Van Brabant die excellente cronike
(2016)–Anoniem Alderexcellenste cronyke van Brabant, Die– Auteursrechtelijk beschermdVan Brabant die excellente cronike (ed. Aarnoud den Hamer). Z.n., z.p. 2016
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Utrecht, signatuur: S fol 498 (Rariora)
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Van Brabant die excellente cronike in de digitale editie uit 2016 van Aarnoud den Hamer. Deze editie is gemaakt naar de vierde druk uit 1530. Het oorspronkelijke werk heet Die alder excellenste cronyke van Brabant en dateert van 1498.
redactionele ingrepen
Bij de correctie van de tekst is gebruik gemaakt van Jaap Tigelaar, Brabants historie ontvouwd: die alder excellenste cronyke van Brabant en het Brabantse geschiedbeeld anno 1500, Middeleeuwse studies en bronnen XCVIII (Hilversum: Verloren, 2006).
Bij de correctie is ook gebruik gemaakt van de ‘Divisiekroniek’: Cornelius Aurelius, Die cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant, met die cronike der biscoppen van Uutrecht (Divisiekroniek) (ed. Aarnoud de Hamer). z.p., 2011.
Verder is er gebruik gemaakt van ‘de Vlaamse Kroniek’, Die excellente cronike van Vlaenderen beghinnende van Liederick Buc den eersten forestier tot den laetsten, [...] (Antwerpen: Willem Vorsterman, 1531) exemplaar Koninklijke Bibliotheek, signatuur: KW 228 A 11 en het exemplaar uit de Universiteitsbibliotheek te Utrecht, signatuur: ABTHO:RAR 10-36 via de website van de DBNL: https://www.dbnl.org/tekst/_dit004dits01_01.
Het gebruikte exemplaar is niet gepagineerd, wel zijn de pagina's met potlood genummerd. Deze nummering is gevolgd.
fol. 1r: ‘W truyt’ → ‘Woutruyt’ : ‘Aldegonde ende sinte Woutruyt’ [Tekst beschadigd. Gecorrigeerd naar Tigelaar].
fol. 1r: ‘Oeguyes’ → ‘Oegnyes’ : Dat .xxv. capittel. van sinte Marie van Oegnyes maghet’.
fol. 1r: ‘Oeguyes’ → ‘Oegnyes’ : Dat .xxvi. capittel. van meester Jacob van Vytri regulier tot Oegnyes ende daer na cardinael’.
fol. 4r en 51r bevatten delen van hetzelfde uitklapblad met een stamboom. Fol. 51r bevat het eerste deel, 4r het tweede deel. De transcriptie van dit uitklapblad is aan het eind van deze digitale uitgave in een aparte bijlage geplaatst.
fol. 6r: ‘eer’ → ‘seer’ : ‘want seer eedelic sijn si gesproten’ [tekst verbeterd naar Tigelaar].
fol. 8r: ‘te werden’ → ‘werden’ : ‘van haer plagen vertroost ende verlost werden’.
fol. 11r: ‘brudedom’ → ‘brudegom’ : ‘ende christum haren brudegom’.
fol. 13r: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘die arme en[de] siecke’.
fol. 13v: ‘Sontenelle’ → ‘Fontenelle’ : ‘te Fontenelle daer hi een clooster stichte’.
fol. 15v: ‘brudedegom’ → ‘brudegom’ : ‘van uwen onsterfliken brudegom’.
fol. 19r: ‘danckaerheyt’ → ‘dancbaerheyt’ : ‘so gaf hi gode sijnen geest in groter dancbaerheyt’.
fol. 19r: ‘neestelic’ → ‘neerstelic’ : ‘met alre herten neerstelic beminnende’.
fol. 22v: ‘daer’ → ‘dat haer’ : ‘dat haer vader ende here cranck was’ [Tigelaer ‘dat huer’].
fol. 25r: ‘schode’ → ‘schoone’ : ‘veel schoone reuelatien ende verthoningen’ [aldus Tigelaar].
fol. 25v: ‘in sinen’ → ‘[es] in sinen’ : ‘ende hoe god [es] in sinen heyligen’ [aldus Tigelaar].
fol. 26r: ‘Oyguyes’ → ‘Oygnyes’ : ‘Van sinte Marien van Oygnyes’.
fol. 26r: ‘Oyguyes’ → ‘Oygnyes’ : ‘ende heyligen leuen Maria van Oygnyes’.
fol. 27r: ‘Oeguyes’ → ‘Oegnyes’ : ‘van meester Jacob van Vytri regulier tot Oegnyes’.
fol. 27r: ‘Oeguyes’ → ‘Oegnies’ : ‘wederom tot Oygnies’.
fol. 27v: ‘Oeguyes’ → ‘Oegnyes’ : ‘daer af die prior ende tconuent van Oegnyes’.
fol. 27v: ‘Oeguyes’ → ‘Oegnyes’ : ‘ghebracht tot Oygnyes ende wert daer begrauen’.
fol. 31r: ‘.xxx.’ → ‘xxxi’ : ‘Dat .xxxi. capitel. Van sinte Jden van Louen’.
fol. 34v: ‘ghedede’ → ghebede’ : ‘Doen si dat verstont soe keerde si tot haren ghebede’.
fol. 35v: ‘vrogheden’ → ‘vroeghden’ : ‘als si wat hoorde vander vroeghden des ewich leuens’ [aldus Tigelaar].
fol. 36r: ‘Niet’ → ‘Niet [alleene]’ : ‘Niet [alleene] vanden leuenden’ [naar Tigelaar].
fol. 36r: ‘als doe’ → ‘[die] als doe’ : ‘[die] als doe gheboren waren’ [naar Tigelaar].
fol. 40v: ‘lofs’ → ‘hofs’ : ‘sijn oeffeningen des hemelschen lofs’ [naar Tigelaar].
fol. 41v: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘die seste hertoge van Brabant en[de] Lothrijc’.
fol. 42v: ‘Liuey’ → ‘Liney’ : ‘graue van sintpol ende van Liney’.
fol. 44r: ‘also’ → ‘also [ghenaemt waren]’ : ‘om dat die latijnsche herendie gheboren wt Troyen waren also [ghenaemt waren]’.
fol. 45v: ‘Juus’ → ‘Julius’ : ‘Ende Julius wert gesonden ouer dat geberchte’.
fol. 49v: ‘quame’ → ‘quamen’: ‘Van daer verdreuen sijnde quamen’.
fol. 50r: ‘derde’ → ‘vierde’: ‘Dat vierde capitel. [bis] Prologe op den boome’
fol. 50v is uit de lopende tekst weggehaald en opgeslagen als apart deelbestand. Deze pagina is per abuis afgedrukt en is identiek aan fol. 54v.
fol. 52r: ‘vi’ → ‘v’: ‘Dat .v. capitel’.
fol. 52v: ‘gemen’ → ‘ge[co]men’ : ‘twelc was ge[co]men vanden coningen van Agrippinen’ [aldus Tigelaar]
fol. 53r: ‘dat’ → ‘bat’ : ‘of bat geseit den eersten gecroonden coninc’ [naar Tigelaar]
fol. 53v: ‘v’ → ‘vi’: ‘Dat .vi. capitel’.
fol. 54r: ‘Clodoneum’ → ‘Clodoueum’ : ‘die namaels doopte den coninc Clodoueum so hier na verclaert is’.
fol. 54r is per abuis twee keer afgedrukt. In deze digitale versie is 54r slechts één keer opgenomen.
‘ix’ → ‘xi’: ‘Dat .xi. capitel’.
fol. 60r: ‘was sinte’ → ‘was [sinte Pyppijn van Landen, ende sijn ander oudevader was] sinte’ : ‘ende sijn oude vader was [sinte Pyppijn van Landen, ende sijn ander oudevader was] sinte Arnout’.
fol. 61r: ‘gedoot’ → ‘gedoopt’ : ‘die welck corts daer te voren comen was totter vonten om gedoo[p]t te werden’.
fol. 61v: ‘siet is’ → ‘siet [dit] is’ : ‘siet [dit] is die woenstadt’.
fol. 64v: ‘gode’ → ‘goede’ : ‘Dair om ist sorchlick goede geestelike personen te scatten’.
fol. 64v: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘en[de] waren gelijc haer voorvaderen’.
fol. 68r: ‘iiij’ → ‘iij’ : ‘met sijn .iij. gesellen te weten’.
fol. 71r: ‘in in’ → ‘in’ : ‘Ende in desen slach is alle der Hunen glorie’.
fol. 72v: ‘masser’ → ‘wasser’ : ‘ende wasser mede gheboren’.
fol. 72v: ‘croepele’ → ‘[xiiij.] croepele’ :: ‘[xiiij.] croepele ende xiij. mancken’ [naar Tigelaar].
fol. 75r: ‘Pouincien’ → ‘Prouincien’ : ‘een deel van moren lant / Prouincien’.
fol. 75r: ‘ledich’ → ‘sedich’ : ‘So sedich was al sijn huysgesin’.
fol. 80r: ‘Saysin’ → ‘Gaysin’ : ‘dat biden berge Gaysin was een prince van Nauerre’ [aldus Tigelaar en verderop in het hoofdstuk].
fol. 80r: ‘kaer en’ → ‘kaerlen’ : ‘met .C ende .xx. duysent mannen om tegen kaerlen te strijden’ [aldus Tigelaar].
fol. 85r: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘Sijn tijtlick goet en[de] schat ghepresen’.
fol. 85r: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘Daer wt elck drincken mochte vroech en[de] spade’.
fol. 86r: ‘Tholo’ → ‘Tholo[se]’ : ‘Sinte Saturninus van Tholo[se]’ [aldus Tigelaar].
fol. 88r: ‘siden /’ → ‘sinen’ : ‘van alle sinen wercken dat hem niemant begripen en can’ [naar Tigelaar].
fol. 89v: ‘vracrijcke’ → ‘vrancrijcke’ : ‘O vreeslike strijt noyt gesien in vrancrijcke’.
fol. 90v: ‘dan’ → ‘den’ : ‘den boec van hemelscher Jerarchy’ [naar Tigelaar].
fol. 93v: ‘de’ → ‘dese’ : ‘ende dese Radolph regneerde in vrancrijcke’ [naar Tigelaar].
fol. 96r: ‘Philips’ → ‘[So dede oock sijn sone, coninck] Philips’ : ‘[So dede oock sijn sone, coninck] Philips die vierde geheeten die schone Philips’ [naar Tigelaar].
fol. 99r: ‘voort na’ → ‘voort [in Capadocien. Ende die keyser sant hem] na’ : ‘ende voort [in Capadocien. Ende die keyser sant hem] na vitalie’ [naar Tigelaar].
fol. 99r: ‘wertter’ → ‘werter’ : ‘ende veel werter gheuangen’.
fol. 99r: ‘Brymen’ → ‘Brymeu’ : ‘heer Arnout van Brymeu’ [aldus Tigelaar].
fol. 100v: ‘Billilioen’ → ‘Billioen’ : ‘en had Godeuaert van Billioen met sinen volcke daer niet te hulpe ghecomen’.
fol. 102r: ‘vitalilien’ → ‘vitalien’ : ‘maer luttel vitalien cregen si’.
fol. 106r: ‘souden souden’ → ‘souden houden’ : ‘ende die kersten dat velt mitter victorien souden houden’ [naar Tigelaar].
fol. 111r: ‘ix’ → ‘xi’ : ‘Jn dese tijt alsmen screef .xi.C.lxi’ [naar Tigelaar].
fol. 112v: ‘Ottt’ → ‘Otto’ : ‘Otto graue van Gelre met veel ander’.
fol. 115v: ‘gheghe-’ → ‘gheghe[uen]’ : ‘was te huwelic gheghe[ven]’.
fol. 115v: ‘vierde’ → ‘derde’ : ‘Die derde heet Beatris’ [met de hand verbeterd].
fol. 116r en fol. 116v zijn in het gebruikte exemplaar dubbel genummerd. Deze dubbele nummering is overgenomen.
fol. 116v: ‘vi’ → ‘lvi’ : ‘dat hi in .lvi. iaren also lange als hi leefde’ [naar Tigelaar].
fol. 120v: ‘hi’ → ‘[dedet] hi’ : ‘oft bi auontueren [dedet] hi om mit den hertoge minlick te bourderen’ [naar Tigelaar].
fol. 125r: ‘saffenderge’ → ‘saffenberge’ : ‘So was comen die here van saffenberge’.
fol. 126v: ‘Karle’ → ‘Harle’ : ‘die Sittert ende Harle verloren had’.
‘.xxix.’ → ‘.xxxix.’: ‘Dat .xxxix. capitel’.
fol. 127r: ‘en’ → ‘ende’ : ‘ende bereetse vroech en[de] spade’.
fol. 128v: ‘catsenellekoge’ → ‘catsenelleboge’ : ‘die graue van Loen / die graue van Catsenelleboge’ [aldus Tigelaar].
fol. 128v: ‘Heymsberck’ → ‘Heymsberch’ : ‘die heer van Valckenborch / die here van Heymsberch’ [aldus Tigelaar].
fol. 141r: ‘Loraynen’ → ‘Loraynen [verstoruen was]’ : ‘Op welcx coninc huysurouwe ooc daer te voren Loraynen [verstoruen was]’ [naar Tigelaar].
fol. 141v: ‘gourliez’ → ‘gourliez [sijnre nichten / hertoghe Antonijs .ij.]’ : ‘Lijsbetten van gourliez [sijnre nichten / hertoghe Anthonijs .ij.] huysurouwe’ [naar Tigelaar].
fol. 142v: ‘cofusien’ → ‘co[n]fusien’ : ‘wt bruessel verdreeff met groter co[n]fusien’.
fol. 143r: ‘Brabant’ → ‘Brabant [dragende]’ : ‘den name van Brabant [dragende] sal behouden’ [naar Tigelaar].
fol. 145v: ‘engelant’ → ‘engelant [suster]’ : ‘sconincs dochter van engelant [suster] vanden derden Eduwaert’.
fol. 148v: ‘deyden’ → ‘beyden’ : ‘die gesworen souden van beyden partijen ghedeylt sijn half ende half’.
fol. 149r: ‘dat’ → ‘dat[se]’ : ‘seggende hoe dat[se] die here van Heynsberghe sijn oom verset hadde’ [naar Tigelaar].
fol. 158r: ‘des conincx’ → ‘[van] des conincx [weghen]’ : ‘Mer heer Huwaert van Eltere die [van] des conincx [weghen] van Bemen daer hooftman was’ [naar Tigelaar].
fol. 159r: ‘Biest’ → ‘Diest’ : ‘so heeft de stadt van Diest dat gheclaecht den hertoge’.
fol. 162r: ‘Ludick’ → ‘Ludick)’ : ‘(wiens broeder was hertoge Jan van Beyeren elect van Ludick)’.
fol. 163r: ‘.M.CCCC.’ → ‘M.CCCC.[xvij.]’ : ‘Daer na int iaer voorseyt van .M.CCCC.[xvij.] op sinte Martijns auont’ [aldus Tigelaar].
fol. 166v-167r: ‘dachuaert [fol. 167r]’ → ‘dachuaert [fol. 167r] [houden soude opten iiij. dach in de]’ : ‘datmen te Diest een dachuaert [fol. 167r] [houden soude opten iiij. dach in de]cember’ [aldus Tigelaar].
fol. 167v: ‘warem’ → ‘waren’ : ‘die te Bruessel comen waren’.
fol. 169r: ‘paerden Ende’ → ‘paerden [ende in dachterhoede .xxiiij. hondert paerden] Ende’ : ‘so dat in sijn voorhoede waren omtrent .M. paerden [ende in dachterhoede .xxiiij. hondert paerden] Ende tusschen beiden was de hertoghe ende vrouwe Jacoba met .xvi.C. paerden so dater waren v.M. peerden’ [Aldus Tigelaar].
fol. 170v: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘die steden van Louen en[de] van bruessele’.
fol. 170v: ‘berhen’ → ‘berghen’ : ‘om die stadt van berghen te berijden’.
fol. 171r: ‘bestroyet’ → ‘bestroyet [met welrieckende cruden ende overdect]’ : ‘bestroyet [met welrieckende cruden ende overdect] met costelike laken’ [naar Tigelaar].
fol. 172r: ‘en en’ → ‘en’ : ‘Ende daer en bleef niemant van sinen eedelen doot’.
fol. 175v: ‘Gouines’ → ‘Bouines’ : ‘ende si beleyden dye stadt van Bouines’ [aldus Tigelaar].
fol. 179r: ‘crrdinael’ → ‘cardinael’ : ‘here Lodewijc van baer cardinael van cipren’.
fol. 179r: ‘des des’ → ‘des’ : ‘cardinael des heyligen cruyces’.
fol. 180r – 180v: ‘den [fol. 180v] den’ → ‘den [fol. 180v]’ : ‘wilde vergeuen den [fol. 180v] onschuldigen doot sijns heren vaders’.
fol. 185v: ‘vercregen’ → ‘[gracie] vercregen’ : ‘daer si den prince dye voetual deden ende [gracie] vercregen’ [naar Divisiekroniek 29:7].
fol. 185v: ‘waskeerse’ → ‘[een] waskeerse’ : ‘elck mit [een] waskeerse in die hant’ [naar de Divisiekroniek 29:7].
fol. 187r: ‘ouerual-’ → ‘ouerual[linge]’ : ‘om der ouerual[linge] ende last vanden turcken’.
fol. 189v: ‘die’ → ‘dit’ : ‘als dit dye capiteynen sagen’.
fol. 193v: ‘aenhae den’ → ‘aenhaelden’ : ‘adhereerden ende aenhaelden si seere vrouwe Katheline van Cleve’.
fol. 194v: ‘Adolh’ → ‘Adolph’ : ‘ende bisonder here Adolph’.
fol. 194v: ‘veysde’ → ‘veynsde’ : ‘ende veynsde hem een dans te maken’.
fol. 197v: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘op die verbeurte van lijf en[de] goet’.
fol. 198r: ‘her’ → ‘der’ : ‘ende der regenten van Ghent ende brugge’.
fol. 198v: ‘Hollant’ → ‘Hollant [dat lant]’ : ‘ter stont ruymde here Jan van Lannoy die stedehouder van Hollant [dat lant]’ [naar de Divisiekroniek, 29:42].
fol. 203v: ‘verdrijuen’ → ‘verdrijuen[de]’ : ‘ende alle sijn vrienden verdrijuen[de]’ [naar de Divisiekroniek, 29:46B].
fol. 206v: ‘vernimende’ → ‘vernemende’ : ‘Dit * vernemende de lukeners waren seer veruaert’ [aldus de Divisiekroniek, 29:50].
fol. 206v: ‘ende ende’ → ‘ende’ : ‘van sine landen ende prouincien’.
fol. 207v: ‘met met’ → ‘met’ : ‘met costlike cleinoden’.
fol. 212r: ‘voornemende’ → ‘voornemen ende’ : ‘Dye mogende prince hertoge Kaerle niet aflatende van sijnen voornemen ende opset’ [naar de Divisiekroniek, 30:10].
fol. 213r: ‘ende ende’ → ‘ende’ : ‘Die burgeren ende ingeseten’.
fol. 213r: ‘poore’ → ‘poorte’ : ‘rijden niet door die poorte’.
fol. 213v: ‘en’ → ‘ende’ : ‘van desen rebelle ende oplopinge geweest hadden’.
fol. 215r: ‘tijs’ → ‘tijts’ : ‘ende een wijl tijts ghebleuen’.
fol. 216r: ‘van’ → ‘van Romen’ : ‘Die bisscop Lodewijc metten legaet van Romen berchden hem’ [naar de Divisiekroniek, 30:17].
fol. 216v: ‘met met’ → ‘met’ : ‘ende quamen daer met crachte in’.
fol. 217r: ‘voorscreuen’ → ‘voor’ : ‘Ende quam voor die stadt inder nacht voor Simon ende Judenauont’ [naar de Divisiekroniek, 30:19].
fol. 218r: ‘nam’ → ‘van’ : ‘te trecken op die stat van Aken’.
fol. 219v: ‘IJnt’ → ‘INt’ : ‘INt iaer ons heren’.
fol. 224r: ‘me ten’ → ‘metten’ : ‘ende vereenichden hem metten hertoge’.
fol. 225r: ‘ston’ → ‘stont’ : ‘op sijn schouderen stont’.
‘lxiij.’ → ‘lxiiij’: ‘Dat .lxiiij. capittel’.
fol. 228v: ‘hinnen’ → ‘binnen’ : ‘daer si binnen der stadt van Nuyssen seer mede ghesterct waren’.
fol. 234r: ‘gehouven’ → ‘gehouwen’ : ‘Dese voorscreuen worden suspect gehouwen’.
fol. 235r: ‘ende ende’ → ‘ende’ : ‘So sijnder vele grote princen ende vorsten gheweest’.
fol. 237r: ‘bruyt’ → ‘bruyt [te gaen]’ : ‘hem bereyde om tot sijn bruyt [te gaen]’.
fol. 238r: ‘sijn’ → ‘sijn [hant]’ : ‘ende nam sijn swaert in sijn [hant]’.
fol. 239v: ‘stolen’ → ‘stalen’ : ‘so brack den stalen boge’.
fol. 240r: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘en[de] seyde / steect die roertse in die busse’.
fol. 242r: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘ende hi tracteerde hem wel vroech en[de] spade’.
fol. 243r: ‘valcheyt’ → ‘valscheyt’ : ‘dattet gemaecte boeurie was oft nidicherts valscheyt’.
fol. 243v: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘des nidichert op en[de] neder spranc van vruechden’.
fol. 244–r: ‘Genadihe’ → ‘Genadighe’ : ‘Ghenadighe here die knechten seggen’.
fol. 244v: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘en[de] dede hem seggen dat hi des anderen dages metten prince soude te velde comen’.
fol. 245r: ‘prince’ → ‘prince [gegaen]’ : ‘Doe is nidichert totten prince [gegaen]’.
fol. 246v: ‘weert’ → ‘sweert’ : ‘nam elck sijn sweert om te campen’.
fol. 251r: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘dair Philips van Rauensteyn / Croy / en[de] beuere’.
fol. 256v: ‘possessie’ → ‘prossessie’ : ‘latende staen haer prossessie des sondaechs’ [zie Tigelaar, dd3r, kolom b: ‘ommeganck’].
fol. 256v: ‘ie’ → ‘die’ : ‘ende si beroofden die stede’.
fol. 257r: ‘Noyers /’ → ‘Noyers / [souden comen ende bliuen an den Bourgonsen /]’ : ‘ende die heerlicheden van Macons Noyers / [souden comen ende bliuen an den Bourgonsen /] met meer ander articulen’ [naar de Divisiekroniek, 31:47].
fol. 258r: ‘nieute’ → ‘niete’ : ‘bracht hi te niete’ [naar de Divisiekroniek 32:50].
fol. 259r: ‘coniinc’ → ‘coninc’ : ‘die ooc coninc Eduwaerts broeders sone was’.
fol. 261v: ‘ven’ → ‘van’ : tot groten laste vanden lande van Vlaenderen’.
fol. 263r: ‘inden’ → ‘[nye] inden’ : ‘[nye] inden lande hadde geweest’ [Divisiekroniek 31:75].
‘lxvi’ → ‘lxvij’: ‘Dat .lxvij. capittel’.
fol. 265v: ‘.viji’ → ‘.vij.’ : ‘vrouwe Marie coninc Henricx dochter van Engelant die .vij.’ [naar de Dvisiekroniek, 32:8].
fol. 271v: ‘gecrege’ → ‘gecregen’ : ‘van haar gecregen wettich oer’.
fol. 273v: ‘geco-’ → ‘gecomen die’ : is geco[men die] graue van Serberen’ [naar de Divisiekroniek, 32:40].
fol. 274v: ‘van van’ → ‘van’ : ‘coninc Lodewijc van Vrancrijck so is’.
fol. 275r: ‘buunswijc’ → ‘brunswijc’ : ‘den iongen hertoge van brunswijc’.
fol. 275v: ‘zee’ → ‘ree’ : ‘voor Worcum op dye ree’ [naar de Divisiekroniek, 32:43]
fol. 277v: ‘wesen wesen’ → ‘wesen’ : ‘ende begaeft souden wesen met sonderlinge priuilegien’.
fol. 279v: ‘ende van Henegouwen.’ → ‘van Henegouwen ende’ : ‘Palsgraue van Henegouwen. ende Lantgraue van Elsaten’ [aldus Vlaamse Kroniek, 2:1v, tweede kolom].
fol. 280r: ‘babant’ → ‘brabant’ : ‘Jn dien tijden als dese prince Karel in brabant’.
fol. 281v: ‘Hertoghe / Dalbe’ → ‘Hertoghe Dalbe /’ : ‘die Hertoghe Dalbe / hertoge van Beges’ [aldus de Vlaamse Kroniek, 2:4r, tweede kolom].
fol. 281v: ‘van van’ → ‘van’ : ‘die grote prior van sint Jans’.
fol. 282v: ‘Francico van Braumont’ → ‘Francisco van Beaumont’ : ‘don Jan mendose / don Francisco van Beaumont.’ [zie enkele regels daaronder].
fol. 286v: ‘ende ende’ → ‘ende’ : ‘al die na v sullen comen regeeren ende gebieden in dat eylant’.
fol. 287v: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘door dat ongelijc en[de] iniurie hem lieden gedaen’.
fol. 288v: ‘paus’ → ‘pays’ : ‘dye hem ouergauen dat inhout ende tractaet vanden pays’ [aldus Vlaamse Kroniek, fol. 2-12r].
fol. 290r: ‘maecht’ → ‘macht’ : ‘want de coninc van vrancrijc naecte met zijn macht’.
fol. 291r: ‘en’ → ‘en[de]’ : ‘ia die ganse stadt stondt en[de] beefden’.
fol. 292v: ‘die die’ → ‘die’ : ‘mer die spaengiaerts vielen neder ter eerden’.
fol. 297v: ‘Awrsperch’ → ‘Awesperch’ : ‘Daer naer heer Joris van Awesperch’.
fol. 298r: ‘.ij. tweden’ → ‘tweden’ : ‘Ende den tweden dach nouembri quam in Peeter Weyda van Seuenborgen’.
fol. 303r: ‘dse’ → ‘d[e]se’ : ‘als d[e]se clock sinte Jacobs slaet’ [Vlaamse Kroniek, fol. 2:40v, kolom 2: ‘die’].
fol. 306r: ‘coolieden’ → ‘coo[p]lieden’ : ‘ende C.M. voor die cooplieden welcke somme voorscreuen de coo[p]lieden leenden der Keyserlicke Maiesteyt’.
fol. 309v: ‘Bemher’ → ‘Behemer’ : ‘Doe sandt hi eenen vanden Behemer die wel Duytsch conde spreken’.
fol. 309v: ‘binn[en]’ → ‘binn[en] [seer versaeft waren]’ : ‘dat die van binn[en] [seer versaeft waren]’ : [naar de Vlaamse Kroniek, 2:46v, eerste kolom].
fol. 310v: ‘pasien’ → ‘pagien’ : ‘so namen si dese pagien geuangen’.
fol. 310v: ‘xiiij’ → ‘[x]xiiij’ : ‘want binnen .xxiiij. hueren waren si doot die de .[x]xiiij. hueren ouer ghinc die bleef leuende’ [naar de Vlaamse Kroniek, 2:47r.
fol. 311r: ‘keyserlijke’ → ‘keyserlijke [maiesteyt]’ : ‘INt iaer M.CCCCC.xxix. in dye maent Nouembris is die keyserlijke [maiesteyt] voort ghereyst’.
Van een aantal pagina's is, door bijvoorbeeld een versterkingsstrook die later is aangebracht, een stukje tekst weggevallen, hier weergegeven met vierkante teksthaken:
fol. 308r [verstevigingsstrook], 308v [te strak in band gebonden], 309v [verstevegingsstrook]
Bijlage: Transcriptie van de uitklapbladen van fol. 51r (eerste deel) en fol. 4r (tweede deel)
‘Fracion’ → ‘Fra[n]cion’: ‘Ende mits den voorscreuen Fra[n]cion ende ooc om haer vromicheyt heeten si francken’.
‘Merconijrus’ → ‘Mercomijrus’ : ‘Mercomijrus hertoghe van den fransoisen opden Rijn xxxiij jaren’.
‘Lodouic as’ → ‘Lodouicus’: ‘Lodouicus coninc stelde sinen stoel tot orliens’.
‘die die’ → ‘die’: ‘Ende cleen Pippijn hertoge van Brabant die seer vroom ende deuchdelic was’.
‘conicrijcken’ → ‘conincrijcken’: ‘dat god die coni[n]crijcken stelt ende overset’.
‘losonen’ → ‘losanen’: ‘bonifacius de deuote biscop van losanen’.
‘va’ → ‘van’: ‘Sinte lijsbeth van dueringen’.
‘grotmeedige’ → ‘grootmoedige’: ‘henric de .ij.e hertoge van lothrijc ende brabant hiet grootmoedige’.
‘versloekh’ → ‘versloegh’: ‘hertoch ian die iij orloechde teghen xvi lantsheren die hi al scoffierde ende versloech .xv.M. ludikers’ [aldus Tigelaar].
‘hier’ → ‘hiet’: ‘karele de ve coninc van vracrijc hiet de wise’.
‘eerst’ → ‘eerste’: ‘ian de eerst[e] hertoge van brabant. lothrijc limborch’.
‘en’ → ‘enI[de]’: ‘Hi dwanc die Ludekers, en[de] wan Dynant’.
‘ffernand’ → ‘fernand’: ‘fernand Katherina’ [uiterst rechts, onderaan, onder Karel III (=V)].
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (binnenkant voorplat, 4v) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina voorplat]
Van brabant die
excellente Cronike.
Van Vlaenderen, Hollant, Zeelant int generael. Vanden oorspronck des lants van Ghelre, ende
ooc die afcomste der hertogen van Ghelre. Van dat sticht ende van die stadt van Wtrecht, hoe si
comen sijn onder den keyser Karolo. Ende van die nieuwe gesten gheschiet bi onsen prince ende
keyser Karolo, totten iare. M.CCCC. ende .xxx. in Junio. Ende noch veel ander vreemde gesten
die in andere Cronijcken niet en sijn.