Biekorf. Jaargang 75
(1974)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de dood verrezen moeder verzorgt haar kinderen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Het thema van de verrezen moeder.In de internationale motievenindex worden de lotgevallen van de verrezen moeder onder de verzameltitel ‘Dead mother's friendly return’ gerangschikt. Men onderscheidt verder de volgende varianten: 1. De overleden moeder keert terug om haar zuigeling te voeden; 2. De overleden moeder keert terug om haar vervolgde kinderen te helpen; 3. Het overleden kind keert terug om het weeklagen van zijn ouders te doen eindigen. Op deze hoofdvarianten konstateert men dan enkele verdere afwijkingen. Doch in deze index op wereldniveau, hoofdzakelijk op het sprookjesonderzoek ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
richt en eerder toevallig op de liederenoverlevering, vindt men slechts in zeer zeldzame gevallen de Vlaamse overlevering vermeldGa naar voetnoot(1). In de Duitse overlevering van bijgeloof en bijgelovige praktijken wordt de onverbreekbare band tussen moeder en kind ook na de dood aangewezen in de volgende verschillende verschijnselen. Men onderscheidt: 1. De overleden moeder blijft over de opvoeding van haar kinderen waken; 2. De overleden moeder keert terug om de wanorde in het (moederloze) gezin te herstellen; 3. De overleden moeder keert terug om personen die haar kinderen verwaarlozen te berispen of te bestraffen; 4. Het gebeurt dat de overleden moeder verontwaardigd haar verwaarloosd(e) kind(eren) met zich meevoert. Deze verschillende verschijnselen werden volledig uit een uitgebreide Duitse sagenoverlevering geputGa naar voetnoot(2). In het licht van deze algemene kenmerken van het thema en zijn varianten is het mogelijk het liedthema van Moerkerke op zijn eigenschappen te testen. In de verzongen tekst keert de overleden moeder terug om haar echtgenoot te vermanen omtrent de goede opvoeding van hun kinderen en ze verwittigt hem meteen dat ze liever haar kinderen met zich meevoert dan ze berooid te zien opgroeien. Het onderzoek van de Vlaamse liederenoverlevering zal duidelijk de levenswijze van het thema openbaren. Er blijken zelfs voldoende varianten aanwezig om de evolutie van het thema te volgen en te indexeren, terwijl ook verder in het Franse liederenpatrimonium ditzelfde thema met eigen kenmerken verschijnt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De West- en Fransvlaamse liederenoverlevering.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thema A: Na de dood van de moeder worden de kinderen door de stiefmoeder mishandeld. Op het graf van hun moeder komen ze bidden. De overledene verschijnt, ze neemt een kind op haar schoot, geeft het jongste de borst en verklaart verder niet te kunnen helpen, omdat het haar geest is die aan het graf verschijnt.
E. De Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France... Gent 1856, blz. 208-211, nr. 58 onder de titel: Ijanne (8 str. van 4 v.). Ongewijzigd in de tweede druk. Rijsel 1930, blz. 211-213. - Overgenomen door F.A. Snellaert, Oude en Nieuwe Liedjes. Gent 1864, 2de druk, blz. 68-69. - Overgedrukt in F. Van Duyse, Het oude Nederlandsche Lied. 's Gravenhage-Antwerpen 1903, dl. I, blz. 226-227 en 230, verwijzing naar beknopte bespreking door G. Kalff, Het lied in de Middeleeuwen. Leiden 1883, blz. 225 en door P. De Mont in Volkskunde V., 1892, blz. 39. In de nalezing van Van Duyse, dl. III, blz. 2730 wordt slechts herinnerd aan de vergeten variant van Blyau-Tasseel, hier verder te bespreken. Deze versie uit Frans-Vlaanderen werd in het Duits vertaald en overgenomen door L. Erk - F. Böhme, Deutscher Liederhort (Leipzig 1893) in de anastatische herdruk 1963, dl. 1, blz. 609, nr. 202c. Andere liederen uit. Duitse bron mag men in verband met het Vlaamse lied verder verwaarlozen.
Thema B: Na de dood van zijn vrouw hertrouwt een weduwnaar, die drie kinderen heeft. De stiefmoeder geeft 's nachts het jongste kind, dat weent, een kaaksmete of slag tegen het hoofd. 's Anderendaags gaan de drie kinderen bidden aan het graf van hun moeder. De overledene verschijnt, ze neemt een kind op haar schoot, zoogt het kleinste en leert de oudste op een beleefde manier bedelen. Hij moet overal verklaren dat zijn eerste moeder Barbel hem goede manieren heeft bijgebracht. Om middernacht overlijdt de oudste zoon eveneens.
A. Lootens-J.M.E. Feys, Chants populaires flamands... recueillis à Bruges. Brugge 1879, blz. 107-110, nr. 55, titel: Barbel (17 str. van 4 v.). - Zonder kommentaar overgenomen door F. Van Duyse, o.c., blz. 227-230. - Deze Brugse versie werd in het Frans vertaald overgedrukt in Th. de Puymaigre, Folklore. Parijs 1885, blz. 114. Daar wordt de Brugse liederenverzameling besproken en het lied Barbel wordt met een paar Franse varianten vergeleken. Dit werk wordt hier verder nog vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thema = B
A. Blyau-M. Tasseel, Iepersch Oud-Lied-boek. Gent 1902, 2de afl., blz. 110-113, nr. 38, titel: Van Tjannetje (18 str. van 4 v.). Omdat de eerste twee strofen niet bij dit lied behoren, werd het steeds met de incipit ‘En ik klommere op hooge steinen’ verkeerd bij de groep van de ‘ruiterliederen’ ingedeeld. Thans vindt men dit lied in de integrale uitgave van deze liederenverzameling uitgegeven in Brussel in 1962, door de Koninklijke Commissie voor Volkskunde, blz. 110-113, handschrifteditie zonder kommentaar. Blyau-Tasseel rangschikten dit lied in het ‘Boek der Tellingen’, oude balladen als tijdverdrijf gezongen onder het spellewerken, een vorm van arbeidsliederen, besproken in H. Stalpaert, Volkskunde van Brugge. Brugge 1974, blz. 267-270.
Belangrijk vooral is bij deze Ieperse versie een variant in een voetnoot medegedeeld, waarin verwezen wordt naar de verschillen in de verzongen versregels.
Thema D = E = F: Deze varianten verplaatsen de gebeurtenissen van het kerkhof naar de huiskring. Niet de kinderen gaan naar het graf maar de overleden moeder verschijnt zelf bij haar echtgenoot in zijn woning om hem te wijzen op zijn plichten als opvoeder van de kinderen.
A. Blyau-M. Tasseel, o.c., 2de druk, blz. 107-109, nr. 37, titel: Van Tjannetje (12 str. van 4 of 6 v.). Deze variant bevat twee verschillende liedgedeelten, die mogelijk samen werden gezongen, maar niet rechtstreeks bij elkaar behoren. Het tweede deel behandelt belevenissen van de mens in het hiernamaals. Het eerste deel met de incipit van een nieuwstijding of marktlied blijkt meteen de voornaamste bron bij het verder onderzoek van de verzongen Moerkerkse versie.
A. Blyau-M. Tasseel, o.c., 2de druk, blz. 107-108, nr. 37 bis, de volledige melodie en twee en een halve strofen, medegedeeld in een voetnoot als een variant van lezing D, doch als een volwaardige en zelfstandige liedtekst te beschouwen. Door vergelijking van de teksten E en F, hier verder naast elkaar overgedrukt, bekomt men meteen de oplossing van het raadsel van de Moerkerkse tekst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en een schoolvoorbeeld van contaminatie van volksliederen in de volksmond.
M. Cafmeyer, Babetje van de Kosters vertelt over Damme, in Biekorf 1957. blz. 238-239, tekst van een spellewerksterslied in Moerkerke gezongen en genoteerd. De melodie wordt niet medegedeeld. Deze vertellementen werden ook niet opgenomen in M. Cafmeyer, Van Gehucht tot Dorp. Blankenberge 1971, een fel omstreden editie. Deze liedtekst werd wel als sagetekst overgenomen en als unicum gerangschikt onder de sagenreeks van de terugkerende doden in H. Stalpaert, Westvlaams Sagenboek. Blankenberge 1968, dl. I, blz. 146-147. Daar werd slechts verwezen naar drie sagenvarianten uit A. De Cock-I. Teirlinck, Brabantsch Sagenboek. Gent 1909. dl. I, nrs. 108, 109, 110. De liederenoverlevering werd alsdan niet onderzocht. Het blijkt thans dat uit deze vorm van overlevering de bronnen van een schijnbaar geheimzinnige versie kunnen teruggevonden worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Tekstvergelijking.Uit een tekstvergelijking hierna (blz. 346-347) blijkt duidelijk wat wel en wat niet in beide versies van het lied overeenstemt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De Franse liederenoverlevering.
Thema AA: Na de dood van de moeder hertrouwt een weduwnaar. Als het jongste kind 's nachts borstvoeding verlangt, krijgt het een oorvijg. 's Anderendaags gaan de drie kinderen naar het kerkhof en ontmoeten Jezus Christus, die vraagt waarheen ze gaan. Hij meldt hen dat hun moeder in het paradijs verblijft. Aan het graf bidden de kinderen tot O.-L.-Vrouw. Hun moeder verschijnt. Ze geeft het jongste de borst, zet het tweede op haar schoot en onderricht de oudste om op een beleefde manier zijn vader en stiefmoeder te dienen en zijn echte moeder als opvoedster aan te duiden. Ons Heer schenkt de moeder daarenboven nog vijftien jaar leven om haar kinderen groot te brengen. Na deze vijftien jaren stelt de oudste als afscheid zijn moeder gerust, ze zullen later weerom verenigd zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tekstvergelijking van de versies E (leper) en F (Moerkerke):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Th. de Puymaigre, Folklore. Parijs 1885, blz. 117-118. Onuitgegeven versie uit het Département du Nord, titel: Les enfants de la morte (39 versregels). - Opnieuw integraal uitgegeven in E. Rolland, hierna te vermelden, blz. 7-9 (77 versregels) nauwkeuriger aangewezen als ‘chanson wallonne recueillie par Alexandre Favier et publiée par Th. de Puymaigre dans la Revue de l'Est, Metz 1868, t. V, p. 25’.
Thema BB = AA E. Rolland, Recueil de chansons populaires. Parijs 1967, anastatische herdruk van deze verzameling in zes delen in 1883-1890 uitgegeven, dl. III, blz. 5-6, titel: La mère ressuscitée par Jésus Christ (13 str. van 2 v.). Genoteerd als een ‘complainte très connue à Paris et dans les environs’. Deze Franse liederenverzameling wordt door de zeer kritisch ingestelde P. Coirault, Notre chanson folklorique. Parijs 1942, blz. 417 als een Frans standaardwerk beoordeeld waarin de kommentaar te beknopt werd medegedeeld.
Thema CC: Variant van AA - ontmoeting met Sint-Pieter en Sint-Jan en Ons Heer die de moeder zeven jaar geeft om haar kinderen groot te brengen. Bij het afscheid ontstaat een tweespraak tussen de moeder en haar kinderen over hun toekomst.
E. Rolland, o.c., blz. 6-7 (12 str. van 4 v.) genoteerd in het Cher departement. Uit een niet gedateerd handschrift gelicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Beknopt besluit.In de Westvlaamse, Fransvlaamse (in het Nederlands en in het Frans) de Franse liederenoverlevering genoteerd door volksliedvorsers gedurende de 19de eeuw ontdekt men de varianten op het tema van de uit de dood verrezen moeder. De Vlaamse varianten werden aangetroffen in de rijke repertoria van de spellewerksters en behoren tot de balladen-arbeidsliederen, door vrouwen gedurende het spellewerken gezongen. Meestal werden deze repertoria mondeling overgeleverd in de spellewerkscholen zelf, waar vele meisjes en vrouwen in de leeftijd van zeven tot twintig jaar een ononderbroken beroepsopleiding genoten. De Franse varianten worden door de verzamelaars aangetekend onder de algemene soortnaam ‘complainte’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze bepaling spruit voort uit een splitsing en onderscheid van ‘rondes’ of dansliederen met een refrein en ‘complaintes’ of verhalende liederen, gedeeltelijk overeenstemmend met de liederen, die men in de Germaanse en Angelsaksische taalgebieden ‘balladen’ heet. Onder deze ‘complaintes’ vindt men de legendarische, tragische en avontuurlijke verhalen in liedvorm overgeleverd, die tot het algemeen nationaal Frans liederenpatrimonium behorenGa naar voetnoot(3). Een ander zeer uitgestrekt overleveringsgebied van het hier behandelde thema kon hier wegens taal- en bronmoeilijkheden niet worden onderzocht. Voorname lezingen blijken uit Denemarken afkomstig terwijl het lied ook werd verspreid over Zweden, Noorwegen, IJsland, Polen en Rusland. Dit West- en Oosteuropees themaonderzoek ligt totaal buiten ons bereik en behoort tot de opdrachten van de balladenvorsing, uitgevoerd door het Volksliedarchief van Freiburg im BreisgauGa naar voetnoot(4). Een andere uitloper van het thema behoort tot het bijna onoverzichtelijke verspreidingsgebied van ‘Melusine’, de vrouw-moeder vliegende slang-draak, de verwenste koningsdochter uit ballade en volksboek, die onder vele varianten terugkeert om over haar aardse kinderen te waken. In de Nederlandse sagenstof met letterkundige bewerkingen weerklinkt een weergalm onder de gedaante van een nachtmare, die na haar terugkeer in de lucht, haar eigen element, iedere zaterdag haar kinderen komt verzorgenGa naar voetnoot(5). Men zal geredelijk vaststellen dat het themaonderzoek heel wat uitzichten biedt op verwantschappen en verspreidingswegen. Reeds binnen de beperkte omschrijving, waarin enkele Vlaamse, Fransvlaamse en Franse versies van een thema met varianten werden aangetroffen in een 19de eeuwse overlevering, gaat men verschillende richtingen uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de volgende motieven vindt men de handelwijze van de hoofdpersonen verduidelijkt:
Uit dit overzicht blijkt duidelijk dat zes voorname versies éénzelfde thema behandelen binnen een gebied dat zich uitstrekt van Brugge tot boven Parijs. Uitsluitend kenmerk van de Franse versies zijn de motieven van de ontmoeting met een heilige en de levensmogelijkheid de moeder voor zeven of vijftien jaren geschonken. Het is nochtans gevaarlijk op basis van deze vaststelling over de volledigheid, herkomst of leeftijd van een lied te willen spreken. Voor zover bekend bezitten we geen noteringen uit een vroeger tijdperk dan de 19de eeuw in de vermelde gebieden. In één enkele zelfstandige versie-variant, te Ieper en te Moerkerke genoteerd, is het de overleden moeder zelf die voor haar echtgenoot verschijnt. Het is het hoofdmotief van een variant die werd aangetroffen binnen een veel enger verspreidingsgebied en die oorspronkelijk onder de vorm van een gezongen nieuwstijding werd bewaardGa naar voetnoot(6). Men kan slechts veronderstellen waarom een Ieperse versie van een spellewerksterslied te Moerkerke werd aangetroffen circa vijftig jaar na het bloeitijdperk van de spellewerkscholen en hun arbeidslied. Waarschijnlijk is een geschoolde Ieperse werkster door een of ander familieomstandigheid naar Moerkerke verhuisd en heeft ze in een nieuw werkmilieu haar eigen repertorium verder gezongen. Men zou hieruit slechts moeten besluiten hoe hardnekkig liederenthema's in de volksmond voortleven en hoe belangrijk het blijft ook verzongen brokstukken bij het volkskundig onderzoek te betrekken. H. Stalpaert |
|