Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 9
(1992)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bilderdijks ontwerpen voor penningen en cachetten: een onbekend aspect van zijn tekenkunstGa naar voetnoot*In 1947 vroeg Cornelis Veth zich af waarom schrijvers tekenen. ‘Ik verbeeld mij’, aldus Veth, ‘dat de behoefte om zich in teekening te uiten bij hen eenigszins overeenkomt met die bij vele kinderen die zich op deze manier vlotter kunnen uitdrukken dan met schrijven.’ En iets verder: ‘Hij behoeft zichzelf, en anderen behoeven hem niet zoo bitter au sérieux te nemen.’Ga naar eind1. Veth zal hier niet onmiddellijk aan Bilderdijk hebben gedacht: voor Bilderdijk betekenden de beeldende kunsten, zoals iedere Bilderdijk-liefhebber inmiddels bekend is, meer dan een vluchtig alternatief voor de dagelijkse literaire praktijk. Na een kort overzicht van Bilderdijks activiteiten op het gebied van de beeldende kunsten zal ik een aantal tekeningen en schetsen bespreken die tot nu toe nauwelijks de aandacht hebben gekregen, n.l. zijn ontwerpen voor penningen en cachetten (dit zijn stempels om in was of lak een zegel te drukken). Ook op het gebied van de numismatiek, zo zal blijken, heeft Bilderdijk getracht zijn sporen na te laten.
Bilderdijk voelde zich reeds op jonge leeftijd tot de tekenkunst aangetrokken.Ga naar eind2. Wat aanvankelijk - om in zijn eigen bewoordingen te spreken - niet meer dan ‘krabben zonder besef’ moet zijn geweest, werd later onder leiding van de Amsterdamse kunstschilder Joannes van Dreght in betere banen geleid. Omstreeks 1770 volgde Bilderdijk tekenles bij deze kunstenaar. Het valt aan te nemen dat Bilderdijk een academisch programma heeft doorlopen waarbij in verschillende stappen uiteindelijk naar naakt model werd getekend. Daarnaast werd ook aandacht geschonken aan de anatomie, de proportieleer en de perspectief. Uit de veilingcatalogus van 1832 blijkt dat Bilderdijk minstens elf academiestudies moet hebben gemaakt.Ga naar eind3. De meeste van deze tekeningen zijn helaas niet achterhaald, maar gelukkig is een enkele studie in de collectie van het Bilderdijk-Museum bewaard gebleven. Bilderdijk kwam via Van Dreght in contact met het Amsterdamse kunstenaarsmilieu. Naar eigen zeggen was hij betrokken bij het ontwerpen van de toneelschermen voor de Schouwburg. In 1774 of 1775 zond hij vervolgens een ontwerp in voor het nieuwe Groningse stadhuis. In 1779 en 1780 is hij betrokken geweest bij een project van de graficus Schreuder die, als voormalig medewerker van Ploos van Amstel, een reeks prenten naar oude meesters wilde uitgeven. Tenslotte maakte hij omstreeks 1815, als Lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, een ontwerp voor een monument op de berg Cenis. Naast deze initiatieven schreef Bilderdijk een boekje over de perspectief, een kunsttheoretische verhandeling, en een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in manuscript bewaard gebleven ‘Kort begrip der Antieke Bouwkunst’.Ga naar eind4. De tekeningen en schetsen die van Bilderdijk bewaard zijn gebleven, geven een goed beeld van zijn ruime belangstelling voor de beeldende kunsten. Naast de vele architectuurschetsen - bouwkunst was één van Bilderdijks grote passies - heeft het Bilderdijk-Museum een groot aantal andersoortige tekeningen in haar collectie. Zo bevindt zich hier een aantal kleine tekeningen die zijn interesse voor de numismatiek verraden. Deze minutieus uitgevoerde schetsjes waarop onder andere een Hercules en een huwelijksgod te zien zijn, waren waarschijnlijk bedoeld als oefenblad voor een penning- of medaille-ontwerp (afb. 1). Aardig is te zien hoe Bilderdijk de verschillende ontwerpen in een ronde vorm heeft uitgesneden, om ze op deze manier in het kader te kunnen passen. Helaas zijn deze tekeningen niet gedateerd zodat Bilderdijks bedoelingen vooralsnog in het ongewisse moeten blijven. Gelukkig geldt dit niet voor een aantal andere ontwerpen die ik, na een korte inleiding over de penningkunst in de 18de eeuw, aan de orde zal stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Penningkunst en penningkundeIedere zichzelf respecterende geleerde in de 18de eeuw hield er een verzameling munten en penningen op na. Dergelijke verzamelingen hadden zowel een artistiek als een algemeen historisch karakter.Ga naar eind5. Aan de hand van antieke munten kon men bijvoorbeeld de opkomst en het verval van grote wereldrijken illustreren, een ontwikkeling die men als een belangrijke historische les beschouwde. Gedenkpenningen konden een soortgelijke betekenis hebben omdat zij de gedachte aan belangrijke historische gebeurtenissen voor het nageslacht levend hielden. In een enkel geval speelden ook politieke motieven een rol.Ga naar eind6. Zo deed het verhaal de ronde dat een penning op de Vrede van Breda Karel de Eerste, Koning van Engeland, zodanig opwond dat hij direct daarop besloot de Republiek de oorlog te verklaren.Ga naar eind7. De meeste penningen, of het nu huwelijks-, gilde- of academiepenningen betrof, hadden gelukkig niet een dergelijke ingrijpende uitwerking. In de tweede helft van de 18de eeuw hebben antieke munten en penningen een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van de artistieke belangstelling voor antieke kunst. Het opkomend Neo-classicisme liet zich inspireren door de grote verscheidenheid aan munten en penningen, waar zowel de thematiek (historische en mythologische onderwerpen) als de vormgeving aan afgelezen konden worden. Ontwerpers werden dan ook verondersteld een gedegen kennis van de antieken te bezitten om de ‘juiste en ware smaak’ in hun ontwerpen te bewerkstelligen. Toch is er in Nederland slechts op kleine schaal sprake geweest van een echte neo-classicistische penningkunst.Ga naar eind8. Het is echter kenmerkend dat bekende geleerden als Frans Hemsterhuis, Petrus Camper en Cornelis Ploos van Amstel zich met het ontwerpen van neoclassicistische penningen hebben beziggehouden. Zo ontwierp Hemsterhuis, die vóór 1757 was benoemd tot beheerder van de stadhouderlijke verzameling van munten, penningen, gesneden stenen en antiquiteiten, in samenwerking met de medailleur Johann Heinrich Schepp, een ‘Eerepenning voor de officieren betrokken bij de Slag bij Doggersbank’ (1781). Petrus Camper ontwierp in 1788 in samenwerking met Hemsterhuis, Ploos en Schepp een ‘penning op de Acte van Garantie’. Tenslotte ontwierpen Cornelis Ploos van Amstel en Schepp omstreeks 1792 een ‘penning voor de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen te Amsterdam’. Zowel Hemsterhuis, Camper als Ploos van Amstel konden daarbij inspiratie putten uit hun verzameling.Ga naar eind9. Of Bilderdijk een gedreven verzamelaar is geweest is niet bekend. De beide veilingcatalogi doen echter vermoeden dat dit niet het geval is geweest.Ga naar eind10. Aan zijn kennis van de antieke mythologie, zo zal blijken, hoeft daarentegen niet getwijfeld te worden. Ik zal nu in chronologische volgorde Bilderdijks penning- en cachetontwerpen de revue laten passeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De huwelijkspenning van Izaak Bilderdijk en Sibilla Duyzenddaalders (afb. 2 en 3)De huwelijkspenning was in de 17de en 18de eeuw geen onbekend verschijnsel. Het was een zeer populair medium om belangrijke familiegebeurtenissen vast te leggen. Traditiegetrouw werden ze door ouders aan hun kinderen geschonken.Ga naar eind11. Op 9 juli 1778 vierden Bilder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dijks ouders, Izaak Bilderdijk en Sibilla Duyzenddaalders, hun zilveren huwelijksfeest. Ter gelegenheid van deze feestelijke gebeurtenis werd niet door maar aan hen - en dit vormt een uitzondering op de regel - een zilveren huwelijkspenning overhandigd. De ontwerper was niemand minder dan hun zoon Willem, toen 22 jaar oud en werkzaam als boekhouder op het kantoor van zijn vader. Van deze penning, die zich in het Bilderdijk-Museum bevindt, is de ontwerptekening helaas verloren gegaan. We beschikken nog wel over een beschrijving van Bilderdijk zelf: ‘De Ouderliefde, kenbaar door haar merkteeken, den Oyevaar, zwaait het wierookvat, neergeknield voor het Outer, 't welk, met offeranden omringd en met bloemfestoenen omslingerd, te branden staat, en aan welks vlam de Genius een feesttoorts ontsteekt. Achter hetzelve is een Ionische gedenkzuil opgericht, die twee zamenverbonden wapenschildjens voert, met het opschrift XXV, in een eikenkrans besloten. Ter zijde bloeit een palmboom, en een hemelsch licht, van tusschen de wolken doorschietende, bestraalt dat alles. Aan de tegenzijde zweeft een Genius, met een schalmei en een palmtak in de hand, over een Gedenkstuk, welks Opschrift de andere zijde des pennings verklaart. Het is versierd met twee harten, door een keten saam verknocht, door een brandenden huwelijksfakkel, in bloemen gevat, en door ter weder zijden opgesnoerd eikenloof aan 't Gedenkstuk verbonden. Op den rand leest men: ter zilveren bruiloft van doctor izaak bilderdijk en sebilla duizenddaalders.’Ga naar eind12.
Het gedicht op de penning luidt vervolgens: Godvruchtige Oudermin, gebogen voor 't Altaar,
Wijdt d'Opperhuwelijkszegenaar
Heur dankbre wierook van gebeden
Voor 't heil van 't teêrgeliefde Paar,
Op 't Jubelfeest van 't heuglijk heden,
Ten vijfden maal het vijfde jaar,
Van hunnen Echtknoop, doorgetreden.
De door Bilderdijk gebruikte zinnebeelden - bijvoorbeeld de twee met elkaar verbonden harten, de brandende huwelijksfakkel, het altaar, enz. - verraden geen bijzondere inventiviteit op dit gebied. De 18de-eeuwse symboliek op dit soort penningen was nog steeds gebaseerd op 17de-eeuwse emblemata; een zekere routinematigheid was het gevolg.Ga naar eind13. Ook Bilderdijk moet deze bronnen, bijvoorbeeld Caesare Ripa's Iconologia, bestudeerd hebben.Ga naar eind14. In de huwelijkspenning voor zijn ouders is alleen een enkel element voor dergelijke penningen ongebruikelijk, n.l. de Ionische zuil als symbool voor de standvastigheid van het huwelijk. Veelal kozen penningontwerpers voor de obelisk, een in de tweede helft van de 18de eeuw populair beeld dat herinnerde aan de onsterfelijkheid van de Egyptische cultuur. De uitvoering van de penning kan echter wèl uitzonderlijk worden genoemd. Deze is namelijk uit verschillende losse onderdelen samengevoegd en bevestigd. Deze werkwijze was in de 17de eeuw gangbaar, maar in de 18de eeuw zeer ongebruikelijk. Vervolgens rijst de vraag wie de uitvoering van de penning op zich heeft genomen. Was dit wellicht Bilderdijk zelf? Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat de jonge Bilderdijk een dergelijke gespecialiseerde prestatie heeft geleverd. Maar zou daarentegen een professioneel graveur voor een verouderdevormgeving hebben gekozen? Misschien op Bilderdijks verzoek? Het antwoord op deze vragen moet ik helaas schuldig blijven. De penning blijft desalniettemin voor Bilderdijk een unieke uiting die goed aansluit bij zijn vele bruiloftsgedichten.Ga naar eind15. Een ander voorbeeld van zijn belangstelling voor huwelijkssymboliek is de illustratie die hij maakte bij het gedicht ter gelegenheid van het huwelijk tussen de F.P.W. van Schuylenburgh en Joanna Philippina van Herzeele op 27 februari 1801.Ga naar eind16. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gedenkpenning voor de uitwateringssluizen te KatwijkIn de jaren 1806, 1807 kwam het einde in zicht van een voor Holland ambitieus project, n.l. de gereedmaking van de uitwateringssluizen te Katwijk.Ga naar eind17. Het Hoogheemraadschap Rijnland, verantwoordelijk voor de uitvoering, besloot ter gelegenheid van de aankomende voltooiing een gedenkpenning te laten uitkomen. Dit bleek, gelet op wat volgde, geen eenvoudige procedure te zijn. Jan Valckenaer, een goede vriend van Bilderdijk, was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als hoofdingeland nauw betrokken bij de bouw van de nieuwe uitwateringssluizen van de Oude Rijn in de Noordzee, en sinds 1804 verantwoordelijk voor de financiële uitvoerbaarheid van de plannen.Ga naar eind18. De verantwoordelijkheid voor het ontwerp en de uitvoering van de gedenkpenning werd, zoals gebruikelijk in die tijd, overgelaten aan een speciaal voor deze gelegenheid opgerichte commissie. Een eerste concept, waarschijnlijk door Valckenaer zelf ontworpen, werd via Ph. Marron, een vriend van Valckenaer, naar de penningsnijder Droz in Parijs gestuurd. Deze was niet zo te spreken over het ontwerp, waarna Valckenaer besloot Bilderdijk bij het ontwerp te betrekken.Ga naar eind19. Ook Bilderdijk was niet tevreden over het concept, dat de verwelkoming van de Rijngod door Neptunus toonde. ‘Neptuun die den Rhijngod verwelkomt is (als gij wel zegt) het eenige dat in den aart der zaak ligt. Maar dit is in zich-zelven zoo trivial en zoo nietig’, aldus Bilderdijk. Hij stelde uiteindelijk voor aan de ene zijde ‘eene afbeelding van 't mallegat’ te plaatsen; aan de andere zijde de geopende nieuwe sluis. ‘Wilt ge dit wat opluisteren, zoo zet den Rhijngod in de sluis, en een paar zeegoden die hem daar verwelkomen.’ Maar veel vertrouwen in deze onderneming had Bilderdijk niet. Hij vroeg zich af wie de penning zou moeten uitvoeren, immers ‘onze stempelsnijders kunnen 't een zo min als onze tegenwoordige schilders het ander [...]’.Ga naar eind20. Bilderdijk refereerde hier enerzijds aan de klachten over het geringe aantal goede graveurs in ons land, anderzijds aan het vermeende gebrek aan goede historieschilders, een klacht die vooral in de laat-18de- en vroeg-19de-eeuwse kunsttheorie werd geuit.Ga naar eind21. Hoewel Bilderdijk zich niet bekwaam achtte tot het ontwerpen van de penning, moet hij wel een ontwerp hebben gemaakt. Blijkens de correspondentie met Valckenaer vroeg hij om wat schetsjes van de sluis. Valckenaer zond hem deze èn een boek over de uitwatering.Ga naar eind22. Helaas is Bilderdijks ontwerp niet teruggevonden, maar via de nagelaten papieren van de penningkundige Van der Chijs is een aardige passage over het ontstaan van de uiteindelijke penning overgeleverd, die tenslotte niet door Bilderdijk maar door Jacob Elias van Varelen werd ontworpen.Ga naar eind23. Van Varelen, lid van de Haarlemse tekenacademie, was eveneens in 1807 uitgenodigd een ontwerp voor de gedenkpenning te maken. In een korte passage komt ook Bilderdijks ontwerp ter sprake en wel in positieve zin: ‘De man die mij uitnoodigde, liet mij, ter zelfder tijd, eene tekening zien, die, reeds bij de eerste beschouwing, zoowel den vindingrijken Dichter, als den stouten en meesterachtigen teekenaar deed erkennen, in de voorstelling eener watervlakte, uit wier midden een Thyrsus of Bacchus staf rees, die, aan den top, met druiventrossen omhangen was, terwijl aan het benedenste gedeelte, dat in 't water stond, ter eenre zijde een zwaan, en ter andere zijde een Dolphijn verbeeld wierd te zwemmen, ten einde de zamenloop van Rivier en Zee voor te stellen.’Ga naar eind24. Van Varelen was goed te spreken over Bilderdijks ontwerp, al maakte hij daar wel de kanttekening bij dat de betekenis van de voorstelling door sommigen niet begrepen kon worden omdat zij ‘te emblematisch, te zinrijk of te zinnebeeldig’ zou zijn. De uitvoering daarentegen was in zijn ogen zo voorbeeldig, en niet te evenaren, dat hij aanvankelijk besloot van de opdracht af te zien. De bescheiden opstelling van Van Varelen ten opzichte van Bilderdijks ontwerp bleek echter niet meer dan schone schijn. Wanneer hij enkele dagen later merkt dat het Hoogheemraadschap een Frans kunstenaar in de arm heeft genomen, besluit hij alsnog de opdracht te aanvaarden. Aanleiding tot deze beslissing was volgens Van Varelen niet alleen de kwaliteit van het ontwerp dat niet meer dan een schrale en niet uitgewerkte omtrek in potlood was, maar nog meer de arrogantie van het Hoogheemraadschap een Franse kunstenaar in het project te betrekken. In een vehemente tirade tegen dit initiatief hekelde hij alles wat maar Frans genoemd kan worden. Dat ‘loszinnige fransche vee’, dat ‘velen van ons volk den helschen giftbeker van oproer- en tuimelgeest had doen drinken’, en ‘wiens valschen smaak invloed heeft op den verbasterden Nederlander, door hem tot slaaf te maken’, was in een dergelijke ‘Hollandsche en heilrijke onderneming’ niet gewenst. Het Franse juk moet hem zwaar hebben gedrukt gezien deze uitbarsting van vaderlandsliefde. Gelukkig voor Van Varelen werd het Franse ontwerp niet geaccepteerd. Op een vergadering in het huis van Jan Valckenaer werd onder het goedkeurend oog van Bilderdijk en anderen besloten het ontwerp van Van Varelen als penning te laten verschijnen. Deze werd bij de opening van de sluizen op 21 oktober 1807 in zilver en brons aan Lodewijk Napoleon uitgereikt. Ook Bilderdijk was hierbij aanwezig en kreeg een bronzen exemplaar uitgereikt.Ga naar eind25. Dat de uiteindelijke keuze niet op Bilderdijks ontwerp viel, kwam, zoals Van Varelen aangaf, doordat het ontwerp te complex was. Er was omstreeks 1800 een stroming die begrijpelijkheid van inscriptie en van zinnebeeldig bijwerk vooropstelde. ‘Het zinnebeeld’, zei een criticus te Amsterdam in 1805, ‘is bestemd voor allehande menschen, geleerde en ongeleerde, en men kan dus niet bevallig zijn voor het algemeen.’Ga naar eind26. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontwerpen voor het Koninklijk InstituutOp 4 mei 1808 werd Bilderdijk benoemd tot lid van het zojuist door Lodewijk Napoleon opgerichte Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde, en Schoone Kunsten. Hij had te kennen gegeven niet erg geïnteresseerd te zijn in deze functie, maar hij ontpopte zich, na enig aandringen, al snel tot een ijverig lid.Ga naar eind27. Intussen was bij dat zelfde Instituut een brief namens de minister van Binnenlandse Zaken binnengekomen waarin werd aangedrongen op het ontwerpen van een algemeen zegel voor de diverse Klassen.Ga naar eind28. Hierbij werd naast Jan Valckenaer, als lid van de Derde Klasse (voor de oude en oosterse letterkunde, oudheden en geschiedenis der oude volkeren), ook de Vierde Klasse (voor de schone kunsten) ingeschakeld. Deze Vierde Klasse stelde in de Vergadering van 3 november 1808 een commissie in die werd belast met het ontwerp en met de mogelijke uitvoering. In deze commissie werden ondere anderen de schilders Charles Hodges en Adriaan de Lelie, de architect Jean Thomas Thibault en de graveur Louis Portman aangesteld.Ga naar eind29. In het voorjaar van 1809 besloot Jan Valckenaer, Bilderdijk bij het ontwerpen van een medaille en cachetten voor het Instituut te betrekken. Uit de briefwisseling tussen Valckenaer en Bilderdijk van maart 1809 blijkt dat Bilderdijk één zegel voor het Instituut in zijn geheel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet geschikt achtte. Hij zag liever dat naast een algemeen cachet, dat ook als medaille zou kunnen dienen, voor de vier klassen afzonderlijke zegels zouden worden ontworpen. Hij stelde daarbij voor als motto ‘revocavit artes’ (hij heeft de kunsten opnieuw in het leven geroepen) te gebruiken. Op 17 maart 1809 stuurde Bilderdijk Valckenaer in totaal acht ontwerpen.Ga naar eind30. Ik zal deze kort toelichten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Ontwerp voor het algemeen cachet van het Instituut (afb. 4)Centraal in dit ontwerp staat het schild van Minerva dat de wijsheid en de wetenschap symboliseert. Hierboven is de stralende kroon afgebeeld. Het omschrift luidt: tacentem suscitat musam (zij wekt de zwijgende zanggodin [of muze] op). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Ontwerp voor de Eerste Klasse (de natuurwetenschappen) (afb. 5)In dit ontwerp staat het beeld van de Natuur centraal; de drie ringen om het beeld verwijzen naar het levend rijk, het groeiend rijk en het delfstoffenrijk. De Natuur wordt aan de linkerkant geflankeerd door de graadboog, de maatstaf en de passer; aan de rechterzijde ziet men de staf van Aesculaap als zinnebeeld voor de geneeskunde. Het omschrift luidt: obscura promens (het duister onthullend). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Ontwerp voor de Tweede Klasse (de letteren en geschiedenis) (afb. 6)In het midden is een Hermesblok als symbool voor de taalkunde te zien. Hermes werd als uitvinder van de lier het symbool voor de dichtkunst.Ga naar eind31. Links is de lier der dichtkunst te zien; rechts de trompet der historie (symbool van de muze Clio). Het omschrift luidt wederom: tacentem suscitat musam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D.1. Ontwerp voor de Derde Klasse (de oude en oosterse letterkunde, oudheden en geschiedenis der oude volkeren) (afb. 7)Bilderdijk ontwierp maar liefst vier varianten voor de Derde Klasse. In de eerste zien we de vogel van Athene, de zogenoemde nachtuil die men vaker op antieke penningen kan aantreffen. De klimopkrans staat voor de oude poëzie en critica. De palmtak en de olijftak, eveneens attributen van Minerva, symboliseren de wijsheid. Bilderdijk schreef Valckenaer dat de ‘nachtuil’ eventueel vervangen kon worden door een stapel boekrollen. Onder de uil is een nachtlamp te zien die aangeeft dat de studie ook 's nachts voortgezet kan worden. Het omschrift luidt: veteres revocavit artes (hij heeft de oude kunsten opnieuw in het leven geroepen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D.2. Idem (afb. 8)De opzet van dit ontwerp verschilt niet veel van het vorige. De zuil in het midden, die werd gezien als het oudste gedenkteken waarop men graveerde, staat voor het beeld der Oudheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D.3. Idem (afb. 9)Hier zien we (als in ontwerp D.1) opnieuw de Griekse lamp. Op het handvat, dat in de vorm van een slang is weergegeven, zit de ‘nachtuil’. Onder ligt een Oosterse perkamentrol en een handschriftenboek. Achter de lamp is een urn te zien waar oude penningen uitrollen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D.4. Idem (afb. 10)In dit ontwerp komen we opnieuw terugkerende symbolen tegen. Bilderdijk was over dit ontwerp niet tevreden. Hij achtte de ordonnantie van dit concept niet in de oude, d.w.z. antieke smaak uitgebeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E. Ontwerp voor de Vierde Klasse (de schone kunsten) (afb. 11)Hier ziet men tenslotte de schilderkunst gesymboliseerd door een borstbeeld van een niet nader te duiden persoon, waarbij de mond door een doek is bedekt. Het staat op een blok dat de oude architectuur voorstelt, gesymboliseerd door een z.g. conus (een kegel, zinnebeeld van het schoon), een kloot (bol) en een driehoek. Het omschrift luidt: teque tuasque decet sorores (het past jou en je zusters).
Deze grove schetsen, waarin Bilderdijk een groot aandeel heeft gehad, werden door Valckenaer naar de historicus Martinus Stuart gezonden. Stuart, eveneens lid van de Derde Klasse, voorzag ze van een vriendelijk commentaar.Ga naar eind32. Hij toonde zich opgetogen over de eenvoud van het ontwerp en de ‘eigenaardigheid van 's mans [Bilderdijks] gedachte’. Stuart plaatste echter wel enige kanttekeningen. Zo begreep hij niet dat in het ontwerp van de Derde Klasse de brandende lamp verenigbaar was met de stralende Kroon. ‘Moet niet het mindere licht voor het meerdere wijken?’, aldus Stuart. Vervolgens vroeg hij zich af of het ontwerp voor de Vierde Klasse, waarin de schilderkunst centraal staat, de ‘toonkunstenaars’ wel zou aanspreken. Valckenaers en Bilderdijks reactie op deze kritiek is helaas niet bekend. De door de commissie van de Vierde Klasse geleverde tekeningen en Bilderdijks ontwerpen kwamen uiteindelijk op de Algemene Vergadering van Presidenten en Secretarissen van 19 april 1809 aan de orde. Valckenaer was hierbij afwezig, maar Bilderdijk deed hem de volgende dag uitgebreid verslag.Ga naar eind33. Blijkens Bilderdijks brief moet de vergadering moeilijk zijn verlopen. Van Swinden sprak op deze vergadering zijn voorkeur uit voor het ontwerp van de Vierde Klasse. Bilderdijk daarentegen had er geen goed woord voor over. Dit ontwerp, zo weten we uit de Notulen van de Vierde Klasse, moet het beeld van Minerva hebben voorgesteld. Bilderdijk vond het gebruik van dit beeld een cliché bij uitstek: ‘Met zoo iets voor de dag te komen, is tot de Middeleeuwen terug te vallen, en alle goede smaak, ware oudheidskennis, en Antiquen geest af te zweren.’ Hij vervolgde zijn brief met een serieuze kritiek op de Vierde Klasse en de Nederlandse kunstenaars in het algemeen: ‘Zij hebben noch idee van zegels, noch van medailles, noch van allegorie of Emblema: de kunstenaars zijn, bij ons, van alle begrip van dat alles niet slechts ontbloot, maar er onvatbaar voor.’ De kwestie werd vooralsnog niet beslecht, maar Bilderdijk, die ervan overtuigd was dat het ontwerpen van penningen en zegels aan de Derde Klasse toebehoorde, vreesde dat Van Swinden er alles aan zou doen President van het gehele Instituut te worden. De ontwerpen van de Vierde Klasse zouden dan zeker worden uitgevoerd. ‘Laat van Swinden calculeeren en aequatiën maken [...]; maar hij moet geen zegels of medailles willen beoordeelen, waar van hij zoo veel weet als ik van geldzaken’, aldus Bilderdijk in zijn brief aan Valckenaer. Het is moeilijk Bilderdijks kritiek op de Vierde Klasse in te schatten. Zou hij er werkelijk van overtuigd zijn geweest dat deze Klasse - waar toch bekende kunste- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naars in vertegenwoordigd waren - niet bekwaam was tot het ontwerpen van penningen en cachetten? Bij nadere bestudering van het door de Vierde Klasse gemaakte verslag waarin het ontwerp uitvoerig wordt besproken, wordt duidelijk dat Bilderdijks kritiek niet al te serieus genomen kan worden. Van een eenvoudige voorstelling van Minerva, zo blijkt uit het verslag, is allerminst sprake.Ga naar eind34. Het ligt voor de hand dat bij de beoordeling van de ontwerpen zowel de voorstelling als de vormgeving aan bod zijn gekomen. Bilderdijks talenten reikten weliswaar ver, maar had hij in de vormgeving professionele kunstenaars kunnen overtreffen? Dit lijkt mij niet aannemelijk. Zijn ontwerpen verraden weliswaar zijn grote kennis van de antieke kunst, maar qua vormgeving zijn ze niet erg overtuigend. Wellicht kwamen de aanwezigen op de vergadering tot dezelfde conclusie. De teleurgestelde Bilderdijk hield er een vete met Van Swinden en misschien met de Vierde Klasse aan over. Bilderdijks kritiek heeft weinig overtuigingskracht gehad. Op de volgende Algemene Vergadering werd aan de Vierde Klasse verzocht de uitvoering van de gravure voor het stempel op zich te nemen.Ga naar eind35. Van Swinden werd uiteindelijk tot voorzitter van het Instituut benoemd. Zijn verhouding met Bilderdijk werd er niet beter door. In 1815 verhinderde hij Bilderdijks benoeming tot hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde aan het Atheneum.Ga naar eind36. Van Bilderdijks ontwerpen is enkel nog van het zegel voor de Tweede Klasse een uitgewerkte tekening bekendGa naar eind37. (afb. 12).
Bilderdijk bleef de hieropvolgende jaren geïnteresseerd in de penningkunst. In het najaar van 1812 correspondeerde hij als secretaris van de Tweede Klasse met de oudheidkundige Van Lier over een penningvondst te Assen. Op 10 september leverde hij zijn Verslag van eenige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
penningen der 9de eeuw, nabij Assen in Drenthe opgegraven in. Tevens berichtte hij het Instituut over enkele penningen die in Voorburg waren gevonden.Ga naar eind38. Uit het in handschrift bewaard gebleven verslag blijkt dat Bilderdijk in 1788, tien jaar na zijn ontwerp voor de huwelijkspenning van zijn ouders, nog steeds was geïnteresseerd in de penningkunde. In een aardige passage beschreef hij de laatstgemelde penningvondst. ‘In het jaar 1788 werd in 't Dorp Voorburg in een turf, welke een werkman op zijn haard doorhakte, een koperen penning gevonden [...]. Hij werd mij vertoond, en daar ik den eigenaar hem te koop liet vragen, verbeeldde dees zich dat het stuk van onschatbare waarde was, en pronkte daar een poos mee onder de Boeren, tot de penning wegraakte, tevens met een kleine zilveren gabba, en een koperen Caracalla, die beide in dezelfde turf staken, wanneer men die nader onderzocht.’ Beide verslagen gingen vergezeld van tekeningen naar de gevonden penningen, gegraveerd door D. Veelwaard, die vanaf 1819 ook enkele van Bilderdijks vignetten in het koper bracht.Ga naar eind39. Bilderdijk sloot zich met deze twee verslagen aan bij de door de Rijksoverheid gepropageerde zorg voor het vaderlandse verleden.Ga naar eind40. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Penningen voor het VaderlandIn de roerige jaren omstreeks 1815, waarin het Koninkrijk der Nederlanden uiteindelijk gestalte zou krijgen, werd de penningkunst ingezet als propagandamiddel. Willem I besloot ter versteviging van zijn positie een aantal belangrijke gebeurtenissen in de vorm van gedenkpenningen vast te leggen. Hij verkoos daarbij gebruik te maken van de diensten van het Instituut. Van meet af aan heeft hij beseft, dat deze door Koning Lodewijk Napoleon in het leven geroepen instelling betekenis voor de Kroon zou hebben als advies-college, ook in zaken van kunst. Het Instituut, van zijn kant, was maar al te gelukkig met die ‘betrekking tot het Gouvernement’; zoals het reeds van Lodewijk Napoleon en Napoleon opdrachten tot het ontwerpen van gedenktekens had aanvaard, was het ook nu gaarne bereid ten behoeve van Koning Willem I een vergelijkbare taak op zich te nemen. In 1814 werd aan het Instituut verzocht een ontwerp te leveren voor een gedenkpenning op de inhuldiging van de Souvereine Vorst.Ga naar eind41. In de volgende jaren werd het Instituut tevens gevraagd ontwerpen te maken voor de Vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, de Slag bij Waterloo, en voor het huwelijk van de Prins van Oranje.Ga naar eind42. Voor de in totaal vier ontwerpen werd een commissie in het leven geroepen waarin naast Jeronimo de Vries en Martinus Stuart ook Willem Bilderdijk zitting had.Ga naar eind43. Een aantal van Bilderdijks ontwerpen is gelukkig bewaard gebleven.Ga naar eind44. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. De vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke NederlandenA.1. Voor de vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden maakte Bilderdijk in totaal vier schetsen. De beide landen worden gesymboliseerd door twee vrouwenfiguren. Op deze eerste schets is daar het beeld van de gevleugelde overwinning te zien. Dit beeld komt ook voor op het ontwerp van de slag bij Waterloo (zie B). Gezien de uiteindelijke vormgeving van de penning bevat dit blad waarschijnlijk twee schetsen. Het onderschrift luidt: quod votis optastis adest (wat gij verlangd hebt in uw wensen) (afb. 13). A.2. Een volgende schets is iets anders van opzet. De stand van het vaandel is gewijzigd, en het schild is vervangen door een palmtak (afb. 14). A.3. De derde tekening vertoont weer een geheel andere benadering. Nu zijn de figuren staand weergegeven. Boven hen het goddelijk oog; het onderschrift: paribus se legibus ambaeinvictae gentes aeterna in foedera mittunt (beide onoverwinnelijke volken verbinden zich door dezelfde wetten tot een eeuwig verbond). Boven leest men: omine magno (onder een geweldig voorteken) (afb. 15). A.4. Dit is een variant op het laatste ontwerp. De Hollandse Leeuw is er aan toegevoegd; het onderschrift: aeterno foedere (in een eeuwig verbond), dient waarschijnlijk ter vervanging van het vorige lange onderschrift (afb. 16). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. De Slag bij Waterloo (afb. 17)Uit een nagelaten verslag blijken Bilderdijks bedoelingen: ‘De behaalde zege bij Waterloo eischt, om in den Zuiveren geest der Oudheid te blijven, en dien praal van trofeeën, die tot een geheel ander soort van gedenkteeken behoort te vermijden, het beeld der overwinning, die altijd, als van den Hemel gegeven, gevleugeld wordt voorgesteld. Zij toont in de bijgaande schets [...] een Antijk langrond krijgsschild, beschreven met het eenvoudige en alles uitdrukkende woord Waterloo en houdt in de rechterhand een rijken palmtak en tevens stilus of schrijfstift. Haar rechtervoet duidt door het vertrappen van den bliksemvoerenden Arend des Franschen Keizerrijks het gewicht en de volkomen uitwerking dezer overwinning aan.’Ga naar eind45. Het beeld van de overwinning in de vorm van een gevleugelde vrouw was niet nieuw. Oorspronkelijk afgeleid van een Grieksche drachme, werd het bijvoorbeeld door Hemsterhuis gebruikt voor de penning van de Slag bij Doggersbank uit 1781.Ga naar eind46. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Het huwelijk van de Prins van Oranje en Anna PaulownaC.1. Op deze schets is de huwelijksgod (Hymen) verbeeld met een ontstoken fakkel. Op het altaar is een hoorn des overvloeds te zien als algemeen zinnebeeld van welvaart en staatsgeluk. Onder is de datum van de huwelijksvoltrekking te lezen (afb. 18). C.2. Hier is een eenvoudiger ontwerp te zien, met slechts twee wapenschilden (afb. 19). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. De vier ontwerpen, waaronder het ontwerp voor de Inhuldiging, op één vel geplaatst (afb. 20)De ontwerpschetsen voor de inhuldiging bevinden zich op een blad waarop tevens enkele tekeningen van de andere drie ontwerpen voorkomen. De penning voor de inhuldiging is links en rechts in het midden verbeeld. Hier is het beeld van Tyche, die alle gebeurtenissen bestuurt, weergegeven, het embleem voor de goddelijke voorzienigheid. Kenmerkend zijn de vorstelijke sluier en het roer der wereld. Het staat met vaste voet op de ronde aarde en biedt met de rechterhand de koningskroon aan. Boven zijn enkele varianten op de slag bij Waterloo te zien. Linksonder een variant op het Waterloo-ontwerp. Het onderschrift luidt: vincit amor patriae (de liefde voor het vaderland heeft overwonnen). Rechtsonder zijn nogmaals twee huwelijksgoden verbeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik wil met nadruk wijzen op het feit dat deze schetsen bewaard zijn gebleven. Ze vormen uniek materiaal omdat de ontwerptekeningen van de meeste Nederlandse gedenkpenningen verloren zijn gegaan. Daar komt nog bij dat we ons door deze tekeningen een goed idee kunnen vormen hoe het ontwerpproces in grote lijnen verliep. Bilderdijk, zo is uit de ontwerpen af te lezen, maakte meerdere schetsen, met verschillende varianten. Evenals bij het eerder aan bod gekomen oefenblad (afb. 1), heeft Bilderdijk ook voor deze ontwerpen afzonderlijke kaders gemaakt (afb. 21 en 22).
Van de door de commissie ingezonden tekeningen is slechts één beoordeling bekend. De toenmalige Secretaris van Staat voor de Binnenlandse Zaken, W.F. Röell, schreef naar aanleiding van het ontwerp voor de Vereniging verheugd te zijn over ‘de Vindingrijke geest en zuiveren Smaak’.Ga naar eind47. Namens de Tweede Klasse berichtten Bilderdijk en Martinus Stuart dat de overige ontwerpen ‘van de echte Oudheid en eeniglijk goeden Smaak [...] zijn, [die] met den tegenwoordigen staat der metallique wetenschap samenstemt, [en] dat eenvoudigheid en antijke stijl in de beelden de uitdrukking en randschriften, de beginsels waarvan [wij] zijn uitgegaan kenteekenen’.Ga naar eind48. In het najaar van 1816 werd de adviserende rol van het Instituut in het ontwerpproces beëindigd. Na bedoelde brief van Röell is in de Notulen van het Instituut niets meer te vinden over de ontwerpen. De uiteindelijke uitvoering was, zoals gebruikelijk in die tijd, een zaak van de overheid. Deze had na de inschakeling van het Instituut als adviserende instantie, ook de medailleur Michaud gevraagd ontwerpen te leveren.Ga naar eind49. Van de trage besluitvorming omtrent de definitieve beslissing voor een ontwerp werd ondertussen handig gebruik gemaakt door de medailleur Simon.Ga naar eind50. Deze jonge en ambitieuze kunstenaar bracht op eigen initiatief een door hemzelf ontworpen penning van het Huwelijk van de Prins van Oranje op de markt (afb. 23). Pas in 1821 verscheen de penning van Michaud op de Vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Waarom de uiteindelijke keuze juist op dit ontwerp is gevallen, is allerminst duidelijk. Toch kan de adviserende rol van het Instituut, en daarmee de rol die Bilderdijk hierin heeft gespeeld, niet geheel uitgesloten worden. Bezien we Michauds penning dan lijkt Bilderdijks ontwerp tenminste inspirerend te hebben gewerkt (afb. 24).
De intensieve betrokkenheid van het Instituut bij de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
penningkunde, werd in de Algemene Vergadering van 1818 nog eens benadrukt: ‘Het is toch een onbetwistbare waarheid, dat, gelijk de Historia Metalica of Numismatica, (onafhankelijk zelfs van haar nuttigheid voor de kunst en den kunstsmaak, en de kennis van derzelver toestand, strekking, vordering, en teruggang bij een Natie,) in meer dan een opzigt niet blootelijk als hulpmiddel, maar ook als een wezenlijk en alzins belangrijk deel der Geschiedenis van een Volk is aan te merken, het even zoo aan geen den minsten twijfel kan onderhevig zijn, of de Nationale Gedenkpenningen en Munten behooren tot de voorwerpen, die uit den aart der zaak aan de zorg en oplettendheid onzer Klasse zijn toegeëigend en opgedragen [...].’Ga naar eind51. Tevergeefs werd getracht de destijds door de Fransen als oorlogsbuit meegenomen penningen en munten terug te vorderen. Men besloot dan tot het verzamelen van gedenkpenningen en het ‘aftekenen’ van penningen die zich nog in Frans bezit bevonden. In 1817 kreeg tenslotte het Koninklijk Penningkabinet gestalte, waarin door het nieuwe Koninkrijk op symbolische wijze twee reeds oude collecties, n.l. die uit het Landskabinet (die bestond uit de in 1809 bijna in zijn geheel verworven verzameling-Van Damme) en die van de voormalige Stadhouder Willem V, werden bijeengebracht.Ga naar eind52. De geschiedschrijving van de Nederlandse penning werd aan de Tweede Klasse toevertrouwd. Over de rol van de Tweede, Derde en Vierde Klasse in het ontwerpen van de hierboven besproken penningen bestaan nog veel onzekerheden. Zo is het niet duidelijk of hier sprake is geweest van een competentiestrijd tussen de verschillende Klassen bij het ontwerpen van penningen, of dat het Instituut bij het samenstellen van een commissie juist rekening hield met de individuele kwaliteiten van haar leden. Opvallend blijft zeker de rol die Bilderdijk bij deze ontwerpen heeft gespeeld. Ook wanneer de uiteindelijke beslissing niet op Bilderdijks ontwerpen viel, kan het Instituut geen moment aan zijn kwaliteiten op dit gebied hebben getwijfeld. Wat rest zijn Bilderdijks ontwerpen die niet alleen zijn tekenkunst hebben verrijkt maar tevens een nieuw licht werpen op de geschiedenis van de Nederlandse penningkunst. Ton Geerts Ton Geerts is kunsthistoricus. Hij studeerde af op het onderwerp: ‘De waardering voor P.P. Rubens in de achttiende-eeuwse kunsttheorie’. Momenteel bereidt hij een catalogus voor der kunstobjecten in de collectie van het Bilderdijk-Museum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbeeldingen
Bilderdijk-Museum: 1-3, 13-22. Universiteitsbibliotheek Leiden: 4-12. Koninklijk Penningkabinet Leiden: 23-24. |
|