| |
| |
| |
| |
Levensberigten der in dit jaar afgestorvene medeleden.
| |
| |
Levensberigt van Jacob Lodewijk Kesteloot.
Jacob Lodewijk Kesteloot zag den 9 October 1778, te Nieupoort, in Vlaenderen, het eerste levenslicht. Zijn vader, wiens dood hij reeds in zijne kinderjaren te betreuren had, behoorde tot den gegoeden middelbaren burgerstand. Zijne moeder besteedde een tamelijk toereikend vermogen aen de opvoeding harer kinderen, van welke hij de oudste en voorzeker de meest belovende was. De vlugheid van geest, de leergierigheid van den jongeling, vestigden op hem de aendacht van eenige voorname personen, destijds aen het hoofd der stadsregering. Het was op hun aenraden dat hij, ten huize des eerwaerden van den Bussche, priester en geestelijk koster, de eerste beginselen der toonkunst en der latijnsche tael magtig werd. Van begaefdheid in de muzijk getuigde reeds zijne stem, als koorknaep in het Huis des Heeren, terwijl op meer gevorderden leeftijd hare beoefening hem steeds als eene aengename uitspanning bijbleef. Kesteloot volgde zijnen leermeester naer Gend, werwaerts deze, ter leiding der muzijk in de St. Michaëlskerk, geroepen was. Eerst na de fransche omwenteling van 1793 en de daeropvolgende sluiting der kerken keerde hij naer zijne geboortestad terug en zette zijne studiën voort bij den eerwaerden Trensaert, mede geestelijk koster, en kort hierop ten huize van een zijner bloed- | |
| |
verwanten, den apotheker de Roo, bij wien hij, als leerling opgenomen, rasse vorderingen maekte in kruid- en artsenijkunde. Aen meer geregeld schoolwezen, aen hoogere leering, viel in die tijden van onlust en beroerten niet te denken: De fransche overweldiging drukte loodzwaer op den vaderlandschen bodem: Kesteloot verliet dezen, en de jeugdige uitwijkeling voltrok nu zijne geletterde opvoeding aen de beroemde Leidensche Hoogeschool, aen welke hij den 31 October 1800, na verdediging zijner Dissertatie de Dysenteriâ, tot doctor in genees-, heel- en vroedkunde bevorderd werd.
Eerst te Rotterdam, daerna te Vlaardingen en eindelijk te 's Gravenhage met der woon gevestigd, gaf Kesteloot al dadelijk blijk, niet slechts van practische ervarenheid in het vak van geneeskunde, maer tevens van uitgebreide theoretische kennis en begaefdheid, ook op het gebied van oudere en nieuwere letteren, geschiedenis en moedertael. Tijdschriften van onderscheiden aerd mogten op zijne medewerking rekenen, terwijl de latijnsche dichtregelen, den uitvinder der koepok-inenting gewijd, het kenmerk droegen zijner voorliefde tot de vormen der klassieke oudheid. Eene reis naer Parijs bragt hem in aenraking met de voornaemste geleerden der toenmalige wereldhoofdstad, en het verblijf te 's Gravenhage stelde hem in betrekking met personen van rang en aenzien, onder welke de graef van Hogendorp en A.R. Falck eene eerste plaets bekleedden. Bij dezen laetsten vooral genoot hij de eer, als geneesheer en als vriend, zich hooggeschat te zien.
Na de vereeniging met België en Holland onder éénen schepter, werd Kesteloot bij de oprigting der Hoogeschool te Gend, in 1817, op voordragt van den Heer Falck, aldaer tot Hoogleeraer in de geneeskunde benoemd; zijnde hij tevens door het staetsbestuer aengezocht, gezamentlijk met Prof. van Breda, deze nieuwe instelling te regelen. Reeds een jaer te voren had de Koninklijke Academie van wetenschappen en letteren te Brussel, Kesteloot onder hare leden opgenomen, terwijl meerdere geleerde genootschappen, zoo in Frankrijk | |
| |
als in Holland, en onder dezen, in 1845, ook de Maetschappij van Nederl. Letterkunde te Leiden, hem als medelid begroetten. Intusschen bleef Kesteloot, naest de meer ernstige studiën, aen het Hoogleeraersambt verbonden, met niet minderen ijver de tael van zijnen geboortegrond aenkweeken. Had hij niet, reeds in 1813, de meeste bedrevenheid in die tael blootgelegd, toen de Hollandsche Maetschappij van Fraeije Kunsten en Wetenschappen zijne Lofrede op Hermanus Boerhaave met goud bekroonde? Had niet Bilderdijk aen deze Lofrede zijne bewonderende goedkeuring gehecht, als hij zijnen ouden geneesheer en vriend toezong:
...............................
Dien komt het voorrecht toe om Boerhave af te malen,
Die kunde en waarheid spreidt, geen dichtrenidealen:
Hem schetse een voedsterling die uit zijn leerschool sproot,
Die prooi aan prooi (als Hy) ontweldigde aan de dood,
Zijn kennis, oordeel, geest, en duizenden van gaven,
Waardeeren, volgen kan, en door zich-zelven staven!
Gy moogt het, Kesteloot, die met Hem evenaart:
Uw Lofrede is haar Held, de Held uw Rede waard.
Wel mogt de overwinnaer op den behaelden eerepalm bogen, en, dezen in latere tijden gedenkende, met gepaste zedigheid uitroepen: ‘Is het den Noordnederlanderen gelukt, in het Zuiden luisterrijke overwinningen te behalen, het zij mij vergund even aen te stippen dat ik, Zuiderling, in Noord-Nederland ook eene lans wagende, in hun letterveld mijne zaek met vlag en wimpels gewonnen heb.’ Ook benoemde de Hollandsche Maetschappij, bij het vieren van haer vijftigjarig bestaen, Kesteloot onder het klein maer uitgelezen tal harer Leden van verdiensten.
Thans werd, in 1821, de Maetschappij van Nederlandsche tael- en letterkunde, Regat prudentia vires, binnen Gend opgerigt. Kesteloot bekleedde er laetstelijk het ondervoorzitterschap, en toen de staetsomwenteling van 1830 een einde stelde aen de vergaderingen van dit genootschap, hield hij de | |
| |
handvesten in trouwe bewaring, totdat hij ze, in den jare 1849, na alvorens het Nederlandsch Letterkundig Congres te hebben geraedpleegd, aen de archieven der stad Gend overmaekte, ‘verlangende’ zoo sprak hij ‘bij deze handeling beschouwd te worden als een oud soldaet, die het vaendel in het hoofdkwartier overbrengt.’
Kort na de gebeurtenissen van 1830 legde Kesteloot het Hoogleeraersambt neder, en werd emeritus verklaerd. Sints dien stonde verdeelde hij den tijd, hem nog door de Voorzienigheid toegerekend, onder de beroepsbezigheden eener uitgelezen praktijk, de gezelligheid eener talrijke vriendenschaer, maer bovenal de stille genoegens van het huisselijk leven. Twee jaren na zijne promotie als med. doctor, was hij te Schiedam in het huwelijk getreden met Mejufvrouw Jacoba Nolet, dochter van den toenmaligen burgemeester dier stad. Vijf dochters waren uit dien echt geboren, waervan de jongste vroegtijdig hem door den dood werd ontrukt, terwijl hij; door de echtverbinding van het behoudene viertal, in zijne behuwdzonen mannen van uitstekende verdiensten mogt aentreffen, zoo wel op het hem geliefkoosd veld der wetenschappen, als op dat der beeldende kunsten. De zoo dierbare gade werd hem, in 1844, plotseling van de zijde weggenomen. Dit verlies, onherstelbaer op eenen vergevorderden leeftijd, drukte den reeds vergrijsden ouderling ter neder en deed inbreuk op zijne gezondheid. De plegtige feestviering, ter herinnering aen het vijftigjarig doctoraet, ter bijwoning van welke de inlandsche en uitlandsche vrienden waren toegesneld, mogt, bij het zoet herdenken aen het verleden, hem voor een oogenblik het beneveld harte opklaren: toch namen zijne levenskrachten allengskens af, en weldra verliet hij slechts hoogst zeldzaem het studeervertrek, alwaer hij, bij het herlezen der oude klassieken, zich in de jaren zijner jeugd terug dacht en den geest laefde aen de bron van het eeuwig goede en schoone. Zoo schreef hij, een jaer voor zijnen dood, aen mijnen vader, een vriend zijner kindschheid: ‘Dès mon jeune âge j'ai ardemment désiré | |
| |
de passer en revue et de méditer, à tête reposée, les chefs-d'oeuvre classiques, nommément des anciens, et graces au Ciel, ce bienfait inappréciable m'a été libéralement accordé. C'est là mon occupation par excellence. Elle me confirme dans l'idée conçue dans mes précédentes années, que là, l'homme capable de réfléchir puise la véritable tranquillité de coeur et d'esprit; là il se pénètre d'un sentiment de dignité et d'indépendance absolue de toutes les petitesses mesquines, de toutes les misérables fadeurs des gens du prétendu bon ton d'aujourdhui.’
De 5e Julij 1852 was de dag van Kesteloots verscheiden.
Zuivere godsdienstbegrippen, rondborstige opgeruimdheid van karakter, bereidwillige vriendschap, dikwerf maer nooit vergeefsch op proef gesteld, dienstvaerdigheid voor allen, uitgenomen voor zichzelven, boeijend onderhoud, vrucht van een helder geheugen, ziedaer Kesteloot, zoo als zij hem gekend hebben die in zijne gemeenzaemheid verkeerden. Onbevoegd om 's mans verdiensten, als geneesheer, te waerdeeren, zal ik aen zijne voortbrengselen op het letterkundig gebied den lof toekennen, welken elk bewonderaer van zijn uitstekend talent aen deze verschuldigd is. Mogt iemand zich verwonderen dat een man als Kesteloot, - vereerd door de vriendschap en het vertrouwen van staetslieden, hooge ambtenaren en geleerden; Leeraer aen eene Hoogeschool welke hij ten deele gevormd had en aen welke hij meermalen de Rectorale waerdigheid bekleedde; oudst benoemd lid der klasse van wetenschappen aen de Koninklijke Akademie van Brussel; schrander geneesheer, voornaem letterkundige, en als zoodanig door zijne schriften overbekend - noch van het Nederlandsch, noch van het Belgisch staetsbestuer ooit eenige dier uiterlijke belooningen bekomen heeft, welke evenzeer getuigen van de hooge tevredenheid des Vorsten, als zij den onderdaen vereeren die ze ontvangt; mogt iemand zich deswege verwonderen, dan zal de gemoedelijke eenvoudigheid van den ontslapene, het simplex sigillum veri van Boerhave waerdig, hem het vraegstuk oplossen.
| |
| |
Bij de ter aerde bestelling van Kesteloots stoffelijk overblijfsel, werd, op uitdrukkelijk verzoek des overledenen, geene lijkrede uitgesproken, geene lofspraek gehoord: de zedige bescheidenheid die 's mans leven kenmerkte, was hem tot over het graf gevolgd.
Brussel, October, 1852.
Dr. J. Nolet de Brauwere van Steeland.
| |
Opgave der werken van Dr. J.L. Kesteloot.
1. Conspectus materiae medicae in usum auditorum. Gandavi, 1817. in 8o.
2. Josephi L.B. de Quarin, animadversiones practicae in diversos morbos; tom. I, morbi acuti; tom. II, morbi chronici. Editio Viennensi auctior ac emendatior. Curavit, memoriam Quarini, praefationem notasque adjecit J.L. Kesteloot, etc. Gandavi, 1818-1820. in 8o.
3. Elementa pathogeniae, in usum auditorum congesta, cum tabula analytica. Gandavi, 1825. in 8o.
4. Fragmenta aetiologica. ibid., 1826. in 8o.
5. Verhandeling over de geele koorts, door Dr. Miller; uit het engelsch vertaald, met aanmerkingen. 's Gravenhage, 1806. in 8o.
6. De koepok-inenting getoetst aan het gezond verstand, enz., naar het fransch van Dr. Marc. ibid., 1812. in 12o.
7. Lofrede op Hermanus Boerhaave, met den uitgeloofden gouden eerepenning bekroond door de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen. 2e uitgaaf. Leiden, 1825. in 8o.
8. Hulde aan Gerardus van Swieten. Gend, 1826. in 8o.
9. Redevoering uitgesproken bij de plegtige inwijding van het academisch paleis der Hoogeschool, te Gend. 1826. in 8o.
10. Levensberigt van Prof. P.S. Kok, enz. Gend, 1840. in 8o.
| |
| |
11. Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met Prof. Kesteloot. Rotterdam en Gend, 1842. in 8o.
12. Hulde aan de nagedachtenis van Mr. A.R. Falck, vrij gevolgd naar het fransch van den Heer A. Quetelet, met naschrift en bijlagen voorzien. 's Gravenhage 1844. in 8o.
13. Discours sur les progrès des sciences, lettres et arts, depuis 1789 jusqu'à ce jour, ou compte-rendu par l'Institut de France à S.M. l'Empereur et Roi, avec des notes sur les savants cités dans les rapports, etc. en Hollande, chez Immerzeel et Cie, 1809. in 8o.
14. Description du Gibbar (Vinvisch) Balaena Physalus, Linn. par feu D. Monfort, publiée par J.L. Kt. Bruges, 1841. in 8o.
15. Oldenbarneveld's heerlijkheid Rodenrijs, onuitgegeven opschriften van Vondel, enz. Gend, 1852. in 8o.
16. Voorts ettelijke verhandelingen, beoordeelingen, enz., in de volgende tijdschriften: De Schouwburg van in- en uitlandsche letter- en huishoudkunde; den Haag, 1805 en volg. jaren. Verhandelingen van het Rotterdamsch genootschap ter bevordering der Vaccine. Rotterd. 1805. Biographie universelle de Paris, dite la grande biographie de Michaud, 1811-1846. Annales de littérature médicale nationale et étrangère de feu le professeur Kluyskens, Gand et la Haye, 1815. Benevens eenige mededeelingen opgenomen in de uitgaven der Koninklijke Academie van Brussel, in 4o. waeronder: Notice sur une ancienne peinture découverte à Nieuport. - Toxicographie de quelques poissons et crustacés de la mer du Nord. - Notice biographique sur P.E. Wauters, docteur en médecine enz.
| |
onuitgegeven werken.
1. Over den krachtigen invloed, welken de Nederlanders gedurende de achttiende eeuw op den vorderenden gang der natuurlijke wetenschappen hebben uitgeoefend.
2. Over den bloeijenden staat der Toonkunst, voornamelijk op het einde der achttiende eeuw.
3. Over de waardigheid der vaderlandsche geschiedenis.
|
|