Proeve over de opvoeding
(1977)–Betje Wolff– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
[Proeve over de opvoeding]ô Nature! ô tendresse! ô Divin Caractere! | |
[pagina 49]
| |
Nederlandsche Moeders!Kunt gy my, terwyl gy eenige oogenblikken rust geniet, uw aandagt lenen? Ik heb U iets te zeggen: hier over zoudt gy U niet verwonderen, indien gy wist hoe veelvuldig en ingespannen ik aan U denke - Gelooft toch niet dat ik te véél tijd verspille in het gezelschap der Poëzy, om andere dan Dichtkundige denkbeelden te kunnen vormen - Gunt my, dat ik U mag overtuigen, van het belang dat ik in U neem! Waarlyk, gy behoeft niet te vrezen dat ik U een vervaarlyk dik boekdeel gerymde Proza, of een Bundel overnatuurkundige Ga naar voetnoot* spitsvinnigheden zal aanpreken. Niets is verder van myn oogwit - De naam dien ik U geef, toont immers dat ik U, noch voor fraaije Vernuften, noch voor Geleerden, koude - Ik beschouw U in een veel treffender licht: ik zie thans op U als op waardige (ik had haast gezegd wel-eerwaardige) Moeders - Wij zullen gemeenzaam praten, in den styl der kinderkamer: wy zullen praten over een onderwerp, dat U, boven alles behaagt, over uwe Kinderen. | |
[pagina 50]
| |
Ik spreek nu tot Vrouwen, door de Voorzienigheid gesteld in dien gelukkigen Middelstand, welken ons even ver afscheid van de woelige vermaken des Hoffelyken levens, als van die knellende bekommeringen, die haar treffen, welken beneden den Burgerstaat vernederd zyn; wél verzekerd, dat ik daar het grootste getal brave Vrouwen en tedere Moeders zal vinden. Ik zal, in het voorstellen myner gevoelens, my geenzinds aan eene kunstige order binden. Wy, lieve Dames! zijn vrouwen onder elkander! Laten wy ook spreken als vrouwen; ons verstand is noch versiert, noch verlamt, door den dwang eener geleerde Opvoeding; en, zonder eens 'er aan te denken, dat 'er eene Wetenschap is die men Logica noemt, (of misschien zonder eens te weten dat zy 'er is,) redeneren wy, meermaals, zo wél, dat wy ons oogmerk niet beter zouden kunnen bereiken, indien wy alle de regels dezer Wetenschap van buiten kenden: overtuigen is het eenig doel. Laat een narrig Knorrepot, (die het Verstand zo gebrekkig naaräapt, als een Noordhollandsch Jonkertje een Parysche Petitmaitre Ga naar voetnoot*) als hy ons voornemen beluistert, met een zweem van ernsthaftigheid, zeggen: ‘lieve Hemel! al weer van Kinderen’! Ja van Kinderen, Nero. Ga naar voetnoot** Verveelt het U? ga heen. Wat hebt gy toch te doen in eene | |
[pagina 51]
| |
Kinderkamer? Dit is ons apartement; en nare gezichten worden hier, om zeer goede reden, niet begeert. Zo ik my niet bedrieg, waarde Landgenoten, dan hebt gy reeds myn verzoek ingewilligt. Deeze vriendelykheid ga ik U vergelden door de mededeeling, van hetgeen ik, ook om uwent wil, overdagt heb - Wel dan! Ik twyffel geen oogenblik, of gy zult deeze beminlyke Kinderen, die daar met zulk eene zoete onnozelheid en lieve blygeestigheid, onder elkander omdartelen, zo dra gy hen hier toe in staat kent, het vereischte onderwys bezorgen, in alle zodanige kundigheden, als men aan Kinderen, van goeden huize, nu al doorgaans leert - Moeders, als waar tegen ik thans de eer hebbe te spreken, hebben dit voorneemen - Het is onnodig om U eenige drangreden daaromtrent voortedragen. Gy begrypt levendig dat deeze vernuftige schepzeltjes, tot de waardigheid van redelyke Wezens moeten opgeleidt worden - Gy zult hen zeker, zeer gaarn, zulke edele, dat is, billyke denkbeelden van den Christelyken Godsdienst laten inboezemen, dat zy, zodra zy genoeg doorzicht hebben om te kunnen twyffelen, niet lang zullen twyffelen of hunne hoogste gelukzaligheid, zo wél als hunnen heiligsten pligt gelegen is, in dien Godsdienst te omhelzen, en zyne Wetten te gehoorzaamen: Wetten die door de volmaaktste Rede, en de uitmuntendste Menschenliefde geschreeven zyn. Is 'er; (ik voel dat, myne verbeeldingskragt | |
[pagina 52]
| |
ontgloeid op deze voorstelling) Is 'er voor een schilderkundig oog, is 'er voor een wélgeplaatst hart, iets schooner, iets van meer belang, dan het aandoenlyk gezicht, eener jonge, gezonde, blymoedige Vrouw, (wier eenigen tooi een zindelyk huisgewaad is) Moeder van eenige aanvallige Kinderen, die zy met tedere zagtmoedigheid, met altoos waakende oplettenheid beschouwt, bezorgt, leert en vermaant? Zulk een tafereel spreekt tot ons eigen hart - De tekening en de kleuren zyn even schoon - De aangenaamste aandoeningen streelen ons hart, en vervullen het met eene zachte hoogachting, die geen de minste vernedering voor ons zelf insluit, en die door al de beuzelkraam van rang en pracht, nimmer eene wysgerige ziel worden ingegeven. Wy zyn het dan, dus verre, ééns - Deeze lieve wichten vinden, in hunne moeders, moederlyke harten - Maar ‘hoe dit groote werk te beginnen? - Wanneer het te beginnen? - en aan wien deezen gewichtigen post toe te betrouwen’? - Deeze vragen moogt gy met reden doen - Laat ik die, naar myn beste weten, beantwoorden. ‘Hoe’? - ik beroep my op uw gezond Oordeel, laat dat overwegen, of de middelen, die ik U aan de hand geef, goed of verwerpelyk zyn - ‘Wanneer’? Nog deezen zelfden dag - ‘En wie’? Gy! Is uw oogmerk, van deeze bloozende lievelingen der blygeestigheid, kribbige wysneusjes, of beuzelachtige fraaije vernuftjes te maken? - Moeten het Rariteiten worden, op dat gy de stom- | |
[pagina 53]
| |
pe verwondering der zulken opwekt, die door het oppervlakkige te verblinden zyn? Dan verstaan wy elkander niet. En zo dit de bestemming der Kindschheid is, dan, verstandige Vrouwen, moet Gy dien post niet aanvaarden - Ontbied Lieden die zich hier toe laten gebruiken - Uwe Kinderen op te voeden is uw' zaak niet. Maar, nu wy toch, als Vrouwen, openhartig met elkander praten, mag ik U immers wel zeggen, dat dit geensinds de bestemming der Kinderen is: ja! dat zy het onmogelyk zyn kan; want door deze handelwys leidt men hen geheel en al af van die aangename paden, die de wyze Natuur voor hen gebaand heeft. Pynigt hunne tedere harssentjes niet, en vooral, niet te vroeg! - Spreekt tot hunne reden, niet tot hun geheugen - Een Kind is immers geen Vogel; dat men een Papegaay leer' snappen, maar een Kind als een redelyk schepzeltje behandele! Ik moet, by deeze gelegenheid, U herinneren dat de eerste Kindschheid geene schatting aan de Kunsten of Geleerdheid schuldig is - De vroege Jeugd moet alleen beloven; niets geven - Waardige Moeders verschikt de Saisoenen des levens niet. Wilt niet oogsten in het Voorjaar. Is uw Tuin U minder aangenaam om dat hy in de Lente alleen bloemen geeft? Heeft dan ieder Jaargetyde zyne eigen' bekoorlykheden niet? Is een jonge boom die pas zyne bladeren begint te ontwikkelen, en ons even de eerste beginzels der | |
[pagina 54]
| |
bloeizems twyffelagtig doet zien, minder schoon dan een stam die met rype vrugten beladen is? Indien wy nu eens, ter betere bereiking van ons oogmerk, de geaartheid der Kinderen over het algemeen genomen beschouwden, zou dit niet recht geschikt zyn, om des te zekerder aan uwen Pligt te kunnen voldoen? Mag ik U, het geen er my van bekend is, eenvoudig mededeelen? Toetst aan uwe eigen Ondervinding de trekken die ik U ga aftekenen; ik zal die, zo als zy my voor den geest komen, nederzetten. Een Kind is wispeltuurig - Nu dranst het om zyn pop. Het vermaakt er zich een paar oogenblikken mede, en smyt haar weg. De rede daar van is gemaklyk te vinden! Het ziet te veel moois. Zou het reeds bestendig kunnen zyn? Zou het reeds kunnen genieten het geen het heeft? Wel! het heeft nog niet eens den tyd gehad om eene keuze te kunnen doen. Een Kind is nieuwsgierig - Geen wonder waarlyk! alles is het vreemd. Zyne weetzucht is te grooter, naarmate het meer geest heeft. Nieuwsgierigheid is een der noodwendigste raderen in een Kind om het werkzaam te houden. De domste Volken bewyzen dit zeer duidelyk. Zy zyn niet nieuwsgierig; en vorderen des niet verder dan zy zyn. Laat ik U hier van iets verhalen. Over eenige jaaren deden etlyke Russen een tocht naar Kamschatka; en bragten eenige deezer Menschen met zich te rug. Men was begeerig om te zien welke indrukzels de Pracht en de Kunsten, | |
[pagina 55]
| |
die aan het Russisch Hof zo veele veranderingen gemaakt hadden, op hun zouden voortbrengen. Ten dien einde bragt men hen in eene der allerheerlykste zalen des Paleises, en liet er hun eenige uuren; doch deeze domme Menschen, waren zo weinig getroffen door het geen hen omringde, dat zy, al dien tyd, onbeweeglyk stil bleeven zitten - De nieuwigheid zelf, die bynaar onweêrstaanbare prikkel, had hen niet het geringste opgewekt. Wargeesten, die altoos knopen in de biezen vinden, zullen mogelyk dit eene recht Philosophische onverschilligheid noemen: by my hiet het eene recht Kamschatkasche domheid; en ik verheug my altoos, als ik een Kind daar geheel en al van verwyderd zie. Het verstand eens Kinds is levend - Zyn hartje nog geheel week, ontvangt, en verliest even gemakkelyk de allerzachtste indrukzels. Dikwyls stort het, in ééne minuut, de bitterste traanen, en schaatert van lachen. Een Kind is vraagagtig - 't Kan al weer niet anders zyn. Zyne vragen schynen meermaal beuzelagtig by gemeene verstanden; maar beter opmerker hoort die wel eens met verbaasdheid, zo juist vindt hy die; ja, hy krygt er wel eens gelegenheid door, om, met ernst te denken over iets dat dus lange zyner aandagt ontsnapte. Een Kind is grootsch Ga naar voetnoot*; het wil niet uitgelachen worden - Hoe! het is zwak, en gevoelig; zie daar | |
[pagina 56]
| |
de oplossing! Hoe veel groote Kinderen ontmoet men niet op dat stuk! Een Kind is gezellig - Rang is iets hem zo vreemd, dat hy altoos, tot zyn speelmakkertje dat knaapje verkiest, dat hem meest behaagt; om dat het allermeest met hem overeen komt -Gy verstaat my wel, Moeders, en verwart zyne grootschheid niet met die gemeenzaamheid, welke met elkander niet in 't minste stryden? Een Kind is goed van vertrouwen - Het is oprecht, en nog nimmer bedrogen zynde, denkt het niet eens dat er zo iets is, 't welk wy bedrog noemen. Een Kind veinst niet - Zyn ziel is altoos in zyne oogen; alle zyne aandoeningen tintelen in zyne levendige trekjes. Hoe! zou het veinzen? Het veinzen is immers een bedekzel? en weet het Kind dat 'er iets te bedekken is? Een Kind liegt nooit, ten zy, door angst, voor straf, overmeesterd; eerder niet; en zo lang het niet weet dat liegen kwaad is, misdoet het eigentlyk niet - Veinzen en liegen zyn gene natuurlyke gebreken der kinderen - Braave Moeders, wilt gy deeze twee verachtelyke misdryven, uit het hart uwer Kinderen weren, wint hun vertrouwen. Bestraft ernstig, doch laat altoos de Moeder, nooit de Bedilster, spreken. Een Kind beweent zyne misdaad zo oprecht als het te vergen is; en zo zyne zwakheid het weder doet struikelen, 't is ook zwakheid! Een Kind heeft gaarn zyn zin - Dit is het | |
[pagina 57]
| |
eigenaartig gevolg eener onuitroeibare zucht tot vryheid. Verstikt die niet! zy is de adem zyner ziel: leidt haar tot het goede, en gy zult Burgers voor den Staat opvoeden - Al wat gevoel heeft, haat dwang - Uw klein Wicht schreeuwt zo wel, als het door onbarmharige handen in doeken en windzels wordt ingepakt, dan wanneer gy het zynen wil betwist. Zie daar! deeze trekken heb ik, in alle Kinderen, over het algemeen genomen, menen te vinden; en deeze zal ik niet uit het oog verliezen terwyl wy met elkander praten. Nu hebben wy onze Kleinen leeren kennen; immers zo ver als nu tot ons oogmerk dienstig is; en nu herhaal ik myn eisch - Gy, Moeders, moet uwe eigen Kinderen opvoeden! De Jongens, ten minsten zo lang tot zy, met nut, naar school kunnen gaan, en niet alleen om, eenige uuren 's daags van die Raasbollen ontslagen te zyn- De Meisjes zyn geheel voor uwe rekening - Geene manlyke hand Ga naar voetnoot(*) moet haar leiden, de zachte stem der beminde Moeder, is veel geschikter om hare aandoenlyke gemoederen te vormen. ‘Maar (dit zal my tegen geworpen worden,) maar tot dat groote Werk ontbreken ons de no- | |
[pagina 58]
| |
dige bekwaamheden; wy zelf hebben geene kundigheden genoeg; gy vergt des het onmooglyke.’ Dit zullen wy eens onderzoeken! Gy spreekt zo beslissend; is het wel zo? Misschien verstaan wy elkander nog niet. Ik wil dat gy uwe Kinderen tot menschen vormt; niet dat gy hen zelf onderwyst, in, by voorbeeld, de Muziek, het Tekenen, het Danssen, enz. Mooglyk verstaat gy geen van deeze Kunsten, en dat laat ik (voor eerst) daar. In 't voorbygaan, Dames, men leert, strikt gesproken, deeze Kunsten niet. Zonder Genie, en zy is eene gift der Natuur, die men den Kinderen zelf nooit kan bezorgen; speelt men zonder ziel, tekend men zonder smaak, en danst men zonder bevalligheid - Deeze Bekwaamheden vorder ik van U niet: hebt gy die, gy zyt er des te meerder om waardig indien gy er eene verstandige uitspanning van maakt, of er uwe gezondheid door bevestigt. Maar gy kunt, zo als ik zeg, die missen, en echter zeer veel verstand hebben. Laat ons nu eens zien, of gy, in der daad, zo geheel onbekwaam zyt, tot het geen ik van U eisch. Is dit zo, dan is de zaak afgedaan, en wy moeten andere hulpmiddelen zoeken. Maar! hebt gy zelf niet eene taamlyk goede opvoeding gehadt? Kunt gy niet lezen? Kunt gy niet schryven? Kunt gy niet zo veel cyfferen als er in eene geregelde huishouding te pas komt? Hebt gy geene oogen om te zien, geene ooren om te hooren? Hebt gy geene redelyke ziel die ge- | |
[pagina 59]
| |
dachten vormt, die in order plaatst, die wil, die werkt? Denkt gy niet? Kunt gy geen schakel van denkbeelden vormen? Wat meent gy, Dames, is er minder doorzicht nodig, om het berucht Whisk Ga naar voetnoot* te spelen, dan om een verstandig geschreven Boek te bevatten? - Zy die keurlyk omber Ga naar voetnoot** speelt, zou, zo zy dit begeert hadt, eene philosophische Verhandeling, over een gewichtig onderwerp hebben kunnen lezen - Ik moest U nog al meer vragen; en dat juist daarom, om dat ik over uwe natuurlyke vermogens nimmer lage gedagten vorm. Hebt gy geen onzer beste Aucteuren gelezen? Weet gy niets van het aangenaamste deel der Natuurkunde? Is U de Historie, zo die van ons Vaderland, als van andere Gewesten, geheel vreemd? Kent gy het Land niet 't welk gy versiert? Hebt gy geen kennis van dien Godsdienst dien gy belydt? Immers ja! - Dit alles, hoe gebrekkig het ook zy, mag ik onderstellen; en gy zyt niet ontslagen van deezen pligt - Gy moet uwe Kinderen opvoeden - Maar ons ontbreekt zo véél - Maar mooglyk is het zo! doch dit verwerft U geen ontslag - LEEST! Onze Eeuw is, in één opzicht, zeer wel van alle voorgaande te onderscheiden. Dit is de eeuw, waar in men naamentlyk voor Kinderen schryft - Ja, ik voel zowel, als gy, Dames, het dubbel- | |
[pagina 60]
| |
zinnige deezer uitdrukking, en ik lach er met U ook om, doch ik meen het waarlyk in eenvoudigheid - Dit wilde ik eigenlyk zeggen: Men maakt thans ongemeen veel werk van de Opvoeding der Kinderen, voorzo verre die door plannen, en voorschriften te bevorderen is - Verstandige lieden schynen nooit zo zeer dan nu de waardy eens Kinds begrepen te hebben; dan nu, nu er een Geest van Beuzelachtigheid, ook over ons eertyds deftig Vaderland, heerscht - Nu zal ik geene kleine Vooroordeelen te bestryden hebben! Maar ik heb besloten de geduldigheid zelf te zyn; want ik heb dit wel voorzien; ik zal hen bedaard op my zien aanstuiven - ‘Hoe! Wat, wilt gy dat Vrouwen, reeds Moeders zynde, haren kostelyken tyd, die reeds zo bekrompen is, zullen besteden ter verkryging van kundigheden die zy missen: en dat met geen ander uitzicht dan om die aan hare Kinderen mede te deelen? Wilt gy dat wy nog eens onze les leren? Dat wy nog eens Kinderen worden’? - Hebt gy gedaan, zoete Dames? - Het is toch niet beleeft iemand in de reden te vallen, en vooral iemand die zich verdedigd - Trouwens, ik hoor U wonderlyk graag spreken, ook dan, als gy niet heel bondig redeneert - Gy hebt een Flux de Bouche Ga naar voetnoot*, die te fraai is om gestuit te worden. Spreekt toch uit. Hebt gy nog iets in te brengen? Want hoe zeer wy nu ook schynen te verschillen, | |
[pagina 61]
| |
ik sta er voor in dat wy nog de beste vrienden van de waereld scheiden zullen - Uwe vragen zyn wat verwart, ik versta die echter - ziet hier myn antwoord: Stelt er uw eer in, hebt moeds genoeg, om, ten minsten, zo veel te willen weten als gy zelfs wenscht dat uwe Kinderen zullen leren - Kunt gy nu daar wel zo veel tegen hebben? o bedenkt U eens; verdien ik uw misnoegen? Is het niet braaf, is het niet groot te durven zeggen: ‘Dit is fraai, dit is nuttig, dit is onontbeerlyk; ik weet er weinig of niets van, maar ik moet er meer van weten, of ik ben niet in staat om zekeren pligt te volbrengen. Ik ga er my op toeleggen, ik ga leren 't geen ik nu niet ken’ - Er is toch niets laags in edelmoedig toe te staan dat wy weinig weten; maar het is verachtelyk zich daar mede te vergenoegen, en des te meer naar mate onze betrekkingen die meerdere kennis eisschen. Men heeft Boeken waarin men, langs de paden des Vermaaks, de Kinderen opleid, tot alle zulke kunsten en wetenschappen, die nog voor weinig jaren in het stof der schoolen verborgen, en in verdrietige scholastieke termen verduisterd lagen. Alle deeze Werken zyn zeker niet boven het bereik van een dagelyks verstand, en geven de beste gelegenheid, om, met weinig moeite, U van dit deel der Opvoeding te kwyten. - Willen wy eens een voorbeeld te baat nemen? Hebt gy niet reeds gehoord van een Boek, gety- | |
[pagina 62]
| |
teld: Aardbeschryving voor Kinderen? Ga naar voetnoot(*) Het is in het Hoogduitsch geschreven, en het beviel my genoeg, om er, ten dienste van onze Kinderen, eene Vertaling van te bezorgen; nevens eene merkelyke uitbreiding over ons Vaderland, en ettelyke aantekeningen, die ik, ter liefde voor onze Kleinen, er byvoegde. Mooglyk verstaat gy niets van deeze Wetenschap - Dat zy eens zo! Maar dit is geen reden om ze niet te kunnen, of te willen verstaan - Alle de moeite, die U dit zal kosten, ligt hier alleen in, dat gy het Boek leest - Het is immers uw oogmerk, uwen Kindern ook hiervan een denkbeeld te laten geven? Neemt gy dien aangenamen last op U, voorziet U slegts van eenige goede Landkaarten, en een Passer; meer hebt gy niet nodig - Gelooft gy 't niet, neemt er de proef van. Roept uwe Kinderen maar by U: en zo dra gy hen hier toe voorbereid hebt, zult gy ondervinden dat gy net zo goed uwe Kinderen dit Boek kunt doen verstaan, als de HEER RAFF Ga naar voetnoot* het zynen Leerlingen deedt - Uwe Opvoeding is mooglyk ook niet zeer gunstig geweest; dat is uw schuld niet: Maar wy hebben reeds gezien, dat gy, hoe zeer gy zelf moogt verwaarloost zyn, alle de vereischten hebt, om het verder te brengen - Wat mag ik, behalven | |
[pagina 63]
| |
dit, niet wagten van uw gezond oordeel, en vooral van uwe overtuigde Tederhartigheid. Ik zeg, overtuigde; want het is bynaar onmooglyk, dat gy nu reeds niet zoud zien, dat ik niets van U verg, dan 't geen waartoe gy geroepen zyt - Laat ik het nogmaals herhalen: Leest, dat is Leert. Gy zyt in eenen staat getreden die den kring uwer pligten heeft uitgezet - Gy hebt de tweede plaats in het Huizelyk Koningryk aanvaart, gy zyt Vrouw geworden - Liefde en Natuur maaken U vrugtbaare Moeders - Meermaalen doet gy der Maatschappye dierbare geschenken - Is het zeer te verwonderen, dat gy, om aan zulke groote, en voor U geheel nieuwe Pligten te beantwoorden, nog veel zult moeten leren? En zoudt gy U schaamen te zeggen: ‘Hoe veel ontbreekt my nog’! daar geen redelyk mensch van U kan vergen, dat gy, op uw vyfentwintigste jaar, alle de voorzigtigheid, alle de goede hoedanigheid, alle de nuttige kundigheden eener oude Matroone bezit? Wat zegt uw gezond oordeel? Daarop beroep ik my geduurig! - Neen, beminlyke, brave, eerbiedeniswaardige Moeders, geeft gene verkeerde schaamte plaats! Verheft U boven lage, en ten uiterste nadeelige vooroordeelen - Gy kunt zo gy wilt: en zoudt gy niet willen, daar 't het welzyn uwer Kinderen, zo wel als uw eigen geluk betreft; want in de bewustheid, dat wy ons van onzen pligt, zo veel mooglyk zy, kwyten, ligt een bron van stille vergenoeging. | |
[pagina 64]
| |
Onze ziel is, (durf ik het wagen zulk eene onvoegzame uitdrukking te gebruiken, als ik van een geestlyk wezen spreek?) onze ziel is van geen ander stof, laat ik liever zeggen soort dan die der mannen - De Sex heeft, in het geen waartoe ik U aanmaan', geen stem - Wy zyn beiden geestelyke volmaakbare wezens. Al het overige is eigentlyk ons IK niet. En wat vorder ik van U? - Niets dan het geen waartoe God en de Natuur U in staat gesteld hebben; indien gy uwe vermogens gelieft te gebruiken - Niets dan 't geen in uwen eigen vrouwelyken kring begrepen is - Ik wil niet dat gy Sterrekundige, Meetkundige, Overnatuurkundige Vrouwen, zelf niet dat gy Vaerzenmaaksters wordt - Niets van dit alles vordert het geluk der Maatschappy van Vrouwen, die haar oneindig grootere diensten doen - Ik wilde alleen, dat gy uw eigen waarde beter leerde kennen; en dat gy, redelyke en zedelyke Wezens zynde, U meer bekend maakte met zulke fraaije en nutte kundigheden, die voor U onontbeerlyk zyn. Werpt my niet tegen dat gy hier toe geen tyd altoos hebt. Want, behalven dat dit uitvlugtje by my niets geld; ik spreek tot Vrouwen, die in haren staat niet bekrompen behoeven te leven; zo hoop ik U het tegendeel aantetoonen. Wy Vrouwen hebben een zittend leven. Onze bezigheden zyn meest allen van dien aart, dat wy, onder het uitvoeren derzelve, ons verstand vry houden - Dat verstand kan zich, terwyl onze | |
[pagina 65]
| |
handen werken, op geheel andere voorwerpen bepalen - Wy kunnen altoos voortdenken; of word onze aandagt eens afgeleid, 't is voor korten duur, en de verhindering is klein - Onze Mannen zyn, in dit opzicht, zo gelukkig niet - Overkropt door bezigheden op het lastige kantoor, of geketend aan de moeilykste Bedieninge, moeten zy, indien zy iets buiten hun beroep willen weten, hunne snipperuuren daar voor uitsparen. Het fynder weefzel onzer zenuwen, de grooter keurigheid onzer gestalte, een vlugger omloop des bloeds, maken ons niet gebrekkiger, maar van eene tederder gesteltheid: doch hier aan zyn ook weer voordeelen gehecht, hem geweigerd, wiens roeping het wel degelyk blyft: ‘Wint in 't zweet uws aanschyns uw brood. Weest de Beschermer van haar, die, zederd zy de uwe wierdt, van uwe rechtmatigheid all' haar geluk verwagt; en die, door hare vrouwelyke deugden, levendige geest, en blymoedige gedienstigheid U gezelliger, leniger, en gelukkiger zal maken dan gy buiten haar immer kunt worden.’ Maar het geen ik van U verg, eischt gene groote lichaamskragt. Oplettenheid moet hier veel grooter rol spelen; wat behoeft gy dan de sterkte van een Engelsche kruijer? Mevrouw Vapeur vermoeit zich ook veel sterker aan den speeltafel, door zich ten prooy te geven aan de onvriendelykste driften, en haar nagtrust opteofferen, dan men van eene Vrouw, buiten de dringendste nood zoude durven vergen. | |
[pagina 66]
| |
Die gekkelyk voorgewende zwakheid, valt dan, ziet gy, óók weg. Wantrouwt gy uwe eigen vermogens? Eene vetstandige Ga naar voetnoot* Vrouw kan onmooglyk verwaant zyn - Doch, een voorgewend onvermogen is wel eens het voortbrengzel der traagheid - Gy wordt immers niet knorrig, lieve Dames? - Zy, en de onredelyke vrees dat gy U zoudt verlagen door nu nog zeer vele dingen te leren, doen U deeze draaijeryen gebruiken - Verlagen? sus eens! in wiens oogen? Hier moet men wel degelyk zien wie dus oordeelt. Behoef ik U zulke armhartige schepzels aftebeelden, om U te leren hen verachten? Dit zeker zoude onnodig zyn, ik spreek tegen brave, tegen Nederlandsche Vrouwen. Hoe vele Vrouwen, reeds Moeders zynde, leren verscheiden Talen, de Muziek, of het Schilderen, ('k zwyg van beuzelachtige uitspanningen!) zonder dat zy vreezen dat haar dit tot schande zal geduidt worden - En zult gy, rechtschapene Moeders, U schamen, datgeen te leren, 't welk voor uwe Kinderen van zo grooten voordeel zoude zyn? Want, welke Waarheden, welke Lessen, welke Onderrichtingen, zullen zo diep in den geest uwer Kinderen doordringen, dan wanneer de hartroerende stem eener beminde en geëerbiedigde Moeder die voordraagt? Ja, 't is vleijend voor eene Vrouw van Genie, dat zy, naar waarheid geroemt worde over hare | |
[pagina 67]
| |
gelukkige voortgangen in dat geen waar op zy zich toelegt: Maar! hoe beuzelagtig is dien lof: ‘Deeze Vrouw spreekt het Fransch zeer zuiver; die schildert zoet; deeze speelt fraai op den Guitar’ in vergelyking van de liefkoozende toejuiching eens verstandigen Echtgenoots, by de stille goedkeuring eener ware Vriendin; wanneer die getuigen zyn, dat die Kinderen, die maanden agtereen geen ander voedzel genoten, dan 't geen de Natuur, en uwe gezonde Gesteltheid voor hun toebereidde, nu opwasschende, gestadig uw onderwys genieten; dat gy hunne ontwakende rede leidt en versterkt; en haar ongevoelig brengt op den weg des gezonden Verstands; dat gy hun gewend aan die Pligten, die God en hunne Ouders van hun eisschen! ô Verbeeldingskragt! gy ontroert my! Myn hart klopt geweldig! Myne tranen vloeijen in zagte stromen langs myne wangen! Dit - ik begryp - ik voel het, dit is de onbedriegelyke Lofspraak der Deugd! Ons eigen hart zegt ons dat wy die verdienen - Hoe smaakloos zyn nu de pluimstrykeryen die elk wellevende Zot eene Vrouw durft, of immer kan betoonen! Het staat maar aan U, ô waardige Vrouwen! in dit geluk te deelen - Is er voor een deugdzaam hart iets te moeilyk, daar de beloning zo groot, en zo zeker zy als deeze? Men is zo gewoon om het Tooneel des Huizelyken levens somber en naargeestig afteschilderen, dat het zwakke oogen met schrik vervuld - | |
[pagina 68]
| |
Men stelt zich de Huismoeder veelal voor als een ongelukkig schepzel, die het schoonst haars levens verslyten moet in duizend onaangenaamheden; en die, zo dra zy gehuwt is en Kinderen heeft, vaarwel moet zeggen aan alles waarin zy een onberispelyk vermaak stelde - ô Hoe verschil ik met deeze Schilders! - Geheel anders beschouw ik U in die omstandigheden! en den Hemel zy dank, dat men het niet romaniek Ga naar voetnoot* noemen kan; schoon het te wenschen zy, dat de Voorbeelden veelvuldiger waren - Als ik my op U, in deeze omstandigheid, bepaal, denk ik by my zelf aldus: Vrouwen! hoe vermeerderen uwe gelukzaligheden als gy Moeders wordt! Hoe is dit plan van Huizelyk geluk naar uw eigentlyk karakter ingericht! Ons hart, dat hart, dat alleen in onzen boezem slaat om te werken; dat hart, dat het ledige veel ondraaglyker valt dan het pynelyke, is dan geheel vervult - Het werkt gestadig, en heeft gene stuiptrekkende bewegingen meer - Uw Man is uw grootste, uw eenigste vriend, want een gelukkig huwelyk is zeker de allervolmaaktste vriendschap. Zyne Kinderen zyn de uwe - Kinderen, deelen van uw eigen wezen - Kinderen, eens zo naauw aan U gehecht, en voor altoos aan Uverbonden door de Liefde, de Natuur, de Dankbaarheid, het Behagen: Is er, kan er iets meer nodig zyn om eene Vrouw gelukkig te maken? Waar is dan dat sombre, dat naargeestige? Nergens | |
[pagina 69]
| |
[pagina 70]
| |
dan in het valsch vernuft, van een armzalig spotter, of in het zwaarmoedig temperament van zieke Zotskappen. ô Welke verrukkende vooruitzichten hebt gy al verder! Deeze tedere Wichten zyn reeds uwe oprechtste vrienden - U deert niets of hunne stamelende lipjes vragen U naar de oorzaak - Nooit zyt gy vrolyk of deeze kleinen huppelen om U van vermaak - Aan U ontsnapt niets, om dat alles voor U van belang is - Hoe dikwyls heb ik een schoon gelaat zien ophelderen door het zuiver waas van een bloozend vergenoegen, om het geen by anderen niet eens opgemerkt wierdt, of voor louter kinderagtig doorging - Waar vindt men zulke genoegens dan op het Huisselyk Tooneel van geluk? Hoe buitengemeen heeft de goede Voorzienigheid voor U gewaakt - De zorg, de zorg zelf, heeft, voor U, alles overtreffende aantreklykheden - Zoudt gy, Nederlandsche Moeders, niet duizendmaal liever aan het reine Wiegje van een ziek Kind den langsten nagt wakende, zuchtende, biddende dóórworstelen, dan eenen dag in al den luister der weelde en overvloed schitteren? Zy alleen, wier smaak te bedorven is om dit niet met aandoening te lezen, worden hier uitgezonderd. Zo veele Gelukzaligheden vloeijen U van zelf toe; ten zy dat gy de geschiktheid niet hebt om ze te genieten; en dit denk ik niet, om dat ik tot Nederlandsche Vrouwen spreek - Onze gebreken zelf, zyn als op onze Sexe geënt; en wy zyn van | |
[pagina 71]
| |
ouds beroemd door eene zachte medelydenheid des harten, die zeker het sterkste werkt, omtrent voorwerpen die buiten onze hulp niet bestaan kunnen - Ik bid U, lieve, brave Vrouwen! vergroot uw geluk - Voedt uwe eigen Kinderen op - Ydere flikkering hunner rede zal U, wyl gy ze zelf aankweekt, dierbaarder zyn - Ydere deugdzame neiging zal uwe eigen waardye vergrooten - Ydere geestigheid zal U oneindig meer vermaken - En als gy, in uwe stille kamer, U met gebeden, voor den aanbiddelyken Maker van alles verootmoedigd, zult gy, met vertrouwen, kunnen smeeken, dat God deeze Kinderen beware - Hy ziet uwe pogingen om hen tot brave menschen, en vervolgens tot verstandige Christenen te maken - Kunt gy twyffelen, of uwe pogingen Hem aangenaam zyn? Of dat zyn zegen voor U is weggelegd! De waardy eens Kinds is groot, en naauwlyks genoeg te bevatten - Deeze lieve schepzels zyn U niet alléén gegeven om er mede te dartelen; zy zyn U toebetrouwt door Hem, die gewild heeft dat zy zwak, hulpeloos, en naakt zouden geboren worden, op dat zy, door alle mogelyke banden, aan U gehecht bleven, en gy alle de genoegens eener Maatschappy, die op liefde en erkentenis rust, geduurende uwen geheelen leeftyd, zoudt smaken - Dit is het nog niet al! Deeze Kinderen - uwe Kinderen, hebben een schat in zich, DE ZIEL. Die adem des Levens, die God in hun blies. Deeze ziel moet toebereid worden voor | |
[pagina 72]
| |
eenen anderen staat - Moeders! hoe ontzachlyk is die Pligt; voor eenen anderen staat! want gy zyt immers met my volmaakt overtuigt, dat, in den engen kring van dit onzeker leven, onze loopbaan niet is afgelopen - Dat wy niet uit het niet geroepen zyn, om hier eenige oogenblikken te schitteren, of te zuchten, en vervolgens uit den keten der Wezens, voor altoos, weg te vallen. Mooglyk sterven uwe Kinderen in den bloei hunner Jeugd - Mooglyk klimt het getal hunner Jaaren hooger: dat is onder het onbekende; maar dit weten wy: Gy moet voor hunnen zedelyken welstand, zo wel als voor hunne gezondheid, zorgen, en in welk levensperk de Dood hen ontmoet: zo gy uwen pligt omtrent hen getrouw, en naar het voorschrift der Natuur en van den Godsdienst deedt, zal uw loon groot zyn, en gy zult de lievelingen uwer ziel by uwe eigen standsverwisseling wedervinden in de reijen der Engelen - Gy zyt bewogen, rechtgeäarte Moeders! maar hoe aangenaam is deeze gewaarwording - Zy verëdeld U in uwe eigen oogen. Ja! tot deeze verheven bediening zyt gy verwaardigd - God zelf heeft U hier toe geroepen: en zou dat volmaakt wys, goed, en machtig Wezen U tot deezen post niet wél hebben uitgerust? Dit te denken zou de grootste onbetaamlykheid zyn - Waar moet dan de oorzaak uwer ingebragte onmacht, in dezen, gezogt worden? Niet in uwe natuur; dit is vast - Niet in uwen wil; dit is onmooglyk - maar zy ligt meest geheel in toevalligheden, waar in gy | |
[pagina 73]
| |
gedeeltelyk ja, maar ook slegts gedeeltelyk, lydelyk zyt: het overige hebt gy U zelf te wyten - Ik zeg het niet, brave Vrouwen, uit scherpheid, noch uit eene bespottelyke berispingsdrift - Verongelykt my dus niet! myn hart is op eenen geheel anderen toon gespannen; en niemand beschouwt U met meerder achting - Niemand heeft meerder zucht voor U dan ik - Maar myne zeer groote liefde voor Kinderen, dringt my, om U deeze treffende waarheden eens voor te houden - Ik verbeelde my, dat pligts-herinnering ons allen, yder in zynen staat, hoognodig is; want wy doen of laten zeer veel zonder veel te overwegen wat de gevolgen daar van zyn - Myne zucht voor het welzyn, voor het aangenaam bestaan, der Kinderen, is zo sterk, dat gy U die naauwlyks kunt verbeelden - En ofschoon ik my, op myne wyze, ook nog al bemoei met schryven en vaerzenmaken, (by gebrek van beter bezigheid!) zo is echter een Kind my altoos welkom. Dikwyls leg ik myne boeken weg, eenig en alleen om met een Kind te praten; en heb, al pratende, met hen, veele ontdekkingen gedaan, die den Mensch onmiddelyk betreffen. Dikwyls geef ik myne pen over aan een lief knaapje, om dat het vermaak aan te doen, van eenige krasjes, schetzen van Letters, te maken - Een Kind heeft by my vryheid om alles te doen, wat noch kwaad, noch onbeschaaft is - Uuren lang heb ik wel gezeten met eenige zoete Kinderen rondom my, druk bezig om met een schaar, allerhande wisjewasjes te sny- | |
[pagina 74]
| |
den, of elendige tekeningetjes te maken. Oordeelt nu, liefhebbende Moeders, of uwe Kinderen eene Vriendin aan my hebben - Maar, kan ik voor U verbergen dat ik meermalen zie, hoe de beminlykste, ja de verhevenste karakters, door eene verkeerde leiding ontaarten? Hier wordt de levendige geest eens Kinds afgebeuld door onophoudelyk blokken; (ik veragt dit te zeer, om het leeren te noemen) - Daar kwynt de weetzucht door norssche afgraauwingen - Ginds verteert een eergierig Kind door onverdiende vernederingen - Deeze Moeder heeft geen' oogen dan voor haare Jongens; eene andere bemind alleen haare Meisjes - Maar genoeg! Dit weinige zal U aanleiding geven, om zoortgelyke gebreken optemerken, en, zo ik vast vertrouw, te myden - Ik bid U bedenkt toch wel, wat is verkeerder, dan eenen kleinen Jongen tot een snappend Woordenboekje te maken; en waarom worden de geestigste Meisjes alléén opgevoed om zotten te behagen. Ik gaf U in eenige trekken, het karakter der Kinderen zo als het, over 't algemeen genomen, is. Maar dit geschiedde geenszins, om hier door een zweem van kundigheid te vertoonen, die men mooglyk van my niet wagtte - Niets minder! myn oogmerk is alleen, om er ons in de Opvoeding van te bedienen, zo wel ten uwen voordeele als dat der Kinderen. Wy, Vrouwen, praten gaarn, en wy praten meest allen zeer wel; om dat wy ook in dezen de | |
[pagina 75]
| |
natuur te baat hebben. En zedert een geestig Fransch Schryver heeft aangetoont, dat het praten onze gezondheid zeer voordeelig is, zo hebben wy eene voldoende reden te meer, om dien trek in te volgen; doch laten wy die gaaf wel besteden; laten wy zo praten, dat lieden van oordeel er met vermaak naar luisteren - In ernst! deeze gaaf komt in het huiselyke leven zeer te stade - Praat met uwe Kleinen. Weest alleen op uwe hoede om hen gene verkeerde denkbeelden te geven - Het geen gy hen niet kunt beantwoorden, laat dat in de schaduw, en leidt hunne nieuwsgierigheid op iets anders - Dit eischt eenige oplettenheid; maar, is oplettenheid dan zo onaangenaam voor eene verstandige Moeder van Kinderen? Leert hen dus, speelend: dit is maklyk en aangenaam - Beduidt hen, dat hen te onderrichten eene groote goedheid van U is - Laat uw onderwys altoos het loon hunner gehoorzaamheid zyn; en rek uwe les niet te lang: laat er veelëer altoos nog iets te zeggen vallen. Mooglyk is er geen beter middel om Kinderen kwade gewoonten, eer zy in gebreken ontaarten, afteleren, dan door U te gedragen, als of gy hen daar van niet verdagt hield - Dus werkt gy hunne grootschheid in de hand; en terwyl gy hen de lelykheid dier gebreken beweeglyk afmaalt, die zy zich vleijen dat gy nog niet in hun gezien hebt, besluiten zy misschien ook nog om er zich van te ontdoen. Drukt, wat er ook gebeuren moge, geene ake- | |
[pagina 76]
| |
lige denkbeelden in het buigzaam gemoed uwer Kinderen - De gevolgen daar van zyn altoos ongelukkig, en zo nadeelig voor hunne gezondheid, als voor hun vernuft, altoos vrugtbaar in het vermeerderen van harssenschimmen, waar van men hen het voorbeeld gave - Meent gy een Kind door vrees te verbeteren? Ik geloof dat dit het ware middel niet zy! Vrees maakt kleine huichelaars, en verre van een gebrek wegtenemen, dryft gy dat naar binnen, daar het zich verbergt, om, ter gelegener tyd, met woede, los te barsten. ô Verduistert den dageraad der lieve kindschheid niet! Angst, en vrees zyn de vergiftigers van harten die nog geene zorgen behooren te kennen; die nimmer moesten zuchten dan om betreurde en vergevene misslagen. Kweekt veel meer in uwe Jongens eene rustige vertrouwenheid, en in uwe Meisjes eene levendige blymoedigheid; want ik ben er zeer voor, om van de vroegste jeugd af aan, het onderscheiden doelëinde der sexen, zorgvuldig in 't oog te houden - Het zedelyke zo wel als het lichaamlyke schoone, moet, in Kinderen van beide sexen, zo zeer verschillen, als in Mannen en Vrouwen - Eene verwyfde opvoeding verwydert een manlyk Kind te ver van dien post, die op hem wagt. En hoe ongevallig is een Meisje dat haar sex niet schynt te kennen! Mooglyk zyn dat byzondere begrippen die alleen in myn hoofd gevormd kunnen worden: evenwel, ik hou ze, voor als nog, gegrond; ja, van een zeer ver uitzien in het volgende leven. | |
[pagina 77]
| |
Onderscheidt de voortbrengzels der Kinderlyke geäartheid, van de vrugten hunner verkeerde neigingen - Waarlyk, Dames, dit verdient uwe opmerking! en ik verzoek de vryheid om myne gedagten hier over wat te mogen uitwerken. Ik vrees dat het maar al te nodig is. Uw Kind is sterk op iets gestelt - Is het een Pop, of een stuk Speelgoed? Wel! geeft het zyn zin, al voorziet gy ook, dat het maar voor een oogenblik daar door zal vermaakt worden; en denkt, een Kind is wispeltuurig - Vraagt het om iets dat gy niet kunt geven? By voorbeeld, uw Horloge? zegt eenvoudig: ‘men speelt niet met zulke dingen’, en geeft het niet, bezorgt het iets anders in de plaats: - smyt het dit weg, en dwingt het om het Horloge? Waagt er eens een schreeuwpartytje aan, en geeft het niet. Ja! houdt U zelf als of gy er U niet aan stoorde; en het looze kleintje, ziende dat het de rechte middelen niet gebruikt, ter bereiking van zyn oogmerk, zal, denkelyk, het nu geheel anders aanleggen - Het zal U nu welligt, met het lieve gelaat eens Engels omhelzen, en, met de zoetste vleiwoordjes om hetzelve smeken - Houdt U nu sterk, ô Moeders! dit is eene proef! (ik voel er al het gewicht van!) ‘Niet geven.’ - Is 't mooglyk! dit te wederstaan? Zo ik iets op U vermag, houdt het uit! - Hier is het nu te doen om het Meesterschap! - Ziet op de gevolgen; meer zeg ik nu niet! - Zagtheid is zo onderscheiden van lafheid, als ernst van stuurschheid, en een bedaarde ziels- | |
[pagina 78]
| |
gesteltenis van verderfelyke zwartgalligheid - Bestrydt, ô Moeders! uw eigen hart, gy zult er voor beloont worden door dankbare, en U eerbiedigende Kinderen - Roeit de styfhoofdigheid met den wortel en den tak uit. Willigt gy het ééns iets onredelyks in; geeft gy ééns iets over dat gy met reden geweigerd hebt; en zonder reden moet gy nooit iets doen: wagt een oogenblik! zyn oog valt op een kostbaar stuk Porcelein, of op de Pendule die de kamer versiert; en het wil dat hebben - Mooglyk gaat zyne toomloze begeerte nog verder, en dwingt om de sterren die het ziet flikkeren. Ja! misschien beeft het van drift, om een welgemonteerden Degen, of een fraai Tafelmes! Zoudt gy dan, om dat uw Kind iets wil, het daarom alleen inwilligen? Daar is inderdaad niets anders op, dan een Kind nooit wat het doet, zyn zin te geven, zo dra het onredelyk is - ‘Is het nog te jong om het onredelyke te bezeffen, wat dan’? Wel ik zou liefst hebben dat gy het niets te digt by liet zien van 't geen het zoude behagen; doch is dat niet altoos mooglyk, dan moet men de oogjes daar van afwenden, en het iets anders, zyn glinsterende bel, (by voorbeeld) laten zien - Is het reeds verder gevorderd? Neemt het, zet het vriendelyk op uwen schoot; spreekt er mede. Want een Kind is al vroeg in staat om een schakeltje van redeneringen te vormen; en enkelde vlagen uitgezonderd, (die gy maar moet laten uitgisten,) zult gy, zonder moeite, het lief schreijend schepzeltje bedui- | |
[pagina 79]
| |
den kunnen, dat gy het uw Horloge, een Spiegel, een ander stuk Huisraad, om reden, niet kunt geven; en maakt die rede zo duidelyk als het mooglyk zy - Zo gy door Moederlyke toegevenheid het vertrouwen uws Kinds gewonnen hebt; zo het overtuigt is dat gy het bemint, zal het hier door genoegzame kragten ontvangen, om eene zeer heftige, doch kortstondige trek, tegen te gaan. Weigert nooit iets dat gy kunt inwilligen; doch zo gy het eens weigert, verandert niet - Geeft weinig Geboden, doch dult niet dat zy veracht worden - Beloont zo wel als dat gy straft; maar laat uwe gunst of ongunst alléén loon en straffe zyn - Gy zyt Moeders! De reden dat ik op dit stuk zeer sterk aandring, en waaromtrent nooit mag gesloft worden, is deeze; ik bepaal my op de gevolgen. Die zyn te droevig, en te gelyk te haatlyk - Gy voedt immers deze Kinderen niet op voor U zelf? er komt eens en tyd dat zy in andere Familiën moeten ingelyft worden - Ongelukkige Vrouw die overgaat in de macht van eenen Man, die van zyne eerste jeugd nooit is tegengesproken! Zyn wil, hoe dwaas, hoe ondeugend, hoe verkeerd; zyn wil is haar wet, en nimmer kan zy, met het vriendelykste overleg, met de verstandigste bedagtzaamheid gezegend, gerust zyn dat zy voldoen zal; want, dewyl willekeur zyn regel is, verandert die wet dagelyks; nu beveelt hy juist het zelfde dat hy gister verboodt; en hy wil niet onderrecht worden, | |
[pagina 80]
| |
om dat hy voelt dat hy ongelyk heeft; doch te zeer een slaaf zyner drift is, om er zich tegen te verzetten - Ongelukkig ook die Man, die, in de zoete gezellinne zyner huislyke genoegens, eene Vrouw vindt, welke, door laffe toegevenheid bedorven, hem het leven bitter, en haar zelf ruim zo bespottelyk als gehaat maakt, by hare dienstboden - Zullen zulke Menschen, Vaders en Moeders geworden zynde, hunne Kinderen beter opvoeden? Ziet eens, brave Vrouwen! welk een reeks van wanhebbelykheden... Maar ik mag het vergezicht van treurige en verkeerde uitkomsten niet verder uitzetten! Laat dit weinige U doen waken tegen de Eigenzinnigheid der Kinderen! neemt het eerste uitspruitzeltje geheel weg, en zo de zachte moederlyke hand hier toe niet in staat is, aan wie zal men het dan toebetrouwen? Nogmaal zeg ik, als ik myne gedachten laat gaan over den grooten Pligt der Opvoeding, dat eene Vrouw, Moeder zynde, zo zy hare Kinderen wél opvoed, onze hoogste erkentenis, onze hoogste achting verdient; dat zy der Maatschappy diensten doet, die, al wilde men die belonen, nooit te belonen zyn. Maar, het Gemeen van allen Rang, is te onredelyk om dáár op te letten, ik laat staan om er met erkentenisse aan te denken. Plaatsen wy een Kind nog eens in een ander licht - Geeft gy niet wel eens de naam van stout, aan het geen eigentlyk niets minder dan stout is? Een gezond en wel te vreden Kind, is druk, woelig, wil altoos spelen, ravotten, lopen, kortom het | |
[pagina 81]
| |
wil nooit stil zyn; dit noemt gy stout zyn - Is dit wel zo? geeft gy dit wel zynen rechten naam? Ik denk neen! en hierom denk ik dus: De wyze Natuur gaf aan uw Kind die onoverwinnelyke trek tot beweging - Verbiedt gy het te lopen? Het zal met zyn handen kloppen; wilt gy dat het óók dit laat? dan zal het met de kleine voetjes slingeren - Gy besluit daar uit, dat het Kind stout is; en 't kan alleen niet stil zitten - Het heeft een fyn teder lichaampje, maar dat moet uitgerolt, en aangevult worden, het moet lenigheid, sterkte, en vlugheid krygen, op dat het zyne ziel meer en meer ten dienste lere staan; en allengskens voldoe aan het oogmerk, waarom het hier eene plaats kreeg - Rust, en voedzel, zyn niet langer alleen voldoende - Het moet zich bewegen. Hier door krygt het vastheid, en wakkerheid; zyne spysverteering gaat geregeld; zyn slaap is gerust en verkwikkelyk; zyne vogten blyven in goeden staat; en gy hebt het onwaardeerbaar genoegen van U omringt te zien van frissche gezonde lustige Kinderen, die U, in 't midden hunner woeligheid, vermaken, en uwe welstand zelf word er door bevestigt. Zoude het niet beter zyn, Moeders, uit deeze natuurlyke gesteltheid der Kinderen een geheel ander gevolg te trekken dan dat uw Kind stout is? Moest gy hier uit niet besluiten om uwe Kinderen, nimmer, (of zo weinig als het mooglyk zy!) uit uw waakzaam oog te verliezen? Dient gy er niet uit op te maken, dat Vrouwen, die Kin- | |
[pagina 82]
| |
deren op te voeden hebben, geen grooter pligt dan deezen kunnen hebben? Mag ik U niet eens in overweging geven, of gy uwe avonden, in het zoet gesnap, en vrolyk byzyn uwer aanvallige Kinderen, niet veel aangenamer (ik spreek niet eens van nuttiger,) zoudt doorbrengen, dan in die modieuse laffe Gezelschappen, die volstrekt beneden eenige waardy zyn; Gezelschappen daar men, om niet van verdriet in slaap te vallen, wel genoodzaakt is tot het spel toevlugt te nemen? En roept gy het denkbeeld van Pligt in uwen geest te rug; herinnerd gy U hoe verheugd gy, alléén door uw byzyn, uwe Kinderen maakt; hoe veel nut gy hen kunt doen; welke rampen gy kunt voorkomen; hoe dierbaar gy hier door by uwen verstandigen man moet worden! Dan vertrouw ik is er niets meer nodig, om U hier toe overtehalen! Er is nog iets, waar over ik gaarn met U eens wilde spreken - Beschouwt gy uwe Kinderen niet te lang, als Wezentjes, waar mede gy niets, dan Beuzelingen, kunt praten? Ik geloof ja! Hoe moeilyk valt het voor ons uitersten te vermyden! Hier legt men een Kind lasten op, die wy zelf met het uiterste van onzen vinger niet zouden willen aanroeren; en daar behandelt men het als of het een stuk speelgoed ware; men schikt het op, men speelt er mede; om zyn verstandelyke vermogens word niet eens gedagt - Ik vermyde, ziet gy, maar het is opzettelyk, om van zulke fouten der Opvoeding te spreken, die men by gene brave, | |
[pagina 83]
| |
gene Nederlandsche Moeders kan, of zoude mogen verwagten - Verschoont deeze uitwyding. Zo dra een Kind iets met aandagt beschouwt, en U onderscheiden vraagt, ‘wat is dit; en waarom is dit zo’? zo dra kunt gy zeker zyn, dat gy met hetzelve kunt spreken; mits, dat gy in zyn klein kringetje van flaauwe Denkbeeldjes blyft; en zo veel mooglyk U schikt naar zynen trant en uitdrukkingen - Hoe! zou men een schrander en opmerkzaam Kind, dat men een zot Sprookje vertellen kan, niet iets kunnen zeggen dat eenen beteren naam verdiende? Leveren de oude en nieuwe Geschiedenissen, en zo wel de Vaderlandsche als de Uitheemsche, dan niets uit, geschikt naar de vatbaarheid van zo een Kind? Is, by voorbeeld: Eneas die zyn Vader uit den Trooyschen brand redt; is Curius die het geld en de schatten der Samniten weigert; is de aandoenelyke historie van Joseph; is de hoogmoedige en gestrafte Nebucadnezar, enz. onverstaanbaarder voor een Kind, dan die elendige opraapzels van vertellingen die men het voorpreveld? Zou men zyne verhalen niet altoos zó kunnen inrichten, dat er altyd een zedelyk oogmerk in doorstraalde? Dat er altoos de eene of andere deugd, of beminlyke hoedanigheid door bevorderd wierdt? Zouden wel opgevoede Kinderen, wier harten niet ongevoelig gemaakt worden, niet al zo veel vermaak scheppen uit het hooren van goede bedryven, door deugdzame menschen verricht, als door het vertellen van ysselyke euveldaden, door Boosdoen- | |
[pagina 84]
| |
ders gepleegt. Kan men met hen niet even duidelyk van Engelen, als van Duivelen spreken? Lieve Moeders! ik verzoek voor deze Kinderen ontslag van deze verkeerdheid - Geeft hen nimmer droevige gedagten, indien het ysselyke daar van de grond moet wezen - Onbegrypelijk groot zyn de nadeelen die gy hen aanbrengt - Alle de indrukken, alle de denkbeelden die men Kinderen geeft, moeten vriendelyk, aangenaam, zacht, edel, en verheven zyn - Hunne zwakke gedagten moeten zich nooit op akelige voorwerpen kunnen bepalen: laat hen onbewust van alles wat de menschelyke natuur onteert, en bedroeft: mooglyk stremt gy eene liefdaadige neiging, mooglyk wekt gy argwaan die zyn vertrouwen op hen, van wie het afhangt, zal verminderen - En ik bid U, wat doelwit kunt gy hier mede hebben? Bedenkt het eens by U zelf! Lezen zy nu niet werkelyk, met even grooten yver, en met onëindig meer nut de Vaersjes voor Kinderen Ga naar voetnoot*, door een onzer eerste Genien en beste Dichters, onlangs te Utrecht uitgegeven, dan die dweperachtige zotternytjes, die men voortyds hen van buiten liet opdreunen? Dienen deze met de keurige Plaatjes, welke men thans daar by door geroemde Kunstenaars doet vervaardigen, niet | |
[pagina 85]
| |
tot aanwakkerende Leerprysjes? Het ongemeen sterk debiet, en de billyke goedkeuring der verstandigen, moeten, dunkt my, den braven Vader zyner drie veelbelovende Kinderen, ten sterksten aanzetten, om zyn talent, zo volmaakt tot dit Werk geschikt, nogmaals te gebruiken - ô Hoe achtingswaardig zyn groote vernuften, als zy zo veel belang stellen in het beminlykste gedeelte des redelyken geslagts - Hoe oudt, denkt gy, zouden, over het algemeen genomen, de Kinderen moeten zyn, om hun de Katechismus der Natuur Ga naar voetnoot*, met eenig mondeling onderricht er by, voor te lezen? Gy kent zeker dat Boek? en uwe achting zal door dat Werk voor den verstandigen en werkzamen Martinet Ga naar voetnoot** zeer vermeerderd zyn. Mogelyk zou het my niet moeilyk vallen, een Kinder-Bibliotheekje te versamelen; maar ik ben méér voor de mondelinge onderrichting: zy is veiliger, en haalt de banden, die de Moeders aan hare Kinderen binden, vaster toe. Ik vrees ook, dat, te vroeg lezen, een Kind in gevaar brengt van wat wysneuzig te worden: en een Pedantje van drie voet, is zeker nog veel aanstootelyker dan een van zes - Hier komt by: eene Moeder die haare Kinderen wél kent, heeft veel meer gelegenheid, om het onderwerp voor hen bevattelyk te maken - Een enkeld voorbeeld helderd meer- | |
[pagina 86]
| |
maal een geheel stuk op: even als, wanneer men iemand iets wil beduiden, dat men gezien heeft, en als dat hapert, een potloot opneemt, en eenige weinige trekken op het papier zet, die meer afdoen dan eene lange redeneering. Maar ik heb nog al niet gedaan - Er is nog iets dat Gy dient te vermyden - Uwe Kinderen zien of hooren iets, zy vragen U naar de reden - Gy, in plaats van hen te voldoen, zet hen af, met deze of diergelyke woorden: ‘Kom, kom, Kinderen moeten alles niet weten; dat zyn geen dingen daar Kinderen naar moeten vragen.’ Of, dat nog erger is! Gy beveelt hen iets ongewoons - Uw Kind vraagt naar de reden; gy zegt: ‘doe 't geen ik zeg; ik geef aan Kinderen geen reden; je Moeder weet wel waarom zy dat zo wil.’ Al viel nu dit geheel gezelschap van Vrouwen, (want ik verbeelde my by aanhoudenheid met eenige Vrouwen te spreken,) my ook tegen, ik moet het my getroosten; doch zo te doen is verkeert. Wel, tederhartige Moeders! hebt gy aandagtig overwogen, wat gy, dus handelende, doet? Kom aan: wilt gy, dat deeze levendige, deeze oplettende Kinderen tot logge blokken misvormt worden? maar dan moet gy geene Kinderen opvoeden! - Weetzucht, en rusteloosheid zyn twee hen eigen beweegveeren, en zo die U te veel moeite veroorzaken, de Kinderen zyn er, ten minsten, lydelyk in - Weest op de wyze Natuur te onvreden; eischt van haar het onmooglyke: doch zo lang zy, U ten gevalle, dit niet verandert, blyft | |
[pagina 87]
| |
het uw pligt deeze beide springveeren niet te verlammen, maar tot goede eindens in staat te houden... Laten wy van styl veranderen, en, zo als wy begonnen, voort gaan: myne hartelyke liefde voor Kinderen doet my dus yverig in hun belang spreken. Zo uw Kind niets opmerkt, niet nieuwsgierig is, dan kunt gy er niets van wagten - Domheid Ongevoeligheid zyn onafscheidelyk. Wat zeg ik, onafscheidelyk? Ongevoeligheid is zeer zeker de groote, mooglyk wel de eenige oorzaak, der domheid - Denkt nog eens om de Kamschatkaners, waar van ik U in 't begin vertelde! Begrypt gy wél, hoe veele millioenen kundigheden en denkbeelden een Kind, in de zes eerste jaaren zyns levens, moet opdoen? - Zou het, geboren wordende, indien het eenig begrip hadt van zich zelf, en van 't geen het omringt, niet zeggen: ‘Wie ben ik! - Wat ben ik? - Hoe ben ik hier gekomen? - en waar ga ik henen’? - Dit vraagt het nu zo vroeg niet; maar ontslaat U dit, om het zo verre te brengen dat het dit eens aan U vragen kan? - Een Kind moet eigentlyk niet denken, het moet stoffen opleggen, om, als het ouder is, daar omtrent werkzaam te worden - Een peinzend Kind is iets onëigens; maar een nieuwsgierig Kind is zo als het zyn moet - De natuurlyke gesteltheid, zo wel zyner ziele, als zynes lichaams, is niet geschikt tot iets vermoeijens - Aan een Kind zware lasten op te leggen is barbaarsch, maar een Kind tot het peinzen te veel | |
[pagina 88]
| |
aan te zetten is niet minder wreed - Het peinzen is, zelf voor gezonde en sterke lieden, afmattend; maar doodelyk voor een Kind! - Het verteert zyne levensgeesten; bluscht zyne blymoedigheid uit; verdikt zyne vogten; droogt zyne tedere zenuwen op; verouderd het, en, zo het al dóór den last zyns bestaans doorworstelt, het blyft echter een elendig schepzeltje dat naauwlyks weet wat of vrolykheid van geest en een gezond lichaampje zyn! - Het beste middel om hen deeze gevaarlyke klip te doen vermyden is dit: geeft aan uwe Kinderen bezigheid - Onderwyst hen altoos, doch speelende; en zo als de zaken voorvallen: Wel, laat hen toch uitspelen! Zy verzuimen nog niets; en zullen, gezegend met eenen schat van gezondheid en vrolykheid, zo dra het hun tyd is, grooter voortgangen maken, in het geen zy vervolgens moeten leren, dan die zieke sukkelaartjes, die men te vroeg aan 't werk heeft gezet - Ik keer weder tot het stuk in verschil - Wy hebben afgesproken om, zonder eene kunstige order, voort te praten: zo eene uitwyding als deeze, is derhalve geene berisping onderhevig. Zyt gy niet de Moeder uwer Kinderen? Zyt gy niet hunne Leidsvrouw? Wel, aan wien zullen de Kinderen toch vragen het geen zy wenschen te weten en waar van zy onkundig zyn? - Bedenkt het eens wel! Zyt gy, in die tedere jaaren niet, Alles voor hen? Alles voor hen! Verrukt U, ô aandoenelyke Vrouwen, dat denkbeeld niet! Ik weet wel dat men een Kind niet alles kan | |
[pagina 89]
| |
zeggen; dat men zomtyds een weinig verlegen kan zyn - Maar is het, voor eene verstandige Moeder, echter onmooglyk om vragen, die eerbiedig, ten minsten met beleefdheid, gedaan worden, zo te beantwoorden, dat het Kind voldaan is, en echter niet meer weet dan het weten moet? Hoe! is er dan geen middelweg tusschen niets, en tusschen alles te zeggen - Wel, hoe gaat het dan in de beschaafde Byëenkomsten? Op de wys, waar mede een Kind iets vraagt, kan veel te berispen vallen; maar op een vraag niet... Hoort my uitspreken, zorgvuldige Moeders! Ik weet waar gy heen wilt - Mag ik U goedrond goed zeeuwsch antwoorden? Losse, onbetaamlyke uitdrukkingen, onhebbelyke houdingen, al te vry handgebaar, en, om alles in één woord te noemen, eene slordige Opvoeding, veroorzaken, (de ondervinding leert het, helaas!) gedagten by Kinderen, en gevolglyk vragen, (want een Kind weet van geen ontveinzen) die geen Kind, dat zedig wordt opgevoed, vormen kan; om dat die driften, waar voor het nog volmaakt ongeschikt is, nog slapen; of wilt gy, in hare bekleedzels nog liggen ingewikkeld - Een Kind vraagt niet, kan zelf onmooglyk iets vragen, waar van hem het aanwezen onbewust is - Het doet des aan uwe wyze van Opvoeden weinig eer, als uw Kind naar dingen vraagt, die het uit zich zelf onmooglyk kan weten; en die de voorzichtigheid U verbiedt ten vollen te beantwoorden - Draagt gy des, ô achtingswaardige | |
[pagina 90]
| |
Moeders! alle mooglyke zorg, dat uwe Kinderen geene de zwakste scheemering van zulke gedagten krygen, die gy hen niet kunt ontwikkelen; en waar van zy, (ik herhaal het,) niets zouden weten, zo zy zedig en betaamlyk wierden opgevoed - Daar is eene onnozelheid die een Kind veel bekoorlyker maakt dan de schitterendste zielsbekwaamheden; zy heeft, met de domheid, niets gemeen - List, ik weet wél dat my dit niet van yder wordt toegestaan, maar waarlyk List, is geen schranderheid; ten minsten, List veronderstelt een oogmerk om te misleiden: en al wat niet eenvoudig eerlyk is, is onzer goedkeuring onwaardig. ‘Gy geeft geen reden aan een Kind’! Meent gy dit wel zo? - Ik kan het niet denken! - Gy zyt immers overtuigt dat een Kind een redelyk schepzel is? Dat de grondslag zyner Natuur (om het zo eens uittedrukken,) redelykheid is? Dat zyne zedelykheid alleen rust op zyne redelyke natuur? Dat zyne Schepper u onder de verpligting gestelt heeft, dat dierbaar, dat Goddelyk geschenk te verbeteren? - Dat, van de volkomenheid der redelyke vermogens van uw Kind, uw en zyn geluk grootelyks afhangt? Hoe! zo dra uw Kind iets onbetaamlyks doet, zegt gy, doe dat niet; en waarom? ‘om dat dit niet redelyk is.’ Deeze anecdote moet ik hier byvoegen. Een zeker Kind deedt iets, 't welk aan zyne Moeder mishaagde: Zy verstandig en zagtzinnig zynde, vroeg: ‘wel Toontje waarom doet gy dat toch?’ | |
[pagina 91]
| |
en het antwoord was: ‘Wel al daarom, Mama!’ Ja hervatte de Dame: ‘al daarom is geen Reden.’ Het Jongske zweeg: maar op zekeren tyd zag het zyne Mama iets doen, waar van het geen begrip hadt. Het vroeg des zeer natuurlyk: ‘Hede Mama waarom doet gy dat?’ Het antwoord was: ‘Al daarom Toontje.’ Ja maar, (hernam het Platje Ga naar voetnoot*) ‘al daarom is geen Reden.’ Nogmaal moet ik voor myne Gunstelingen, uwe Kinderen, de zaak opneemen - Weet gy wel dat het uw onvermydelyke pligt blyft, hen, naar de nimmer feilende, nimmer veranderende wetten der Reden, optevoeden? - Trouwens, wat denkt gy zult gy door deeze verkeerdheid uitwerken? Niets het minste goed! Mooglyk maakt gy hen ongehoorzaam! Mooglyk zullen zy U van eigenzinnigheid verdenken; en vast, zullen zy hun vertrouwen op U voelen verzwakken - Dit alles kunt gy vóórkomen door de inspraakvan uw eigen Moederlyk hart te volgen! Wy Vrouwen wisselen zo veele woorden op eenen dag met onze kleine Snappertjes, dat het op een enkelde vraag waarlyk niet aankomt. Gy merkt, duidelyk, dat ik ten sterksten ben tegen alles wat naar eigendunkelyke Macht zweemt? Gy hebt gelyk - Maar die haatlyke regeeringswyze is nergens zo ongepast als in de Huisselyke Maatschappy; Regeeringloosheid alleen is nog erger: want zy is niets dan verwarring | |
[pagina 92]
| |
- Doch moet men een zeker kwaad niet schuwen, om dat er nog iets veel erger is? Dit zo eens in 't voorby gaan! Is het ook niet onëindig aangenamer te zien, dat Kinderen hunne grootste verkiezingen, hunne sterkste neigingen, hunne hevigste driften; (want neigingen groeijen zeer schielyk op tot hartstochten,) afleggen, ja afkeuren, op de onweerstaanbare stem der overtuigende Reden, die door de liefelyke lippen hunner Moeder spreekt, dan dat zy door harden dwang belet worden hunne begeerte te volgen? Wint gy niet liever gehoorzame burgers voor onze Koningin, (de Reden) dan dat gy der onbillyke Overmagt slaven bezorgt - Neen Moeders! waardeert uwe Kinderen hooger; doet U zelf meerder recht - Laat uwe Moederlyke regeering door de Reden gebillykt worden - Laten de bedaartheid, de inschikkelykheid, de zachtzinnigheid, uwe standvastigheid temperen, en in alle uwe woorden en daaden helder doorschynen. Het streelt de edelaartige inborst der Kinderen; als zy zien dat men hen als menschen handelt - Bedient U van deeze edelaartigheid - zo zy wel geleid wordt zal zy de schoone Bron worden, of blyven, van al wat goed, eerlyk, loffelyk verheven, van al wat deugdzaam is - Verzuimt geen gelegenheid (en zy komt geduurig voor,) om uwen Kinderen aantetoonen, dat de goede gesteltheden des harten verre te waardeeren zyn, boven de vermogens des vernufts - | |
[pagina 93]
| |
Leert hen den MENSCH beschouwen, afgescheiden van de omstandigheden waar in hy geplaatst is - Zegt hen by voegzame gelegenheden: ‘Gy Hebt overvloed, maar er zyn menschen die gebrek hebben aan het noodwendige’ - Toont hen het edelmoedige, en het rechtmatige dat er ligt in mildadig, en gereed te zyn om de stille verzoeken der eerlyke armoede te voorkomen - Leert hen streng zyn omtrent zich zelf, maar toegevend omtrent anderen - Wyst hen het onderscheid tusschen ware en valsche eer - Breidt vooral hun hart uit, door de alles en altoos weldoende menschlievenheid - Neemt alle beginzels van zwaarmoedigheid, van geemlykheid, van eigenwysheid, van styfzinnigheid in den oorsprong weg - Zegt hen: ‘wy zyn van natuur allen gelyk, en hy is de beste, de grootste der Menschen, die de minste gebreken heeft, en de meeste deugden bezit’ - Laat niet toe dat zy uwe dienstboden of hunne, naar de Waereld minderen met verachting behandelen - Leert hen het groot verschil dat er is tusschen eene onbetaamlyke gemeenzaamheid, die alle rangen verward, en eene zondige laatdunkenheid, die niemand meer vernederd, dan hem die haar koestert - Houdt hen duidelyk voor oogen, ‘dat edele gevoelens, goede daden, zoetheid van zeden, hen de liefde en achting van vrye menschen kunnen verwerven; dat al het overige hen, noch wyzer, noch beter maakt in de oogen der verstandigen’ - Verzekerd hen, dat hun tydelyk en eeuwig geluk uw eenig doel is - | |
[pagina 94]
| |
Moeders! weldenkende Vrouwen, is het niet zeker dat het hoofdoogmerk der Opvoeding, inderdaad, daar op uit koomt? - Indien, by het sluiten van den bekrompen kring onzes onzekeren levens, wy, in het Niet wegzonken; of tot het groot Al, weder invloeiden; dan voldeedt Gy, indien gy uwe Kinderen in staat stelde, om hier aangenaam voor zich zelf, en nuttig voor de Maatschappy te zyn - Maar dewyl wy met een Wezen verëenigd zyn, dat niet zal, niet kan ophouden te bestaan; met een Wezen dat eeuwig aanwezig blyven moet, met de bewustheid van alle zyne daden en gedagten, die het hier vormde, hier veroorzaakte; zonder welk wy onze persoonlykheid noodwendig zouden verliezen, zo eischt de verstandige liefde tot uwe Kinderen, dat alle uwe behandelingen omtrent hen, zo zyn ingericht, dat het blyke, hoe sterk gy van deeze ontzachlyke waarheid overtuigd zyt - Er is een tyd dat uwe Kinderen nog geen persoon uitmaken; zo lang treedt gy in deszelfs plaats; in wat opzicht ook. Gy, die alsdan zorgt voor hen, als zy U nog niets vragen kunnen; als gy hunne noden en behoeftigheden moet gissen; Zyt ook verpligt, den God van alle Genade, in gebeden, uwe Kinderen aantebevelen - Er is een tydperk in hun leven, waar in gy hen onmooglyk een denkbeeld kunt geven van eene EERSTE OORZAAK, en van de betrekkingen die zy op ons heeft. Een Kind heeft, zo lang dit tydperk duurt, dat ik liefst niet bepaal, en te minder, om dat yder | |
[pagina 95]
| |
verstandige Moeder gelegenheid heeft dit zelf uittevinden: geen der verëischtens die er geëischt worden, in eenen Bidder - Dit zo zynde (gelyk het onbetwistbaar is) zo is de vraag of bedenking, ‘moet een Kind bidden’ onnodig - Hy, die (zeker, uit goede beginzels, maar juist niet met het verëischte verstand,) dit stelt, dient aan te toonen dat een Kind dadelyk bidden kan - Laten wy om hier van verzekerd te zyn eens onderzoeken. Wat is eigentlyk bidden? ‘Bidden is immers eene betuiging dat my iets ontbreekt; 't welk ik my zelf onmooglyk geven kan, en daarom dat verzoeke van eenen anderen, die ik vertrouw dat in staat is my dat te kunnen, en te willen schenken.’ - Heeft nu een Kind eenige bevatting van dit alles? Of is een onverstaanbaar uitstaamlen van eenige woorden, aan een Kind voorgezegt, Bidden? - Ik mag my hier niet breder uitlaten; ik zou tot byzonderheden moeten komen, die weinig eer zouden doen aan de begrippen, die veele Oudershebben van eenen redelyken Godsdienst. Maar, ik houde dit onhebbelyke, ook méér voor de vrugt der onbedagtzaamheid, als wel voor een uitspruitzel van onkunde. Denkt dan, bid ik U, wat of gy doet, als gy uw staamlend Kind een Gebed doet uitstorten, 't welk door den Goddelyken Grondlegger onzes Godsdienst, ons zelfs geleerd is. Deeze onbevoegtheid der Kinderen, om te bidden, vloeit alleen voort uit gebrek van denkbeelden, en kan des, door de wyze van Opvoeding, | |
[pagina 96]
| |
langer of korter duuren - Hoe noodzakelyk is het dan, ook om die reden, de Opvoeding geregeld, en Godsdienstig aan te leggen; daar zy zo veel kan toebrengen om de kennis van God te vervroegen! Zo gy met uw Kind niet spreekt, over den Almagtigen, Alwyzen, Algoeden Schepper en Regeerder, van alles, voor het in staat is SAMUEL CLARKES Ga naar voetnoot* Boek over de Goddelyke Eigenschappen te lezen; dan, dunkt my, wagt gy veel te lang; om dat dan zyn verstand reeds bereidt is, die gesprekken te verstaan; spreekt Gy van een' God voor dat zyne gedagte op iets dat niet in 't oog valt, in staat is zich te vestigen, dan verhaast gy dit onderwys vrugteloos. Ik herhaal het duidelyk; ik bepaal dien tyd niet; zy is niet te bepalen; omstandigheden hebben er te veel deel in - maar zou het niet allerveiligst wezen, een Kind zo op te voeden dat het ongemerkt gebragt wierd tot vragen van deezen aart - Een Kind ziet een Horloge; het trekt zyn aandagt, als iets moois, hy ziet het in Moeders handen, zy doet het open, zy toont hem hoe fraai dat het gemaakt is, en zegt het waar toe het dient - Zou een Kind dat in staat is dit met aandagt en genoegen te zien, (een Kind dat zo nieuwsgierig is!) niet vragen wie of dat werk gemaakt heeft; het zal toch zeker niet in 't hoofd krygen dat het van zelf zo wierdt - Hier, brave Moeders, hebt gy de beste, en denkelyk de eerste ge- | |
[pagina 97]
| |
legenheid, om met uw Kind te spreken van iemand die het niet kent, noch ziet, en echter de Maker is van dat Kunstwerk. Zal een dus wel opgevoed Kind, 't welk men gewend om zyn gezigt te gebruiken; 't welk men voorgaat in dus te doen, niet zo wel zyne oogen eens vestigen op de Zon, voor al, als men het die by het op- of ondergaan aanwyst? Zal het niet even natuurlyk vragen, ‘Wie heeft de Zon gemaakt; als wie heeft dit Horloge gemaakt?’ Nog eene anecdote. Zeker my wel bekent Kind wierd, nog maar zeer jong zynde, van den Predikant, waar by het Cathegiseerde, ondervraagt over het bestaan eens Oppersten Wezens. Het sprak gezonde taal; maar het was voor een man van kundigheid, niet moeilyk een Kind, op dit stuk, te verstommen. Hy wierp het eenige dingen tegen, waar het voor stond! Doch het knaapje, naauwlyks zes Jaaren oud, zich wat bedagt hebbende, want het was gantsch niet overtuigt, ofschoon het niet wist te antwoorden, rees in vuur overëind, en zei: ‘Dominé als my iemand zegt dat er geen God is, dan zal ik hem vraagen: Wel wie heeft dan de ZON gemaakt?’ Hoe eigenaartig is als dan de aanleiding, om uw Kind de eeuwige en onveranderlyke waarheden van den Natuurlyken Godsdienst voor te houden! - Moeders! hier komt nu een groot talent van spreken te pas - gy zult overreden, zo gy klaar, duidelyk, met reden, ernstig, vriendelyk, met eene eerbiedige houding spreekt, want gy | |
[pagina 98]
| |
spreekt tot Kinderen die nog geene vooroordeelen hebben; die niet weten dat er Menschen zyn die hun vernuft misbruiken om de heiligste zaken bespottelyk te doen schynen, in de oogen van die armhartige schepzels, die eigentlyk niets weten, niets denken; en hunne eigen nietigheid pogen te verbergen door zottelyk voor te geven, dat zy niets geloven - Zegt hen dan: ‘Daar is een Eerste Oorzaak van alles; deeze noemen wy GOD ...! Die God heeft alles gemaakt, Hy bestiert en regeert alles. Die God weet alles; niets is voor hem verborgen. Maar, myne Kinderen, deeze kennis is voor U niet genoeg - Weet dan, dat die God zich aan de Menschen heeft geöpenbaart, als hunnen Schepper, Regeerder, en Vader - Hy gaf ons wetten om onze gedagten, neigingen en daden, daar naar te schikken - Zyne gunst is het zalig loon van onze gehoorzaamheid, wy kunnen niet gelukkig zyn, indien wy den weg verlaten, die God ons aanwyst om zodanig te worden - Wy verlaten dien weg als wy zyne Geboden verwaarloozen - Alle de Wetten die Hy ons gaf overtuigen ons van zyne goedheid, heiligheid, en wysheid - Nimmer kan de verstandige aan dien God denken zonder de diepste eerbied; nimmer van hem spreken, dan met een heilig ontzach: maar het denkbeeld van zyne onbeperkte goedheid, van zyne weldadigheid, van zyne zorgvuldigheid voor al wat leeft, vervult de ziel der Deugdzamen met de reinste dankbaarheid, met de volmaakt- | |
[pagina 99]
| |
ste gehoorzaamheid, en met de allerverhevendste liefde - Die God gaf ons het Geweten, ten trouwen raadsman - Het is het geweten, dat uwe daden en gedagten goedkeurt, of veroordeeld: Zo gy het altoos hoort, zult gy uwen plicht doen; zo niet, ongelukkig worden - Als de mensch sterft, myne Kinderen, vertrekt de ziel alleen van deeze aarde, doch blyft eeuwig in wezen - In dat leven zal zy maaijen al naar zy gezaait heeft: Heeft zy God gedient, dan zal zy een Voorwerp zyn zyner gunst; heeft zy God vergeten, de gevolgen daar van zal zy niet ontgaan.’ Dit alles is voor een aandagtig Kind, 't welk reeds kan vragen, ‘wie heeft de Zon gemaakt’? zeer bevattelyk - Zo dra gy overtuigd zyt, dat het Kind U wél heeft verstaan; 't geen gy uit zyne vragen en aanmerkingen best zult kunnen beöordeelen; dan, en niet eerder, is het in staat om kennis te ontvangen van den heiligen Christelyken Godsdienst. Toen de diepdenkende Apostel Paulus, aan de Atheners den Christelyken Godsdienst verkondigde, leerde hy hen eerst, den ONBEKENDEN GOD kennen; vervolgens ging hy over tot de Leer des Euangeliums: die wyze Man handelde in deezen zeker met verstand en naar eene nutte schikking - Het komt my vóór dat men, insgelyks, met onze Kinderen dus behoorde te handelen - Hoe eigenaartig is het, hen eerst den Natuurlyken Godsdienst te leeren kennen, voor men hen van | |
[pagina 100]
| |
den Christelyken spreekt - 't Is immers wáár, dat de Natuurlyke, de grondslag van den Christelyken Godsdienst is? De Waarheden die de eerste leert, zyn eeuwige Waarheden; de laatste is alleen volmaakter in allen deele; en maakt ons den Weg ter Zaligheid uit Gods naam, bepaaldelyk, bekent. Geeft hun een geleidelyk historisch denkbeeld of verhaal van de Goddelyke zending onzes eeuwig geprezenen Zaligmakers. Zegt hun, zo gy ziet dat zy daar voor reeds vatbaar zyn: ‘Het heeft den wyzen en goeden God behaagt, op zekeren tyd, door hem, naar zyne vrymagt daar toe bestemt, eenen Persoon in de Waereld te zenden, uitgerust met alle de verëischtens om te voldoen aan het groote einde, de Zaligheid der Menschen - Zyn Karakter was zo voortreffelyk, zyne Wysheid zo uitmuntend, zyne Macht zo ontzachlyk, zyne Goedertierenheid zo uitgebreid, zyn Wandel zo heilig, zyne Bevelen zo heilzaam, dat gy hem niet zult leren kennen zonder hem te beminnen als de weldaadige, de beste Vriend der Menschen, zonder hem te eerbiedigen als Gods Gezant, zynen Zoon, zonder hem te danken als ook uwen Zaligmaker’ - Spreekt tot hun van zyn voorbeeldig leven, zynen ysselyken Zoendood, zyne Opstanding, zyne Hemelvaart; doch niet meer dan uwe verbaasde en ontroerde Kinderen zullen kunnen dragen - Zegt hen vervolgens dat God de Zaligheid der Christenen gehecht heeft, aan hun Geloof in dien Za- | |
[pagina 101]
| |
ligmaker, gepaard met eenen deugdzaamen wandel - Vermydt alle Theologische kwestiën (zo ze U by geval bekent waren) maar dringt aan op het zedelyk gedeelte van hunnen Godsdienst; wyl dit het bevattelykste voor hen is, en de eenige regel van alle hunne redelyke en zedelyke daden moet zyn - Ziet daar, Nederlandsche Moeders, dit hebbe ik voor lange gewenscht U te mogen zeggen - Ik durf U nederig verzekeren, dat ik over dit onderwerp met aandacht gedacht hebbe; en dat ik mooglyk U veel meerder zoude kunnen zeggen; doch dit is, als nu, myn oogmerk niet - Ik noem dit stukje alleen eene schets. Laat uw gezond oordeel die uitwerken - Het is slegts eene leiding: 't zal aan U staan om die al, of niet, te volgen - Mooglyk ontdekt gy hier het een of ander, waar over gy nooit of niet genoeg gedacht hebt: Hoe het zy, myn oogmerk, durf ik zeggen, is zo goed, zo eerlyk, zo getrouw, ten uwen opzichte, dat ik, zo Gy deeze schets niet gelieft in te zien, my zal vertroosten met de bewustheid dat ik uw nut beöogt hebbe - Gy zult niet kunnen ontkennen dat ik, in U en in uwe Kinderen, een waar belang neem; dat ik door eene gekkelyke vertooning van meerderheid uwe koele verachting niet heb opgewekt. Neen, brave Vrouwen! myne achting voor uwe natuurlyke bekwaamheden, myne erkentenis voor uw liefderyk hart omtrent uwe Kinderen; (in wier welstand ik, als eene ware en yverige Vriendin onzes dierbaren Vaderlands zo | |
[pagina 102]
| |
veel deel neem,) myne zucht om U, is het doenlyk, in uwen moeilyken post behulpzaam te zyn, hebben my eindelyk aangemoedigd tot iets dat gy misschien niet van my wagtte - Ik heb U het Tooneel des Huisselyken levens zo afgebeeld als het in de vreedzame woning der Deugdlievenden waarlyk is; ik heb gepoogt U uwe waardigheid onder het oog te brengen; zy die ons, zo kragtig, ondersteunt, in moeilyke plichten - Ik heb U herinnerd welk een onëindig onderscheid er is, tusschen de stille lofspraak der deugd, en de wilde toejuiching der zulken die beneden uwe aandacht zyn, en behoren te zyn - Om te voldoen aan den pligt, die God en de Natuur van U vorderen, zo dra gy Moeder zyt geworden, is het nodig uwe kennis uit te breiden - Hier toe heb ik U aangemaand; en dit neemt gy zeker ten besten? Mooglyk zegt gy, na dat gy dit stukje zult gelezen hebben, immers tot dus verre: ‘Is er zo veel nodig om Kinderen op te voeden, wat moet er dan worden van dit onnoemlyk getal Kinderen, wier Ouders te verre beneden onzen gelukkigen middelstaat zyn, om iets dergelyks van hun te kunnen eisschen’? Deeze Bedenking heb ik vóórzien. Zy kan uit zeer onderscheiden gronden voortkomen - Ik vertrouw dat zy my niet door een onëdelaartig overleg word tegengeworpen; maar door eene oprechte en menschlievende bekommering, bewogen met het treurig lot der onnozelen - Dewyl ik de vryheid nam U over dit stuk, de Opvoeding, | |
[pagina 103]
| |
te onderhouden, kunt gy van my eischen dat ik U antwoorde - Ik zal het ook doen - Ja, myn hart schreit wel eens in my, als ik zie hoe droevig, hoe allerëlendigst, het met de Opvoeding gestelt is in de wanhebbelyke hutten der vuigste Armoede - Goede God! dagt ik wel eens als ik gelegenheid had om dit elendig schouwspel, schoon maar van verre, te zien: Is dit uitschot des Menschdoms, dat in ondeugd en gebrek, in baldadigheid en kommer, in buitensporigheid en in ziekte, het leven door gaat, oorspronkelyk het zelfde met het beschaafde deel des Volks! Zyn dit schepzels naar uw beeld gevormt! Zyn dat wezens, wier natuur edeler is dan die der Dieren! Zyn zy tot een eeuwig, tot een verheven geluk, oorspronkelyk geschikt! Zy die noch zedelykheid, noch redelykheid kennen - Zy wier beste hoedanigheden alleen stuiptrekkingen zyn van menschlykheid. Zy die zonder God in de Waereld zyn; zy die onkundig zyn van de eerste beginzels des Godsdienst: moet men niet yzen voor de vrugtbaarheid deezer zedelooze menigte! Maar, tederlievende Moeders! wat kunnen wy doen, ter verhoeding van alle deeze onhebbelykheden, van alle deeze verwarringen? Ik vrees dat het eene harssenschim is, die de goedhartigheid vormt, om zich te troosten, als men zich verbeeld, deeze woeste hoofden der huisgezinnen te verbeteren - Laten wy dan onze zorgvuldigheid besteden voor hunne Kinderen; en aan die zo veel goed doen als wy kunnen - Heeft de Voorzienig- | |
[pagina 104]
| |
heid U met overvloed bedeelt; ô besteed daar van een gedeelte ten besten hunner Kinderen - Welingerichte Scholen zullen hier denkelyk het best aan het oogmerk voldoen - Wat weet gy of er nog niet wel onder deeze ruuwe menschen; (want hoe laag zy ook in de rei der Menschen staan; zy blyven echter Menschen,) zullen gevonden worden die van hunne Kinderen zullen leeren, dat er een God is; dat zy eeuwig zullen leeven, dat er een Zaligmaker is? Hoe het zy, dit zyn voorwerpen van ons medelyden; laten wy hen der Godlyke barmhartigheid aanbevelen; en zo schranderer vrienden van het Menschdom iets mogten uitdenken, 't welk men ter hunner verbetering zoude kunnen doen strekken, laten wy dan, yder, alles toebrengen, waar toe wy in staat zyn. Is het mooglyk, voorziet ten minsten in hun gebrek. Want de allergruwlykste armoede is, meermaal, de vrugtbare moeder van euveldaden, die ... maar niet meer. De Hemel zy echter gedankt, de geheele verbastering onzer natuur is zo algemeen niet als de zwaarmoedige naauwgezetheid zich wel eens verbeeld. De nutte Boerenstand is er niet van te beschuldigen; en hoe groot is het getal der Landlieden wel in ons volkryk Vaderland! Men vindt, onder het zindlyk rietendak van eenen naerstigen Landman, geen spoor van die onteering der Zeden, die wy zo even, met smarte en verontwaardiging ontdekt hebben, by het Gemeen onzer groote Steden - De kring zyner denkbeelden is | |
[pagina 105]
| |
niet groot, maar hy weet echter genoeg in den engen omtrek zyner pligten - De meeste hunner kunnen lezen en schryven, zy gaan of ter Kerk, of ter Vermaning, of ten Sermoene, ja zy zyn, op dit stuk, al vry sterk gezet - Zy zenden hunne Kinderen ter school, zy laten die door den Predikant, den Preker, of den Pastoor hunner Plaats onderwyzen; en dewyl het hier myn plan niet is, om aan te toonen, dat er zeer schrandere Kinderen onder gevonden worden, zo zal ik alleen maar aanmerken, dat dit gedeelte der Ingezetenen, geenszins behoort onder die beklaaglyke menigte, waar van wy gesprooken hebben - Verheven kundigheden heeft hy niet; die moet hy niet hebben - Een Boer is geroepen om te werken; niet om fyngesponnen Systemata te verzinnen - Maar hy weet dat er een God is, en hoe gebrekkig hy dat ook wete, dit staat by hem vast, dat Hy dien God moet danken en bidden; dat hy de Prediking zynes Woords moet gaan hooren; en dat hy zyne Kinderen, in zynen staat, wel moet optrekken - De kleinder Maatschappy waar in hy leeft, brengt den hupschen Boer veel nader by beschaafder Huisgezinnen; dit wekt zyn eerzucht op, hy vindt behagen in opgemerkt, in toegesprooken te worden; en dus heeft hy een prikkel te méér, om een ordentelyk Man te blyven; zyne Kinderen wel op te voeden, zyn Huisgezin wel te bezorgen, en zynen arbeid naerstig te agtervolgen - Hoe veele gezegende vrugten ontfangen wy niet uit den arbeid! vadzige luste- | |
[pagina 106]
| |
loosheid en luiheid, zetten wyde deuren open voor allerhande onbetaamlykheden - Die altoos; het zy met zynen geest, het zy met zyne handen werkt, heeft waarlyk de tyd niet om veel ongeregeltheden te pleegen - De arbeid van den Landman is de arbeid van eenen vryen Mensch - Hy is zyn eigen Heer, en zo hy schot en lot betaalt, heeft niemand over hem iets te zeggen - Zo is het niet in de groote Steden - Daar onderdrukt de trotsche Groote, door weelde en verwyftheid verlaagt, den gemeenen man; en die neemt iets slaafachtigs aan; ziende dat hy overal, zo niet veracht ten minsten niet opgemerkt wordt; hy rekent zich als ontslagen van veele pligten, om dat hy byna meent, inderdaad tot een ander soort van schepselen te behooren - Voegt hier by, woeste driften, slegte Huwlyken, verkeert overleg, sobere kostwinningen, en meest altoos veele Kinderen. Die menschen die wy gemene Burgers noemen; Menschen die in 't zweet huns aanschyns hun brood eeten, (wyl zy te vaderlandsch dagten, om, door behulp eens livreiroks en slaafsche diensten, hun Fortuin te zoeken Ga naar voetnoot(*)) ontbreekt het ook veel | |
[pagina 107]
| |
meer aan tyd, dan wel aan middelmatige kundigheden en eerlyke begrippen, om hunne Kinderen wél op te voeden - Oplettende Menschenvrienden, ontdekken ook, in deezen levensstaat, het uitgestrekte nut onzer wel ingerichte Godshuizen; want, zo men enkelde persoonen uitzonderd, zo is het onbetwistbaar, dat zy ons zeer veele der braafste Inwoonders leveren - Is 't wonder? Daar wy allen zo wel overtuigd zyn, van de byna alles vermogende kracht der Opvoeding? De denkbeelden die zy in deeze treffelyke Gestichten ontfangen hebben, nopens God en Godsdienst; de nutte handwerken en ambachten waar toe men hen heeft aangelegt, spreiden eenen geest van Burgerlyke geschiktheid, van Godsdienstige betaamlykheid over hun en hun Huizelyk bestier - Niet te vroeg zonder toezicht over hen, in de Waereld gezonden, doorgaans reeds door eene gevestigde genegenheid bepaalt als zy deeze Huizen verlaten, hebben zy alle gelegenheid om de begrippen, die men hun van hunne pligten gaf, op te volgen - En dewyl het nu, ô Moeders! myn oogmerk was uwe Kinderen niet tot Rariteiten, maar tot Menschen te vormen, zo blykt het duidelyk dat ook deeze Menschen, ter bereiking deezes doels, daar in voor U niet hebben te wyken; want, een Kind van een ambagtsman, of van een gemeen handwerksman, moet niet opgevoed wor- | |
[pagina 108]
| |
den als een Kind van aanzienlyke lieden die in grooten overvloed leven. Dan, (op dat men myne bedoeling niet misvatte) dan zo verre het den Mensch betreft - Laten wy hier een weinig meer van zeggen. Wy zien, (en dit is in deezen voldoende,) wy zien, dat de aanbiddelyke Regeerder van alles, een groot onderscheid, in staat, rang, en omstandigheden, gemaakt heeft, omtrent Wezens die oorspronkelyk de zelfde zyn - Hy schikt deezen tot den troon, en den anderen tot den ploeg - Onze plicht bestaat daar in, dat wy ons zo goed mooglyk bereiden ter vervulling van dien post, waar in wy ons bepaalt vinden - Alles wat ons daar van aftrekt is nadelig, en uit dien hoofde is het aan den eenen levensstaat gegunt deze, en aan eenen anderen die uitspanning te nemen, wyl zy meerder betaamlyk zyn, om dat zy meer overeenkomen met dien of deezen staat, waar in wy ons bevinden - By voorbeeld. De ryke, de aanzienlyke heeft geheel andere plichten te vervullen, dan de arme en onbekende - De Vader des Huisgezins, als hy die zo gelukkig niet is van zyn Echt met Kinderen gezegend te zien; De Moeder, als die vrouw, die nooit de goedheid van haar schrander en verheven karakter heeft kunnen toonen als Moeder. In zo verre, en ook in geenen anderen zin, zeg ik, (en 't is inderdaad zo,) dat de Bestemming hunner Kinderen geheel anders is, dan de uwe - Vaart wel Dames! ik heb dus verre tot U gesproken, nu kan ik van myn menschlie- | |
[pagina 109]
| |
vend hart onmooglyk verkrygen, het volgende niet te zeggen tot die Vrouwen, die in Rang beneden U zyn, maar die zeer wel in staat zyn om te oordeelen over het geen ik ten besluite zoude zeggen, over een onderwerp, waar in zy even groot belang hebben als gy. Gy, ô Moeders! tot welke ik nu spreek, verdenkt my immers niet van eene belangelooze, laat ik duidelyker spreken, van eene onbetaamlyke, onverschilligheid omtrent uwe Kinderen, om dat zy door my niet in éénen rang geplaatst worden met die uwer Meerderen? Gy zoudt my verongelyken, ja bedroeven - Ik geloof, dat gy niet zeer veele zulke oprechte Vriendinnen hebt, als ik waarlyk van U ben - Om dat ik zeg, dat uwe Kinderen eene gansch andere bestemming hebben, dan de Kinderen der Aanzienlyken; zoudt gy dáár uit besluiten, dat deeze uwe Kinderen, daar door, minder gelukkig zouden zyn, dan de anderen? Dit ware verkeert! Leert liever met my, U eerbiedig verwonderen, over de Wysheid van dien God dien wy aanbidden! Hy heeft het Geluk niet gehecht aan deezen of dien levensstand, maar het is te omhelzen, waar? overal daar brave Menschen zyn; en het vliedt elk, die het niet langs de eerlyke wegen der Deugd zoekt! De genoegens der Reden, de stille verrukkingen der Natuur, de vertroostingen des Godsdiensts, zyn het zalig deel van elk die God vreest; die de stem der Reden met aandagt hoort, en de zoete inluisteringen der Natuur niet ver- | |
[pagina 110]
| |
smaad, maar opvolgt. En die zulke aandoenlyke genoegens smaakt, is die niet gelukkig om dat hy geen prachtige koets houdt, of geen twintig duizend guldens of meer jaarlyks verkwisten kan? ô Laten wy beter denken van dien God, die geen aanziener des persoons is; van een God, die ons zo duidelyk toont dat niets ons in zyne gunst kan herstellen, dan een gelovig en deugdzaam leven. Oordeelt zelf! Toen gy de eerste maal Moeder wierdt van een schoon gezond Kind, waart gy toen minder gelukkig, om dat gy het niet dan gemak, zindelyke luijers, en welbereid zog kondt toedienen; dan die Vrouw, die in pracht en overvloed leeft; en zo hoog in rang boven U verheven is? Of zal dat zoetaartig knaapje, 't welk nu aan zyn 's Vaders schoot speelt, of alreeds 's Vaders handwerk nabootst, minder gelukkig zyn, wanneer het, ouder zynde, nevens zynen naerstigen Vader een nuttig ambagt oeffend; wanneer het zyn klein dagloontje, nevens de winst uws mans, in de huishouding brengt; dan dat even behaaglyk Jongetje, dat nu aan een tafel met zyne Moeder printen ziet, en tot een lastig, maar teffens, ik beken het, aanzienlyk ampt zal worden opgeleid? Gelooft het niet - Uw Kind kan even gelukkig worden, en heeft geen minder kans om het te worden; zo gy het betaamlyke indrukken geeft van zynen staat; en aantoont, dat het doen van onzen plicht ons alleen gelukkig kan maken; en dit alleen. Hoe, zyn de zegeningen des Almachtigen dan alleen aan- | |
[pagina 111]
| |
zien en overvloed? en geniet gy, om dat gy deeze twee dingen mist, dan niets dat in staat is om uwe dankbaarheid op te wekken? - Zyn gezondheid, wakkerheid, vergenoeging, de verkwikkelyke slaap, door geene ydele zorgen verhinderd, dan gene weldaden? Zo wy alle denkbeelden, die ons als Menschen niet eigen zyn, maar die de vrugten zyn van vooroordeelen, en gebrek van doorzicht, afkeerden, wy zouden geduurig ondervinden dat God ons wel doet. En waar vindt men, doorgaans, de meeste deezer zegeningen? Waar ziet men de vergenoegdste aangezichten? Waar is de meeste gezondheid, vaerdigheid en blymoedigheid? Waar is de Echteliefde bestendiger? Waar houdt men de gerustste maaltyden? Is het niet, naarstige Burgers, daar, daar gy gezeten zyt? Is het niet daar, daar eerlykheid en vlyt het brood ter tafel brengen? Is het niet daar, daar de wellustige levenswyze de oorspronkelyke Nederlandsche eenvoudigheid nog nooit heeft onder de oogen gezien? - Zo veel geluk is voor U bereidt, en gy zoudt denken dat gy niet gelukkig zyn kunt, zo uw Kind het in de Waereld niet verder brengt dan zyn Vader - Neen, Moeders, in deezen denkt gy verkeerd - En gy, zoete knaapjes, geestige Meisjes, acht de Waereld U gering? ô de Waereld is zo weinig in staat om wél te oordeelen, dat zy, by verstandigen, zeer weinig in aanmerking kan komen - Lieve Kinderen, weest vrolyk in uwen staat; als gy ouder zyt, zult gy, denkelyk, ondervinden, dat | |
[pagina 112]
| |
uw geluk in uwe eigen hand is - Geene der genoegens, die gy als menschen kunt, en als Christenen moogt begeren, zyn boven uw bereik - Uw geest is even volmaakbaar als de hunne; uw verstand even geschikt tot opmerken; uw ziel is, zo wel als die van hun, gevormt voor de Eeuwigheid - Uwe zintuigen zyn even volkomen, en uw hart, zo gy het niet van zyn natuur vervreemt, maar zyne zachte aandoenlykheid laat behouden; uw hart, zeg ik, zal geen minder genot hebben van uw geluk, dan dat der Grooten der Aarde - Weest gy alleen het geen gy zyn moet. Berust niet slegts in, maar dankt God voor alle zyne schikkingen. Bemint de deugd; zy is de Leidsvrouw ter Gelukzaligheid; en DIENT GOD IN BLYDSCHAP! |
|