De Karthuizers van Shene Anglorum, Brugge 6 aug. 1568
De Secrete Resolutieboeken 1565-1569 bevatten, fol. 187-187v., een Latijnse brief van Maur. Cauncy, prior sinds 1561, die met 16 geprofeste monniken en andere viri pii et graves van zijn (Engelse) natio wil verhuizen van Genadedal - waarheen ze een tweede keer waren gevlucht in 1559 - naar de Cisterne, tegenover de latere abdij Hemelsdale. Chauncy wil daar zijn 20-tal mensen, zonder last of kost voor de karthuizers van Genadedal, voeden en bezorgen, op kost van vooreerst wijlen koningin Mary en verder weldoeners - hij vernoemt wel niet de naam van lady Dormer. De Cisterne wil hij niet kopen noch amortiseren noch consacreren - er geen gewijde plaats van maken. De monniken willen er alleen verblijven voor een korte tijd, in de hoop naar Engeland terug te kunnen. Slaagt dat niet dan willen zij daarna een reeds geconsacreerde ruimte vinden die verlaten werd door andere religieuzen.
Het antwoord van de stad is dat zij voor 12 jaar welkom zijn zo zij de plaats maar niet consacreren - profaan laten -, dat zij privileges en immuniteit krijgen en vrijstelling van taksen op wijn en bier. Het kwam duidelijk niet zover want reeds in 1578 vertrekken zij, na de plundering door de geuzen naar Leuven, Mechelen, daarna in 1626 naar Nieuwpoort.
Recente literatuur: B. Roose, De geschiedenis van de stichting Genadedal, in: De Brugse Kartuizers 14e-18e eeuw, Algemeen Rijksarchief, 1996, 13-20.
A.D.