kozen. Hij leefde in stille afzondering onder het Fransch bestuur. In 1813 nam hij een levendig en werkzaam deel aan het herstel van Neêrlands onafhankelijkheid, en ontving twee jaren later van den Koning de orde van den Nederlandschen Leeuw. Welhaast werd hij ook als Lid der Staten van Holland, voor de Bidderschap gekozen. Sedert gaf hij achtereenvolgens uit:
Recherches sur l'ancien forum Hadriani et ses vestiges près de la Haye (1826).
Nasporingen nopens de invoering der boekdrukkunst te 's Gravenhage (geplaatst in den Konst- en Letterbode 1828).
Korte schets van den voortgang der boekdrukkunst in Nederland in de XVde en hare verdere volmaking in de XVIde en XVIIde eeuw (1829), tot een toevoegsel aan zijne vroegere Verh. over dit onderwerp.
Bij gelegenheid van den half letterkundigen, maar ook half staatkundigen strijd over het gebruik der Nederlandsche taal, Recherches sur la langue nationale de la majeure partie du Royaume des Pays-Bas (1830).
Van hooger hand verzocht zijnde om het aandeel van Nederland aan de uitvinding van het drukken met stereotypen in 't licht te stellen, schreef hij een, door bijzondere omstandigheden eerst in 1833 gedrukt, Verslag der nasporingen omtrent de oorspronkelijke uitvinding en het vroegste gebruik der stereotypische drukwijs (1833), waarin hij die uitvinding aan Nederland, in 't bijzonder aan Leiden, toekent; hebbende hij zulks in 1801 reeds, korter, in een opstel in den Konst- en Letterbode aangegeven.
Ten zelfden jare (1883), Nasporingen nopens zekeren Codex Psalmorum, in de Utrechtsche boekerij berustende, en tot de VIde of VIIde eeuw behoorende, (in Kist en Royaard's Archief voor kerkel. geschied. inzonderheid van Nederland, deel IV).
Nederduitsche berijming en uitbreiding van den L1sten Psalm (in de Verhandelingen der 2de klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, VI Dl. 1839).