Maar ik denk niet, dat zo een braaf meisje zich zal vergooijen aan een jongen, die al zyn verdiensten aan zyn Snyer en Kapper verpligt is; die, als een regt vrouwenaapje, daar zo heen kwispelt, en twee orloges draagt, daar ik zo satans nydig over kan worden, dat ik hen wel eens een losse maling wou geven.
Ik heb wel gehoort, dat vele Dames, by de Twaalf geloofsartikelen; - die gy immers wel pront kent, hoop ik? - dit tot het dertiende maken: ‘Ik geloof, dat de bekeerde lichtmis de beste man maakt.’ Geloof het niet; 't is allemaal leugen; er is geen stip waar aan, geen kriezel.
Hoe zou het my bedroeven, als ik merkte, dat gy deeze kettery toestemde! Gy meisjes praat, (de wyste niet te na gesproken,) somwyl, als of gy in uw harssens gepikt waart. Wat weet gy toch van lichtmissen? Een losse malle jongen, die zyn goed verbruit, en om peper moet, om dat hy zyn koorntje groen at, is geen lichtmis; hy is een gek, die men te Delft moest gaan opsluiten.
Een Lichtmis is een gerafineerde Deugeniet, die zyn roem en vermaak stelt in eerlyke jonge meisjes en brave vrouwen te bederven; die Gods geboden veracht, de wetten der vriendschap schendt; met zyne eeden speelt; met één woord, een allerverfoeilykst man, die te gevaarlyker is,