De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 208] [p. 208] Moeders Jawoord. Duizend kneepjes, duizend kunstjes, Tal van grapjes, tal van gunstjes Tieren er op 't veld der min! Wat al lonkjes, wat al lachjes, Bij de lacy's en bij de achjes, Heeft het dierbaar jawoord in! Meer ontsnapt dan uitgesproken, Wordt er 't oog vaak bij geloken Voor de rede en voor den plicht; Als het in den roes der weelde, Voor de zielen, die het streelde, Een verbond voor 't leven sticht. Naast die zaligheid des harten Wassen nochtans kleine smarten; Wee, dat ouderlijk bestel, Dat voor vleitaal niet wil wijken, En geen meegevoel laat blijken Voor het dartel minnespel. 't Liefdehulkje kent zijn klippen, Mal hij, die de hoop laat glippen: 't Moederhart vooral is week; Al wie maar wist vol te houën. 't Koude ‘neen’ soms kon verdouwen, Weet ook hoe dat ijs bezweek. Beter onder de oudervleugels Dan ontvlucht aan band en teugels, Of tersluiks met lief op 't pad; Moeders jawoord eens verkregen, Maakt de verdre liefdewegen, Hoe oneffen - recht en glad. Daarom meisjes, daarom knapen, Wil je in rust de vreugde rapen Van het suikerzoet der min - Wie ge ook uw geheim ontvouwde, Haalt Mama eerst als vertrouwde Van uw stille wenschen in. [pagina 209] [p. 209] Kan je 't bij Papa niet klaren, 'k Wed, zijn klachten en bezwaren Worden door haar woord verstomd; Lieve, wat je mocht besluiten, Eén verzoek! Houd mij er buiten, Als mijn raad ter sprake komt. 1849. Vorige Volgende