| |
| |
| |
Modern.
Door M. E.
Dames en Heren! Door het bestuur van dit genootschap uitgenodigd om heden avond te spreken over een zeer treurig voorval in mijn leven, begin ik met me aan u voor te stellen als ontslagen verpleegde uit het gesticht Meerenberg.
Ja, ik heb een half jaar te Meerenberg doorgebracht; maar .... daarom ben ik niet gek. Om de drommel niet. Wie me voor gek houdt is den slaapmutsdragende, kruieniersachtige, aan verstoppingenlijdende, op jenever gezette oud Hollandse iedioot! Dat zeg ik en daarmee .... uit!
Mijn vader was offiesier in het Nederlandse leger en daarom deed hij aan litteratuur. Als ik zeg; daarom, dan wil ik volstrekt niet beweren, dat alle Hollandse offiesieren letterkundige artiesten zouden zijn. Wel beschouwd is er tegenwoordig in Nederland zelfs maar één artiest en dat ben ik. Ik bedoel alleen, dat in ons land een offiesier altijd maar de helft van den dag aan vechten denkt, terwijl hij in de andere helft zich wijdt aan werken des vredes als landschapschilderen, romanschrij | |
| |
ven, komediespelen, fietsen, kokertjes draaien, doosjes plakken en wat er meer van dien aard onder zijn bevattelikheid valt. Overeenkomstig dit gebruik – waarvoor ik niets dan lof heb – deed mijn vader aan de belletrie door vertalingen te maken van Zweedse romans.
Van de Zweedse taal verstond hij geen woord; maar dit hoeft dan ook niet. Je vertaalt maar uit het Duits; het Duits is weer vertaald uit het Zweeds en dus zet je op den omslag van je boek vertaald uit het Zweeds. Daarmee gaat het dus net omgekeerd als met de vegetariërs, die zeggen, dat een koe gras eet, dat een mens daarna de koe opeet en dat het dus veel eenvoudiger is als de mens maar dadelik groen voer in zijn maag stopt.
Dat mijn vader als vader ouderwets en ik als zoon nieuwerwets was, zal niemand verwonderen. De oude heer zwoer bij van Lennep, Bosboom-Toussaint, da Costa, de Génestet en al schold hij de nieuwere auteurs niet uit – dat was in zijn tijd geen gebruik – hij haalde toch zijn schouders voor hen op. Nu is 't u bekend, dat als palief een pruik draagt, zoonlief op zijn twintigste jaar kaal moet worden. Dat is de vaste wet van de erfelikheid oftewel het noodlot, waartegen geen Théophile iets vermag. Mijn oude heer deed aan litteratuur, ergo moest ik ook aan litteratuur doen. Dat wist ik al in de wieg en op mijn achtste jaar maakte ik dus mijn eerste vers. Dat was nog wel niet volmaakt – tegenwoordig maak ik volmaakte verzen – maar het was toch heel wat beter dan het geleuter van zo'n Beets of Bilderdijk.
Toen nu de tijd van mijn meerderjarigheid naderde, zei ik op een goede dag tot mijn oude heer:
| |
| |
Pa, ik wil mij aan de letteren wijden; ik wil een beroemd artiest worden; ik wil door het komende geslacht bewonderd worden als van Lennep, Bosboom-Toussaint en andere prullen door u bewonderd zijn.
De oude heer vroeg me leukweg of ik stapelgek was.
‘Zet jij een inktfabriek op, mijn jongen. Dan wijd je je even goed aan de letteren en dan vaart je beurs er beter bij.’
Ik heb u al gezegd, dat ik niet gek ben. Ik ben zelfs nooit gek geweest; maar tegenwoordig ben ik er ten minste aan gewend voor krankzinnig te worden aangezien. Dat was ik toen nog niet.
Ik maakte me dus geweldig boos en las mijn oude heer geducht de les. Het eind was, dat hij zei:
‘Luister eens. Over een jaar ben je meerderjarig en doe je toch wat je aanstaat. Laten wij 't dus op een akkoordje gooien. Als je binnen dat jaar een boek schrijft, dat niet algemeen wordt afgekeurd of doodgezwegen, dan mag je optreden als auteur. Kan je dat niet, dan zet je de inktfabriek op. Aangenomen?’
Ik antwoordde top en ik dacht: nu zal je toch eens wat beleven!
Het eerste wat ik deed was Van Lennep, Bosboom-Toussaint, da Costa, de Génestet, heel die oude santekraam verschacheren en voor de opbrengst me het nieuwste aanschaffen, wat er destijds geproduseerd was. Ik had gehoord, dat er te Parijs in de Chat noir op de trap te lezen stond: voorbijganger, wees modern en dus zei ik tot me zelf: jongen, wees modern, Maar .... wat was modern?
Om daar achter te komen begon ik mijn nieuwe auteurs | |
| |
met aandacht te bestuderen. Makkelik viel me dit niet. Ik trachtte de lui te begrijpen; maar ze zeiden: mis poes, begrijpen is malligheid. Je hoeft niet te begrijpen, je moet niet begrijpen, je mag zelfs niet begrijpen. Als je iets begrijpt, dan begrijp je er eerst recht niets van. Je moet alles voelen en je voelt 't of je voelt 't niet.
In 't eerst, ik beken 't rondweg, voelde ik niets niemendal. Studeren scheen dus ook niet te helpen en nu sloeg ik een anderen weg in. Ik begon met de nieuwe santekraam ook maar te verschacheren. De nieuweren brachten minder op dan de ouderen; maar in Gods naam. Het was er mij maar om te doen mijn boekenkast en mijn ziel weer heel maagdelik te krijgen. Toen dacht ik: wat hebben de jongeren nu eigenlik gedaan om zo mooi modern te worden?
Het antwoord op die vraag lag voor de hand. Ze hebben afgeschaft. Allerlei dingen hebben ze afgeschaft. Dus moest ik op mijn beurt aan het afschaffen gaan.
En zo ging het goed; zo ging het beter; zo ging het zelfs biezonder vlug. Ik schrapte maar.
Zedelike strekking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geschrapt! |
Simpatieke personen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt! |
Grote helden en dieto misdadigers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt! |
Romans in drie of meer delen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt! |
Verzen op rijm, sonnetten uitgezonderd . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt! |
Een vast ritmus: tik, tak, tik, tak of tak, tik, tak, tik . . . . . . . geschrapt! |
Begrijpelikheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geschrapt! |
Deftigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geschrapt! |
Fatsoenlikheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geschrapt! |
Handeling op het toneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt |
| |
| |
Boeiende intriges . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt!
Stukken, die eindigen met een of meer huweliken . . . . . . . . geschrapt! |
Al wat histories is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geschrapt! |
Al wat fielosofies is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt! |
Nu kwam ik meer bepaald aan de taal.
De geslachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geschrapt! |
De buigingsuitgangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt! |
Dubbele e's en dubbele o's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geschrapt! |
Voluitgeschreven lid- en voornaamwoorden . . . . . . . . . . . . geschrapt!
Zinnen met onderwerp, werkwoord en voorwerp . . . . . . . . .geschrapt! |
Duidelike zinnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .geschrapt! |
Korte zinnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geschrapt! |
Ik schrapte, schrapte, schrapte als een verver, die een huis moet schilderen en ondertussen was 't me of ik het moderne kunstwerk al in mijn ziel voelde kiemen.
Maar 't was nog lang niet genoeg. Al het oude moest overboord.
Gebladerte, dat groen is .... weg er mee; veel te dikwijls al gebruikt! Schrijf, dat het er rood, desnoods pimpelpaars uitziet; maar nooit meer groen! Zilver maanlicht .... malligheid! Minstens koperrood en liever nog een spiksplinternieuwe kleur, bijvoorbeeld de tint van een pas ontdekt metaal, dat nog geen mens gezien heeft.
Kleuren zien .... verouderd! Je hoort ze, je ruikt ze desnoods; maar zien .... nooit meer!
Geluiden horen .... pruikenstijl! Je ziet ze, je proeft ze; maar horen .... voort er mee!
Heb je eens geschreven, dat gas suist of teewater ruist of de zee bruist, doe 't dan nooit voor een tweede keer. Neen, telkens een nieuw woord, fabriek het des | |
| |
noods brutaal weg en zeg bijvoorbeeld, dat gas gaast, water waast en de zee ziesesaast!
En toen ik nu al het oude, al het geijkte, al het duidelike, al het bevattelike had weggekrast, toen ik al het gezaghebbende, al het aangeleerde met tak en wortel in mijn geest had uitgeroeid, toen mijn verstand en mijn gemoed hun maagdelike blankheid terug hadden gekregen, toen besefte ik nog pas op de hoogte te zijn gekomen van mijn tijd. Nu moest ik die tijd ook nog vooruit snellen.
Nog meer schrappen dus. De grammatika .... voort er mee.
Alle komma's, punten, uitroeptekens, vraagtekens .... naar de drommel er mee. Mijn hele boek werd één zin en uit die éne zin nam ik nu het laatste weg, dat er nog in overbleef: de inhoud.
Tussen twee haakjes moet ik hier even bijvoegen, dat ik ondertussen ook nog vegetariër was geworden. Ik had gezien, dat er in onze nieuwere litteratuur heel veel kool is en dus dacht ik: zal ik het vlees nu maar voor goed op zij zetten.
En toen .... toen voelde ik zo waar het nieuwe kunstwerk in mijn ziel groeien, presies als een bloemzaadje, dat ontkiemt in de ruïne van een kasteel. Ik hoefde nog maar naar een pen te grijpen en daar liep het zaadje uit, daar schoot het omhoog, gelijk Indiese kers in het voorjaar; daar boorde het zich een weg naar buiten, daar slingerde het zich zijn ranken en bloesems in de vorm van inktstrepen over mijn papier heen. Ik schreef, ik schreef, ik schreef met koortsachtige haast en al wat mijn pen voortbracht was nieuw, gloednieuw, | |
| |
fonkelnieuw! Ik werkte als onder de invloed van een hogere geestelike macht. Mijn vingers penden er maar op los en mijn hoofd wist niet wat die vingers eigenlik uitvoerden. De lijnen op mijn papier leken wel krabbels van een pas geboren kind, zo ongekunsteld waren ze voortgebracht. Van Hollandse woorden en zinnen hadden ze niets meer en of het mistieke simbolen waren zou ik niet met zekerheid durven zeggen. Laat ik u een voorbeeld geven.
Boter slotende de door de wind helwiegende paard, kop, mijn vrouw teder gouden, zilveren ivoren blank-nevelende zoet zacht suizende diep donker dof donderende op oppende zwaar zweer zwangerende.
Is dat geen muziek? Ik begreep er natuurlik zelf geen steek van; maar ik voelde, dat het schoon, verrukkelik schoon was. Ik zag het kunstwerk, ik hoorde 't, ik rook 't, ik proefde 't! Ik zag 't als een geluid, ik hoorde 't als een kleur, ik rook 't als een schittering op mijn tong en ik proefde 't als een .... ja, ik weet niet als wat; maar in één woord ik voelde 't en zoals ik gezegd heb: je voelt 't of je voelt 't niet. Ik voelde 't als een trilling van al mijn zenuwen, als een muziek van mijn ziel, als een verbijsterende dwarreling van senzasies, als een flikkerende dooreenmengeling van gedachten, als een hemelstormende passie en onder het neerschrijven was ik net een fontein bestraald door elektries licht. Mijn gemoed spoot wit schuimend omhoog, viel in flonkerende lichtdruppels weer neer en overal lichtte 't, overal bruiste 't, overal klaterde 't! Ik voelde het kunstwerk, het nieuwe, als iets schitterends, iets schetterends, iets jubelends, iets juichends, iets klagends, iets | |
| |
weenends, iets galmends, iets dreigends, iets wereldhervormends, iets helbestormends uit me losbarsten en mijn hele wezen werd doorgloeid van passie, ging op in passie, verteerde van passie, spatte eindelik brullend uiteen als de golven van de zee bij het ontploffen van een torpedo.
Toen ik klaar was zeeg ik uitgeput op mijn sofa neer; maar.... niet voordat ik de oude heer mijn plan had meegedeeld om hem de volgende dag mijn zielsprodukt voor te dragen.
En nu kom ik tot het treurig voorval uit mijn leven.
Die volgende morgen bleek het me, dat de oude heer een soort famielieraad had belegd, waarop onder anderen een neef van me genodigd was, die toevallig dokter was.
Toen ik opstond om mijn werk voor te dragen, las ik dadelik op alle gezichten vooroordeel en vooringenomenheid.
Ik hield me toch goed en dacht maar; nu zullen jelui toch eens wat beleven! En ze beleefden 't!
De toon van mijn voordracht was al even nieuw als de inhoud. Ik sprak niet, ik las niet, ik zong evenmin; neen, ik neuriede met archaisties, kinderlike eenvoud en een neuzig hobogeluid, dat afgewisseld werd door diepe fagotklanken en bange paukenslager.
Waarom ik 't zoo deed en niet anders, kan ik onmogelik uitleggen. Ik begreep er zelf niets van: maar ik voelde 't en niewaar: je moet die dingen voelen. Je voelt ze of je voelt ze niet.
Wat mijn famielieleden aangaat, die voelden klaarblijkelik niemendal. Ik had gedacht, dat ze in gloeiende geestdrift zouden ontbranden en voor het minst uitroepen:
Kerel, je bent een groot monster, dat in een hevige stuiptrekking van passie over de wereld ligt uitgestrekt, | |
| |
met je nagels wroetend in de moerassen, met je tong je vastlikkend aan de rotsen; maar .... neen, hoor, ze zeiden niets, doodeenvoudig niets, helemaal niets!
En toen ik de volgende morgen ontwaakte, lag ik in Meerenberg, waarheen ze me getransporteerd hadden op een briefje van mijn neef, de dokter, inhoudende de verklaring, dat ik lijdende was aan maníal litteraria furibonda.
Dames en heren! Het doel van deze bijeenkomst is protest aantetekenen tegen deze onrechtvaardige behandeling, te beurt gevallen aan een modern Nederlands letterkundige.
Mijn werk is uitgegeven. In veertien dagen tijds heeft het tien drukken beleefd en is 't door alle toonaangevende resensenten in de nieuwste tijdschriften in ellenlange zinnen begroet als een achtste wereldwonder. Nu vraag ik u: is 't aannemelik, is 't zelfs denkbaar, dat de auteur van een boek, dat tien drukken beleeft en door alle toonaangevende kritici in de nieuwste tijdschriften eenpariglijk wordt verheerlikt, dat zulk een artiest rijp zou zijn voor Meerenberg?
Bewijst me door uw toejuichingen, dat u neen antwoordt, neen, neen, driemaal neen! en dat Nederland er trots op is ten minste één artiest te bezitten, want ik zeg 't u: alle andere Nederlandse schrijvers zijn maar knutselaars en prullen; ons land bezit maar één artiest en die artiest ben ik.
|
|