Economische liedjes(1781)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] De hupsche boer. Wys: Azor! Azor! Myn lief! myn lief! staat u myn' wys van leven, (Zyt gy zo verandert,) nu in het geheel niet aan? Zeg my, wat tekens zal ik u toch geven, Dat myn geluk niet slechts bestaat in waan? Gy my verlaaten? Heb ik dat te vreezen? Om dat ik op het land Gestaadiglyk moet wezen? Geef my uw hand, Myn lief, geef my uw hand, geef my uw hand. Gy spraakt weleer, ik wil hier buiten woonen. Toen vondt gy uw vermaak in dit lieve stille veld. Wat vriendschap woudt gy my toen al betoonen! Wat hebt gy my toen niet al moois vertelt! Gy gingt naar buiten [pagina 81] [p. 81] Om de koeyen te dryven, Ja dat deedt gy toen; En wilde toen lang blyven, By my in 't groen; Dan zei jy: ô hoe aangenaam is 't groen! Myn Kniertje, ik heb een stukje lands gaan kopen, Zo schoon als er ooit in de Beemster was. Gy zult myn paarden, en ossen daar zien loopen. Je hart zal verdaagen, zo schoon is het gras. Gy zult zelf melken; 'k Zal bles aan jou vereeren, Zy is de mooye swart bont; En wat je zult begeeren, Krygje terstond: Want al wat ik heb dat is jou gegont. [pagina 82] [p. 82] Myn Boerdery is aangenaam gelegen; Ik zie uit myn voorhuis zo vlak op myn land; Al 't spul is zo knapjes; myn Kniertje, de wegen Zyn breed, zyn effen en zeer goed beplant. Myn lieve Kniertje! Wilt gy my niet hooren? Wat heb je aan de stad? Heb ik jou verlooren, Ach my! myn schat! 'k Dagt datje aan my ook nog zinnigheid hadt. ô Ja ik zal zelf by het Heerschip komen, En zeggen dat my zyn derde meid schort. Al wierd het ook van jou niet welgenomen; Ik word door de liefde hier toe aangeport. Ik jou vergeeten? [pagina 83] [p. 83] Dat zal niet gebeuren! 'k Heb u steeds bemint. Kan dat u versteuren? 'k Blyf toch, myn kind, Die zelfde Jaap Keezen die jou bemint. Wat, zoete meisje, deedt u dus verandren? Wat geeft u toch de stad? 'k versta er niets van. Beminnen wy weêr als voormaals elkandren, En neem jou getrouwen ook tot uw man. Schei uit met dienen. Jy kunt niet verzinnen, Hoe wel je zult doen, Met my te beminnen; Dan zit jy in 't groen; Je bent Vrouw en voogt, en woont in het groen. Vorige Volgende