegen de Politieke Kruyersknecht uitgegeven. In genoemd jaar verscheen de Zuid-Hollandsche Courant (N. 35), waarvan de verkoop door de overheid werd verboden, zoowel de nieuwe als de oude nummers, zelfs die op boekverkoopingen zouden voorkomen. De Na-Courant later Vaderlandsche Bijzonderheden van Le Franck van Berkhey, een orangistisch blad, (N. 36), was zoo scherp dat het ook verboden werd zelfs als Stadhouderlijk Weekblad. Hoe vinnig de twisten werden besproken, blijkt uit de Politieke Praatvaar van 1784 van C.F. König (N. 33), die ook de Politieke Nalezer, Huisonderwijzer op den Zondag schreef. Daartegen schreef de Oranjepartij de Politieke Praatmoer, die veranderde in Politieke Snapster, evenals de andere daarom de Politieke Snapper werd, toen zij om hun gemeen geschrijf waren verboden. De toestand van die schrijvers was vaak hachelijk, dat ondervond ook Joh. Olivier Schilperoort met zijne Geldersche Historische Courant in 1786 (N. 31). In dit jaar verscheen ook de 's-Gravenzandsche en Brielsche Courant (N. 17), waarvan de Brielsche archivaris ds. De Jager de verdere lotgevallen schetste, zie ook N. 29. Het jaar daarop kwam Janus uit (N. 12), behandeld met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Oranjeblad Janus herrezen en eenige dergelijke Janussen en de Politieke Blixem die met 4 gewijzigde titels verscheen. De omkeer der partijen maakte Docter Pieter Van der Schelle tot uitgewekene, die in 1791 de Duinkerksche Courant schreef (N. 74), terwijl in 1795 de Nationale Courant verrees van L. van Ollefen (N. 27), weldra gesupprimeerd in die dagen van vrijheid, zoo het heette, en als Bataafsche vervolgd, maar evenmin door de vrijheidsmannen geduld, noch toen die met de bijvoeging van oprechte onder drie verschillende titels werd opgevat. Tegenover al dat twistgeschrijf steekt kalm af de sedert 1790 nu nog steeds verschijnende Reizende Nieuwsbode (N. 45), een veel gelezen Amsterdamsch volksblad, dat buiten staatkundig gekibbel en zegeldruk is kunnen blijven, en zelfs in den Franschen tijd rustig is verschenen. In die moeielijke dagen hadden toch alle couranten het zwaar te verantwoorden, in ieders geschiedenis leest men van schorsing of opheffing, en in N. 7 gaf Kluit eene Mededeeling omtrent de Nederlandsche dagbladen in den Franschen tijd. Later gaf hij in N. 68 de lotgevallen van de Ster een deels letterkundig blad door F.A. Brockhaus, den later verdienstelijken Leipziger uitgever, te Amsterdam opgericht in 1806, waaraan J.F. Helmers en C. Loots ook schreven, doch dat ook al gesupprimeerd is evenals later, toen het onder den titel van Amsterdams Avondjournaal verscheen. Wat in de Nederlanden als koningrijk op dit gebied werd opgericht, is in zes artikelen door Kluit behandeld, want ook die bladen hebben eene merkwaardige geschiedenis beleefd, als Arlequin (N: 67), die met de Rotterdamsche kermis tijdelijk verscheen, maar in 1819 door mr. J.A. Weiland als courant werd voortgezet, doch om krasse behandeling van plaatselijke aangelegenheden door A. May van Vollenhoven, streng is gestraft. Dit geldt ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van N. 48, de in 1820-51 verschenen Asmodée van mr. H. Box en A.J.E. Van Bevervoorde, waarvan de puntige bijdragen elke week velen, zonder daarom sympathie te hebben voor die begaafde journalisten, naar den Spectator deden verlangen, evenals de onderhoudende lotgevallen van de Hydra en Asmodée van 1827 en volgende jaren van J. de Vries (N. 71). De in 1834 verschenen Etendard (N. 29) was een door Belgisch geld ondersteund blad van H.J.W. Thomson; vijandiger tegen de regeering was nog de Tolk der Vrijheid van 1839, van E. Meeter, waarvan vermakelijke bijzonderheden zijn opgedischt in N. 44, als ook van de Onafhankelijke, de Ooijevaar, de Contra-Ooijevaar en nog een zestal andere bladen van A.H. van Gorcum, de Haas, du Mée, Apeker en A.J. van Tetroode. Lezenswaard is ook N. 65, De Staatkundige Tooverlantaarn of Utopische Politische Snelwagen, sedert 1845 bij Van Hulst te Kampen verschenen, waarvan F.W.G. Linck redacteur was, en wel vooral om de uitvoerige behandeling van het ongelukkige proces van majesteitsschennis, waarin Van Hulst werd gewikkeld door de opname van de afkeurende critiek van de Troonrede door mr. J.H.G. Boissevain.
Men ziet de vruchten van het 30-jarig zoeken en schrijven zijn niet gering, en in bovenstaande regelen heb ik niet eens de vele in het voorbijgaan door Kluit beschrevene bladen vermeld, welke ik in de lijst hierachter zal opnoemen. Doch meer dan genoeg om aan te toonen dat Kluit zich verdienstelijk heeft gemaakt met dien tak onzer litteratuur zoo degelijk te bestudeeren, zoo conscientieus te beschrijven voor zoover hij de nog hem toegankelijke krantjes onder oogen heeft gehad, en er alles van op te teekenen, dat hem voor een schets van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elk blad vroeg of laat zou dienen. Zeker kende niemand hier te lande onze dagbladpers van haar oorsprong en ontwikkeling af beter dan mijn zwager, die er geheel in en voor heeft geleefd, zich heel wat opofferingen getroost om achter de ware toedracht der zaken te komen, en die nog zooveel meer omtrent die bronnen onzer geschiedenis had kunnen leveren. Maar zijn levensdraad werd eensklaps door een beroerte afgesneden op 19 September 1894 in de gymnastiekzaal, waar de kamergeleerde sedert tal van jaren door stelselmatige beweging te nemen aangename ontspanning vond. Twee dagen te voren hadden wij hem bezocht en ons over zijne opgewektheid verheugd, in de verste verte niet denkende dat de broeder, die zulk een geregeld leven leidde, voor zijne gezondheid behoorlijk zorgde, buiten den zenuwachtigen drang onzer rustelooze maatschappij als ambteloos burger kon blijven, en die in onze oogen alle gegevens in zich vereenigde om ons te overleven, zoo eensklaps zou worden weggenomen tot diep leedwezen van zijn eenige zuster en van hem, die geroepen werd om deze levensschets te schrijven.
September 1895. Dr. W.N. du Rieu. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der geschriften van Mr. W.P. Sautijn Kluitin tijdsorde, met vermelding waar zij zijn opgenomen en in welk tijdschrift besproken, met opgaaf der in hetzelfde artikel behandelde couranten, der jaren van verschijning en der schrijvers, drukkers of uitgevers, met aanwijzing der openbare bibliotheken of archieven, waar de grootere reeksen worden bewaard, (de losse nummers der oudste couranten en twistbladen zijn toch meerendeels in de Pamfletverzamelingen opgenomen), gevolgd door een Alphabetische Lijst der behandelde couranten.
1. Geschiedenis en Invloed van het Continentaal-stelsel op den staatkundigen en maatschappelijken toestand van Europa. (Academisch Proefschrift). Amsterdam, W.H. Zeelt, 1863. XXIV. 346 blz. - Bespr. Leidsch Dagblad, 10 Juni 1863, No. 1011. Gids, Febr. 1864, 444. Tijdschrift voor Staathuishoudk. en Statist., 1865, XXV. 238. Nieuwe Bijdragen voor Rechtsg. en Wetg., 1866, XVI. 437.
2. Bijdrage omtrent de Fransche Amsterdamsche en Leidsche Couranten. (1678-79 Traduction libre de la gazette Flamande van Corn. Jansz. Swolle, Gazette d'Amsterdam; 1690 van Claude Jordan, J.T. du Brueil; Gazette d'Utrecht; J.A. de la Fond's Traduction libre des gazettes Flamandes, te Leiden 1679-85). - Opgen. in Nijhofl's Bijdragen voor Vaderl. Gesch. en Oudheidk., 1865, N.R. IV. 28-49. - Bespr. Ned. Spectator 1865, 164 en 186; Gids, Mei 1868, 378. Jg. 1637-43 bezit de Mazarine te Parijs; Jg. 1745-81 der Amsterdamsche de Amst. Bibl.; Jg. 1723-59 de Leid. B.
3. Noordwijkerhout. Eene historische Studie, voor vrienden gedrukt, in febr. 1865. 24 bladz.
4. De Amsterdamsche Beurs in 1763 en 1773. Eene bijdrage tot de geschiedenis van den handel. Amsterdam, W.H. Zeelt, 1865. VIII. 132 bladz. - Bespr. Alg. Handelsblad 11 Juni 1865, No. 10461; Amsterdamsche Courant 12 Aug. 1865, No. 189, Gids, Aug. 1865, 355; N. Bijdragen voor Rechtsg. en Wetg., 1866, XVI. 436; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Economist, Mei 1867 193; Magazin für die Literatur des Auslandes, 1870, 440; Weekblad voor Incourante Fondsen, 15, 22 29 Mei 1894, No. 946, 947 en 948.
5. Aankondiging van het Acad. Proefschrift van J.H.M. Mollerus, Geschiedkundig overzigt van het handelsstelsel in Nederl. Indië. - Opgen. in de Bijdragen tot de kennis van het Staats-, Provinciaalen Gemeentebestuur in Nederland, XI. 124-134. - Bespr. N. Bijdragen voor Regtsgel. en Wetg., 1866, XVI. 461.
6. Opmerkingen en Mededeelingen omtrent Fransche dagbladen en tijdschriften in Nederland uitgegeven. (Gazette de Hollande, Gazette d'Amsterdam, L'Ami des Intérêts Limbourgeois, Le Courrier de la Meuse, Le petit Courrier de la Haye, Revue hebdomadaire du Commerce, Mercure historique et politique, Mémoires pour l'histoire des Sciences, Essai de littérature pour la connaissance des lettres, Le Pour et le Contre, Le nouveau Censeur, Histoire critique des Journaux, Ouvrage des Savans, Nouvelle Bibliothèque choisie, Nouvelle Bibliothèque Belgique, Le Conservateur, Bibliothèque Impartiale, Le Politique Hollandais, Le Courrier du Bas Rhin, Gazette littéraire de l'Europe). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1866, N.R. IV. 213-248. - Bespr. Ned. Spectator, 1866, 145; Gids, Mei 1868. 378.
7. Mededeeling omtrent de Nederlandsche dagbladen in den Franschen tijd. (Opgaaf der opvolgende officieele Staats-Couranten). - Opgen. in de Navorscher, 1866. 12-14.
8. De Tulpen- en Hyacinten-handel, 1634-1637 en 1733-1734. - Opgen. in Handel. en Meded. der Maatschappij van 1866, 1-71. - Bespr. Ned. Spectator, 1867, 65 door prof. R. Fruin, met opheldering van de wijze van opbieden van die dagen.
9. Aankondiging van het Repertorium der verhandelingen en bijdragen betreffende de geschiedenis des vaderlands enz. en van het Register van Academische dissertatien en oratien betreffende de geschiedenis des vaderlands enz. - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1866, IV. 101-111. - Bespr. Ned. Spectator 1866, No. 36; Nijhoff's Bijdragen, Boekb. V. 6.
10. Leidsche Couranten. (1686 van L. van der Saen, gedr. bij Gaesbeeck). - Opgen. in de Ned. Spectator 15 Juni 1867, No. 24. - Bespr. Leidsch Dagbl. 18 Juni 1867; Amsterd. Cour. 20 Juni 1867, No. 144; Alg. Handelsblad, 20 Juni 1867, No. 11062, Ned. Spectator. N. 1-119 bezit de Leid. B.
11. La Gazette de Hollande. - Opgen. in de Ned. Spectator, 1867, 282-283. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. Janus; De Politieke Blixem; en beider gevolg. (van J. Nomsz, 1787-95. Janus Verrezen, Janus Januszoon, De oude echte Janus, De heer Janus Januszoon 1802 van Bern. Bosch; verv. 1797 als de Politieke Blixem door Vonk, Th. van Leeuwen, J.C. Hespe, in 1800 De Burger Politieke Blixem van J.E. de Witte van Haemstede, verv. als De oude echte Politieke Blixem en de Heere Politieke Blixem). - Opgen. in de Ned. Spectator, 2 Nov. 1867, 347-352. - Bespr. ald. 1868, 34.
13. De Amsterdamsche Courant. (van Broer Jansz. 1619; 1756 J. Wagenaar, 1775 Lestevenon, 1796 P. Agron, 1830 Jer. de Vries, A. Taunay, J.E. Fijnje, 1852 J. van Bonga, A.J. de Bull). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen, 1868, N.R.V. 209-292. - Bespr. Arnhemsche Courant, 18 Sept. 1868, No. 4517; Ned. Spectator, 1868. 305. Jg. 1637-43 bezit de Mazarine te Parijs, Jg. 1686 vlgg. bezit de Stadsdrukkerij te Amst., Jg. 1693 vlgg. het Archief ald., Jg. 1720-1820 de Rott. B.
14. Aankondiging van de Informacie up de Steden ende dorpen v. Hollant, 1514, uitgegeven vanwege de Maatsch. der Nederl. Letterkunde. - Opgen. in Gids, April 1868. Bibl. Alb. 186-192.
15. De Rotterdamse Zee- en Post-tijdingen van Johannes Naeranus. (1666). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1868, 131-134.
16. De Gazette van Antwerpen. (en Antwerpsche Posttijding van 1707 en later). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1869, 99-102.
17. De 's Gravenzandse en Brielsche Couranten, (1786 door W.P. Turnbill de Mikker). - Opgen. in de Ned. Spectator 1869. 267-269. - Hierop volgden mededeelingen in de Ned. Spectator van prof. R. Fruin 1869, 293, van J.I. van Doorninck ald. 322, van D. Mulder Bosgoed ald. 392, en van C.J. Diemond ald. 393, Navorscher, 1869, 564.
18. De Fransche Leidsche Courant. (van A. de la Font, Traduction libre de la Gazette Flamande - 1679, 1680 Nouvelles Extraordinaires J.A. de la Font - 1685, Claude Jordan - 1688, A. de la Font - 1738, Et. Luzac - 1783, 1772 Johan Luzac, A.M. Cerisier - 1785, Dellebarre - 1796; 1798 verv. als Nouvelles Politiques door A. Blussé, 1804 Journal Politique door J.C. Texier Westmuller - 1809, naar Amsterdam 1811, in 1814-15 hervat door J.C.T. Westmuller). - Opgen. in de Hand. en Meded. van de Maatsch. van 1870. 3-183. - Bespr. in de Ned. Spectator, 1870, 420, 1871, 3; Jorissen's Ondergang van het Koningrijk Holland. Arnhem. 1871, 159 aant.; Onze Eeuw, 3e afl. 91. Verschillende nummers uit de 17e eeuw bezitten Parijsche Bibliotheken. Jg. 1712-1809 bezat Mr. L.C. Luzac, nu de B. te Bonn, Jg. 1739-1890 bezit G. Luzac te Londen, Jg. 1750-1811 bezit de Leid. B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19. De Brielsche Courant. - Opgen. in de Ned. Spectator. 1869, 416. - Bespr. ald. 1870. 14 en in het Weekblad van Voorne, Putten, Goedereede en Overflakkee, 1870, Nos 94, 96, 100, 102, 109-111 en 113.
20. Eene vraag (naar een bij F. Muller verkochte courant). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1870, 54-55.
21. De Noord-Hollandsche, Diemer- of Watergraafs-Meersche, en beide Nederlandsche Couranten. (1778 door H. Koning, 1781 bij J. Verlem, 1783 bij W. Holtrop, 1784 bij K.B. Verlem, 1785 bij D. Schuurman, 1787 door J.C. Hespe en J.G. Tegelaer). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1870, N.R. VI. 365-409. - Bespr. Ned. Spectator, 1870, 466. Jg. 1779-85 bezit de Rott. B.
22. De Hollandsche Leidsche Courant. (1686-89 van L. van der Saen bij D. van Gaesbeeck, 1689-1719 van Jac. Huysduynen; F. de Klopper met hulp van J.M. Schutz 1734 en J.L. Stammetz 1734-80; Anthon. de Klopper 1737; 1772 diens wed. met Felix den zoon - 1804, met J. Cijfveer, N. van Kampen, J. Roemer, S.v. Dissel; 1844 van J.G. La Lau; 1858 van J.C. Drabbe. - Opgen. in de Hand. en Meded. van de Maatschappij 1871, 3-86. Jg. 1686-1719 vlgg. bezit de Laid. B., Jg. 1720-1820 de Rott. B.
23. De Spaansche en Italiaansche Amsterdamsche Couranten. - Opgen. in Onze Eeuw, 1871, 11e afl. 527-528.
24. De Narrensteinsche, Utopiaansche en Liliputsche Couranten. (1807 van Arend Fokke Simonsz., J. Bapt. Didier Wibmer; 1818 Utopiaansch Weekblad, verv. 1825 als Liliputsche Courant, 1830 Utopiaansche Koerier). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1872, 105-109, 116-118, 123-125. - Mededeeling van W.A. Elberts, ald. 125.
25. Luchtballon te Amsterdam. - Opgen. in de Navorscher, 1872, 5-7.
26. Jacob Campo Weijerman als Journalist. (1720-1780, schrijver van De Rotterdamsche Hermes, De Amsterdamsche Hermes, De Ontleeder der Gebreeken, De Tegen-ontleeder, De Echo des Werelds, t'Zamenspraak tusschen de dooden en de leevenden, De Reyzende Chinees, De Doorzigtige Heremyt, Den Vrolyke Tuchtheer, Den Kluyzenaar in een vrolyk humeur, Den Talmud ofte Overzeldzaame Joodsche Vertellingen, Den Luchthartige Wysgeer, De Naakte Waarheyt, Het Oog in 't Zeil). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1872, N.R. VII. 193-245. - Bespr. Ned. Spectator, 1872, 42. No. 6. Zie ook hieronder No. 39.
27. Nationaale en Bataafsche Couranten. (1795 en Nationale Na-Courant door L. van Ollefen, verv. als Extra Nationale Na-Courant; hij schreef ook Bataafsche Courant, van Chastelain de Bye; Oprechte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bataafsche, Oprechte Nationale Courant, Nationale Bataafsche Courant). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1871, 401-404, 412-14.
28. Delfsche Couranten. (De IIollandsche Historische Courant van 1726; 1779-87 door Wybo Fijnje bij van Essen, 1788-93 door A. Ploos van Amstel; in 1803 ook Gazette de Delft, tot 1811; in 1841 herleefd. Verder in 1841 Weekblad van Delft; 1848 Echo des Volks bij Verbeek, diens Ware Vrijheidsbanier, 1852; De Delflandsche Courier, Onze Roeping in 1870; Delftsche Advertentieblad). - Opgen. in Hand. en Meded. van de Maatsch. van 1872. 25-88. - Bespr. Nieuwsblad van den Boekhandel 1873, bladz. 24. Jg. 1733-55, 1764, 1785-97 bezit de Rott. B., Jg. 1750-56 de Kon. B., Jg. 1779-87 de Amst. B.
29. L'Etendard. (1834 van H.J.W. Thompson). - Opgen. in de Ned Spectator, 1872, 154-158.
30. De Amsterdamsche Prijs-Courantiers in de 17e en 18e eeuw. (Paulus Harmensen Schoonhoven, Hendrik de Schepper, Anthonij Luijken, Jan Makreel, Joannes Phoonsen, Dirk Makreel, Cornelis van Collen, Fertinand van Collen). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1873, N.R. VIII. 58-66. - Bespr. Ned. Spectator, 1873, 138. Mededeel. van J.C. Altorffer in de Bibliographische Adversaria, No. 5. I. 143.
31. De Geldersche Historische Courant. (1785 van J. Olivier, die daarna de Utrechtsche schreef). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1873, 25-26, 34-36. Jg. 1786-87 bezit de Kon. B.
32. De Haarlemsche Courant. (van Abr. Casteleyn 1656, J. Abr. Casteleyn 1702-37, na 1738 Is. & Joh. Enschedé). - Opgen. in de Hand. en Meded. van de Maatsch. van 1873, 3-132. - Bespr. Nieuwsblad voor den Boekhandel, 12 Dec. 1873, 529; Alg. Handelsblad, 29 Dec. 1873, No. 13304; Amsterdamsche Courant, 30 Dec. 1873, No. 307; Arnhemsche Courant, 1 Jan. 1874, No. 6146; alle drie naar aanleiding van de mededeeling in de Economist, 1873, 1154; No. 1471 van C. Ekama, Catal. van Boeken, enz. over de Gesch. v. Haarlem. Jg. 1656-81 als ook Jg. 1702 en vlgg. bezit de firma Joh. Enschedé & Z., Jg. 1720-1820 de Rott. B.
33. De Politieke Praatvaar en Praatmoer, Snapper en Snapster. (1784 van C.F. Koenig, die ook schreef de Politieke Nalezer, Huisonderwijzer op den zondag; verv. 1785 als Politieke Snapper; Koenig gaf ook uit De Post voor de boeren, Huisleeraar voor de Nederlandsche Burgerij, waaraan ook J. Steenwinkel schreef, De Politieke Praatmoer van W.P. Turnbill de Mikker, verv. 1785 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als Politieke Snapster). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1873, 266-269, 274-275, 282-283. - Bespr. Nieuwsblad voor den Boekhandel, 5 Sept. 1873, 357, onder de Gemengde Berichten en overgenomen ald. in het artikel ‘Oude Volksblaadjes’.
34. Schrijven aan den Heer P. Leendertz Wz., redacteur van de Navorscher, (over den redacteur Joost Broers). - Opgen. in de Navorscher, 1873. 296.
35. De Zuid-Hollandsche Courant. (1783-86 van D. Costerus en J.C. ten Noever). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1874, N.R. VIII. 207-226. - Bespr. Ned. Spectator, 1874, 377. Jg. 1783-84 bezit de Rott. B.
36. De Na-Courant en de Vaderlandsche Bijznderheden. (1783-84 van L. Franck van Berkhey, verv. als Stadhoudelijk Weekblad, verv. door Vaderlandsche Bijzonderheden tot 1787). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1873, 292-295. Jg. 1785-86 bezit Lett.
37. De eersteling onder de Indische nieuwsbladen. - De Oost-Indische Novelles, Journaal van Batavia). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1874, 361-362. - Mededeeling van J.C. Schuller tot Peursum, ald. 380. Jg. 1748 bezit de Rott. B.
38. De 's Gravenhaagsche Courant. (Noodig, Continueerlick Acht-Dagennieus van Sam. Brown 1653, Wookelick Niews en Wekelycke Mercurius van Joh. Rammezeyn, Haegsche Weeckelycke Mercurius van H. Hondius, 1655, Post-tijdingen van G.L. de Macht 1656; Gazette de la Haye de Jean Rammeseyn 1677, Histoire Journalière de J.F. du Four 1701, 's Gravenhaagsche Courant van Anth. Pauw 1708, de Jongh 1733-39; Na-Courant 1739, A. de Groot tot I755, ook Gazette de la Haye 1744, Stephanus de Groot, Pierre Gosse - 1794; ook Hof-Courant - 1787; 1795 Nieuwe Nederlandsche Courant van wed. Gosse en Haagsche C. van Joh. de Groot, en 't Zaterdagsche nummer als Generaliteits Courant ook Nieuwe Haagsche Nederl. C. 1798; Hangsche Historische C. 1796 van Des Villates, 1796 door Quint Ondaatje & L.C. Vonk; 1798 J. de Groot & Z., 1804 P.F. Gosse; 1811 Gazette de la Haye, Journal du Dep. des Bouches de la Meuse; Algemeene Schuimspaan of Leergierige Na-Courant 1800-1803 van C.H. Susan, de Held der Rede; Dept. Dagblad van de Monden van de Maas; 1812 Blad van Advertentien van P.F. Gosse; 1813 Staatkundig Dagblad der Monden van de Maas; 1827 's Gravenh. C., Dagblad van 's Gravenhage door J.C. de Jonge; 1844 J.W. Holtrop; 1853 D. van Zuid-Holland en 's Grav., 1855 met A. Belinfante, 1864 met I.J. Lion van de's Gravenhaagsche Nieuwsbode 1836-59, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Nieuw Dagblad van 's Gravenhage 1861-63; Vereeniging D.v. Z.H. & 's G. 1864, Haagsche Cour. 1864-5, De Nieuwsbode, 's Gravenhaagsch Nieuwsblad 1866-7). - Opgen. in de Hand. en Meded. van de Maatsch. 1875. 3-181. - Bespr. Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, 30 Nov. 1875, No. 282; Bibliographische Adversaria, II. 182; Haarlemsche Courant, 31 Jan. en 3 Febr. 1876, No. 26 en 29. Zie ook hieronder No. 42. Jg. 1720-1820 bezit de Rott. B., Jg. 1721-94 de Kon. B., 1739-41 en 1795-1800 het Arch. 's Grav., Jg. 1787-90 der Hof-Courant de Rott. B.
39. Jacob Campo Weijerman als Journalist. (Schrijver van de Vredecourier, de Reysende Chinees). - Opgen. in Bibliographische Adversaria II, 125-128, naar aanleiding van het artikel onder hetzelfde opschrift van D. Mulder Bosgoed, ald 106.
40. De Post naar den Nederrhijn, enz. (1781-84 van P. Verbrugge van Doorninck, verv. als Hardlooper van Staat, verv. als Prinselijke Courant. Verbrugge scheef ook De Jonge Argus 1797, De Waarheiddelver 1801, De Themis - 1804). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1876, 230-233, 239-240, 247-249, 257-259. Jg. 1781-87 bezit de Kon. B.
41. De Ouderwetse Nederlandsche Patriot. (1781 van P. Gosse door R.M. van Goens en graaf S.P.A. van Heijde Reinestein). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1876, N.R. IX. 231-281. - Bespr. Ned. Spectator, 1876, 397. Jg. 1781-83 met bijlagen bezit Lett.
42. De 's Gravenhaagsche Courant. (Vgl. hierboven No. 38). - Opgen. in de Haarlemsche Courant, 7 Febr. 1876, No. 32.
43. De Rotterdamsche Courant. (door Jac. Casteleyn, Rein. Arrenberg, G. van Reyn. Ook de Nieuwe Rotterdamsche Zee- en Posttijdingen, de Engelsche Rotterdamsche Courant). - Geschreven in 1876, opgen. in de Hand. en Meded. van de Maatsch. 1878. 3-92. Jg. 1738-1820 bezit de Rott. B.
44. De Tolk der Vrijheid, enz. (door Eyl. Meeter en Bolt, verv. 1843 als De Onafhankelijke, verv. 1844 door De Ooyevaar van A.J. van Tetroode, in 1845 door de Thouars, A.H. van Gorkum, de Haas en du Mée, verv. als De Contra-Ooyevaar van Apeker, of van der Ven, zijn vrouws naam; Meeter schreef ook in 1845 De Haagsche Miniatuur Nieuwsbode, De Ontwaakte Leeuw, De Vaderlander, De Star der Hoop 1849, De Zierikzeesche Nieuwsbode). - Opgen. in de Ned. Spectator 1877, 21-22, 26-29, 37-38, 45-46, 53-55, 60, 67-70, 116-119. Zie Mededeel. van Majoor Kuypers ald. 83.
45. De Reizende Nieuwsbode. (1786 van M. van Kolm, die ook uitgaf De Vaderlandsche Samenspraak tusschen Jaap en Teunis, en De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vaderlandsche Samenspraak tusschen Teuntje en Pleuntje, De Nieuwsschrijver, De Babbelaar, De Hollandsche Babbelaar of Zotskap, De Nieuwe Bataafsche Vrouwencourant, De leerzame Vrind voor allen, door Coenr. Wertz. 1809-10, in 1811 De Weeklijksche bode voor leergierigen). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1877, 276-278, 281-282, 293, 306-307, 313-316. - Bespr. Reizende Nieuwsbode, 7 Januari 1878, No. 1; Nieuwsblad voor den Boekhandel, 16 Oct. 1877, No. 83.
46. Hollandsche en Fransche Utrechtsche Couranten. (Van G.L. de Maeght 1669, Broer Appelaar 1675; in het Fransch van Nic. Chevalier tot 1713, in beide talen F.M. Janiçon 1720, ook H.P. de Limiers, H.F. de Limiers, E.E. Peuch, Cl. Is. Peuch, die ook de Hollandsche uitgaf na 1773-81, A.E. des Essarts, 1783 L.F. de Gilbal, 1785-87 Jacq. Detune, Nouvelles Impartiales d'Utrecht. De Hollandsche van Anz. Muntendam 1743, Jac. de Jongh Jr. 1761, Cl. Is. Peuch 1774-81, G. Nieuwenhuis 1782, J. Olivier 1787, die de Stichtsche Courant uitgaf 1795, en te Alphen de Rhijnlandsche; 1797 de nog bestaande Utr. Cour. J. van der Schroeff; 1800 Courier van den Rhijn; 1813 de Leeuw drukker, 1816 L.E. Bosch, 1840 Provinciaal en Stedelijk Dagblad, L.E. Bosch Jr. Verder De Nederlander, Nieuwe Utrechtsche Courant van prof. van Hall, 1848-1855 en Groen van Prinsterer). - Opgen. in Bijdr. en Mededeel. van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht, 1878. I. 26-168. - Bespr. Nijhoff's Bijdragen X. 4. Jg. 1731-32 van de Fransche bezit 't Utr. Arch., Jg. 1734-87 de B. de Arsenal, de B. St. Geneviève, de B. Nationale te Parijs, Jg. 1744-87 van de Hollandsche bezit de Rott. B. en Jg. 1820-89 de Kon. B.
47. Krelis en Louw (en Grietje en Diewertje, alsook de Hollandsche Wekelijksche Nieuwsverteller, alle van Berkenkamp). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1878, 20-21. Jg. 1781-1786 bezit de Kon. B.
48. Asmodée en de Burger. (1820-57 van Adr. J. El. van Bevervoorde, die ook schreef de Courier Batave, Mr. H. Brox, G.A.C.W. Markies de Thouars, R.L. van Andringa de Kempenaer. De ware Burger van L. van Hoogeveen Sterck). - Opgen. in de Ned Spectator, 1878, No. 14, bl. 106, No. 17, 20, 21, 23, 25, 29, 31, 35, 36, 38, 45, 52, 1879, No. 1, 29, 31, 34, 36 bl. 289. - Bespr. N. Rotterdamsche Courant, 7 april 1878 No. 97; Alg. Handelsblad 8 april 1878 No. 14840.
49. Geslachtsnamen verplichtend gemaakt (Afdruk der decreten van Napoleon). - Opgen. in de Navorscher, 1878, 392-396. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50. Het Journal de la Haye. (1830 door Ch. Durand, G. Libry Bagnano, H. Brox, Gagneux). - Opgen. in de Hand. en Mededeel van de Maatsch. van 1879, 3-159. Jg. 1830-1849 bezit de Leid. B.
51. De Waereld-Beschouwer. (door H.S.v. Buma 1793-99). - Opgen. in de Navorscher, 1879, 26-28. Jg. 1793-95 bezit de Rott. B., Jg. 1795-99 de Kon. B.
52. De Post van den Neder-Rhijn. (1780-87 door P. 't Hoen, geholpen door P.P.Q. Ondaatje en W. Irhoven van Dam, bij van Paddenburg 1795, Nieuwe Post van den Neder-Rhijn bij J. Mulder). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1880, N.R.X. 293-385, - Bespr. Ned. Spectator, 1880, 182. Jg. 1780-1799 bezit de Amst. B.
53. Reinigingsdienst. - Opgen. in het Alg. Handelblad, 27 Januari 1880, No, 15486, onder de Ingezonden Stukken.
54. De Eerste Courantier in Europa. (d.i. niet Abraham Verhoeven te Antwerpen maar Broer Jansz. te Amsterdam, 1620. - Opgen. in de Ned. Spectator, 1880, 59-60.
55. De Politieke Kruijer, (1782-87 door J.C. Hespe bij Verlem; hij schreef ook De Constitutioneele Oprechte Bataafsche Courant. Verder De Politieke Kruijersknegt der Orangisten van 1783). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen 1882, Derde Reeks, I. 176-273. - Bespr. Ned. Spectator, 1882, 133. Jg. 1783-87 bezit Lett.
56. De Staats-Courant vóór 1814. (in 1798 niet officieel, begon in 1805 onder Wybo Fijnje en zijn zoon, Gazette Royale, de directeur J.D. Meyer te Amsterdam, 1813 Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee). - Opgen. in de Hand. en Meded. van de Maatsch. van 1881, 3-86. Jg. 1805 en vlgg. bezit de Leid. B., Jg. 1808-20 bezit de Rott. B.
57. Nicolaas Hoefnagel als Journalist, (schrijver van de Nederlandsche Echo, De Nederlandsche Overweger, De vrolijke Onzigtbare, Iets over alles of Vertoog aller vertoogen, De reizende Haagsche Advocaat, De Onmondige 1770-82). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1811, 172-175, 180-182. De reizende Haagsche Advocaat 1774 bezit de Leid. B., De Onmondige 1771-72 de Rott. B.
58. Le Politique Hollandais, (van 1781 van A.M. Cérisier en Le Nouveau Politique Hollandais). - Opgen. in de Hand. en Meded. van de Maatsch. van 1882, 3-36. Jg. 1781-82 bezit de Amst. B., Jg. 1780-84 de Kon. B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
59. Aankondiging van: Verboden Boeken, Geschriften, Couranten, enz. in de 18e eeuw. Eene Bijdrage tot de Geschiedenis der Haagsche Censuur, door A.J. Servaas van Rooijen, 1e Aflevering. - Opgen. in de Gids van Augustus 1882, Bibliographisch Album, 378-382.
60. Utrechtsche Kerk en Academie Boekzaal van Europa (van D. Onder de Linden 1759). - Opgen. in de Navorscher 1882, 178-180.
61. Courant van Verlem (Van 1783-87 is het de Nederlandsche Courant). - Opgen. in de Navorscher 1882, 330-331.
62. De Vaderlandsche Courant. (1781 van Steph. Jac. Baalde, J. Verlem, Bern. Bosch). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1882, 288-290. Jg. 1786-87 bezit de Rott. B.
63. De Miniatuur-Couranten of Lilliputters. (Nieuws- en Advertentieblaadje van Deventer, Nijmeegsche Vreemdenlijst of Nieuwsblaadje, Meppeler blaadje, Tielsche Weekblaadje, Tielsche Nieuwsbode, Arnhemsche Nieuws- en Advertentieblaadje, Zwartsluizer Nieuwsbode, Zierikzeesche Nieuwsbode, Utrechtsche blaadje, Haagsche Miniatuur Nieuwsbode, Steenwijker Nieuwsblaadje, De Ontwaakte Leeuw). - Opgen. in de Hand. en Meded. van de Maatsch. van 1883, 3-73.
64. Middelburgsche Courant. Eene vraag (naar het feestnummer van 26 apr. 1858). - Opgen. in de Navorscher van November 1882, op de rechter binnenzijde van den omslag.
65. De Staatkundige Tooverlantaarn, of Utopisch-Politische Snelwagen. (1845, van Van Hulst te Kampen, Fried. Will. Georg Linck red.). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1883, 238-240, 247-249, 252-253, 264-265, 270-271, 279-281. Jg. 1845-46 bezit de Leid. B.
66. Arnhemsche Couranten. (Geldersche Burgercourant van 1767; Departementale Geldersche Courant 1801-1811; Dagblad van het Departement van den Boven-IJssel 1804-1813; de Arnhemsche Courant van de heeren Thieme, 1814 en vlgg. Verder Catholyke Nederlandsche Stemmen; Kerkelijke Courant; De Vreemdelingslijst, Geldersche Courant 1841; Arnhemsch Nieuws- en Advertentieblaadje 1845; Algemeene Landhuis-houdelijke Courant door J. Wttewaal 1847; De Morgenster door J.P. de Keyser 1852; Weekblad voor Apothekers 1853-55; De Heilbode 1855; Nederlandsche Spectator door M.P. Lindo, 1856 en vlgg., Arnhemsch Weekblad 1857; Weekblad voor de Burgerlijke Administratie 1857; Dagblad van Arnhem 1859; De Opmerker 1866; Nijverheids Courant 1867; Nieuwe Arnhemsche Courant 1848, later De Reporter 1878; De Batauwer 1869; Nieuw Arnhemsche Advertentieblad 1869; Maandblad voor Telegrafie 1871; Zevenaarsche Courant 1872; De Landbouwer 1873; De Juridische Spectator 1874; Wekelijksch Adver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tentieblad voor het Onderwijs 1875; Euphonia 1877; Arnhemsche Gids 1878; Geldersch Nieuwsblaadje 1879; De Portefeuille 1879; De Tentoonstelling te Arnhem in 1879; Maandblad der Evangelische Maatschappij 1880; De Telephoon 1883; De Zwaan; De Gids van het tooneel enz 1883; De Post 1883; De Rijn- en IJsselbode 1884; Weekblad voor de Katholieken van Arnhem 1884; De Arnhemmer 1885; Woning-Gids voor Arnhem 1886; Gelria 1886; Geldersch Weekblad 1886; De Gids voor Leesgezelschappen 1886; Geldersche Kerkbode 1888; De Wageninger 1888; De Arnhemsche Woning-Gids 1890; De Katholieke School 1890). - Geschreven in 1883, aangevuld tot 1892 toen het stuk werd opgenomen in de Bijdragen tot de Geschiedenis van den Nederlandschen Boekhandel 1892, V. 1-148. - Bespr. Arnhemsche Courant van 19 Aug. 1892 No. 1875, Ned. Spectator 1892, 295. De Geldersche Burgercourant bezit de B. van Arnhem. Jg. 1842 en vlgg. bezat Mr. W.P.S.K. en bezit thans de B. te Amst.
67. Arlequin. (1819, van J.A. Weiland, A. May van Vollenhoven, Jan Wijnhoven Hendriksen). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1884, 99-102, 110-111, 116-117, 126-127, 130-132. Jg. 1821 bezit 't Leesm. Rott., Jg. 1820-23 de Kon. B.
68. De Ster. (1806, van F.A. Brockhaus, verv. als Amsterdamsch Avond-Journaal). - Opgen. in de Ned. Spectator, 1885, 55-56, 63-64, 73, 81-82, 96-98, 119-121, 135-137. Beide bezit Lett.
69. Eene vraag naar het vlugschrift: ‘De redacteur van de Hydra beschouwd als Roman- Libel- en Weekbladschrijver’. - Opgen. in de Navorscher 1885, Afl. 3, binnenzijde van den omslag.
70. De Nieuwsbladen van den Boekhandel. (Nederlandsch Letterkundig Nieuwsblad door S. de Visser 1834, verv. als Nieuwsblad van den Boekhandel, waarnaast Weekblad v.d.B., 1839 door van Reyn Snoeck, J.L.C. Jacob, in 1840 vereenigd, J.M. van 't Haaff; 1851-54 Weekblad v.d.B. van van Kampen, 1855 Orgaan der Vereeniging als Nieuwsblad v.d.B., 1865 S.C.v. Doesburgh red., 1867 G.L. Funke, 1870 C. Zwaardemaker, administrateur. Verder Algemeen Boekhandelsblad 1847, Advertentieblad v.d.B. 1852, De Boekverkooper 1855, De Kolporteur 1868, De oude Kolporteur 1870, Advertentieblad van d.B. 1874). - Opgen. in de Bijdragen tot de Geschiedenis van den Nederlandschen Boekhandel, 1885, II, 1-128. - Bespr. Nieuwsblad voor den Boekhandel, 1 Dec. 1885, 704; Nieuws van den Dag, 2 Dec. 1885, No. 4846; Vaderland, 6 en 7 Dec. 1885, No. 288; Nieuwe Rotterdamsche Courant, 8 Dec. 1885, No. 339; Ned. Spectator, 1885, 417; Leeswijzer, 15 Januari 1886, No. 17, 248-249. Deze bezit meerendeels de B. der Vereeniging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
71. De Hydra en Asmodée. (1847, van J. de Vries, A.J.E. van Bevervoorde, A.H. van Gorkum, A. van Brussel d.i. Adolphe Visscher; ook De Burger, De Volksstem en De ware Volksstem). - Opgen. in de Ned. Spectator, 248-250, 264-265, 272-274, 280-281, 289-291, 302-304, 319-325. Jg. 1845-47 bezit de Leid. B.
72. Twee mededeelingen betreffende Ds. Willem Hogerwaard en de Leidsche Courant, (van v. Gaesbeeck 1686, Lodewijk van der Saen, Jacobus Huysduynen en opgave, waar losse nummers worden gevonden). - Opgen. in de Navorscher 1886, 305-306.
73. Eene mededeeling betreffende de Relations, (of Courier Véritable, later Relations fidèles extractes de diverses lettres 1649-95, in 1652 Relations vér. ou Gazette de Bruxelles, in 1740 Gazette de Bruxelles, in 1759 Gazette Française des Pays-Bas). - Opgen. in de Navorscher 1886, 396-397. Jg. 1654-91 bezit de B. Nat. te Parijs, Jg. 1699-1711 de B. St. Geneviève ald., Jg. 1760-65 de B. de l'Arsenal ald.
74. De Duinkerksche Historische Courant. (1791-92 door Dr. P. van der Schelle, verv. als Historische Tafereelen van Europa). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen, Derde Reeks, IV. 68-87. - Bespr. Ned. Spectator 1887, 251. Jg. 1791-92 bezit de Leid. B.
75. Nederland. Algemeen Dag- en Handelsblad, (van J.J.F. Wap 1845). - Opgen. in de Navorscher 1888, 639-641. Jg. 1845 bezit de Kon. B.
76. Dagblad-vervolgingen in België; 1815-1830 (van 30 verschillende bladen). - Opgen. in Nijhoff's Bijdragen, Derde Reeks, VI. 307-394, - Bespr. Vaderland, 26 Juli 1892, No. 174; Ned. Spectator 1892, 247; zie ook Nijhoff's Bijdr. ald. VII. 40.
77. Zwijgen als een mof, (spreekwoord in rijm gebracht in de Post v.d. Nederrijn). - Opgen. in de Navorscher 1891, 500.
78. Genealogie Kluit. - Opgen. in de Navorscher 1892, 341-359.
79. De Star der Hoop, (1877 aanvulling omtrent Meeter en van Gorcum). - Opgen. in de Navorscher 1893, 175-176.
80. De Gezellige. - Opgen. in het Nieuwsblad voor den Boekhandel, 31 Maart 1893, 254-255.
81. Belasting op de Nieuwspapieren, 1674-1869. - Opgen. als Nagelaten Geschrift in de Bijdragen tot de Geschiedenis van den Nederlandschen Boekhandel, 1895 deel V, afl. 2, bl. 365-500.
82. Verzending van het Nieuwspapier. - Opgen. als Nagelaten Geschrift in de Bijdragen tot de Geschiedenis van den Nederlandschen Boekhandel, 1895 deel V, afl. 2, bl. 501-545. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
83. Het Algemeen Handelsblad. (1828-65 van J.W. van den Biesen, - 1845; Gebr. Diederichs, red. L. Keijzer - 1857. S.A. Vening Meinesz - 1865. Verder Nederland, De Atlas, Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad). - Opgen. als Nagelaten Geschriften in de Bijdragen tot de Geschiedenis van den Nederlandschen Boekhandel, 1896, deel VII. Jg. 1828 vlgg. bezit de Amst. B.
84. De Geschiedenis der Nederlandsche Dagbladpers, van hare opkomst tot 1813. - Opgen. als Nagelaten Geschrift in de Bijdragen tot de Geschiedenis van den Nederlandschen Boekhandel, 1896 deel VII. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alphabethische lijst der door Mr. W.P. Sautijn Kluit behandelde nieuwsbladen en tijdschriften.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|